Algemeen Magazyn, van Wetenschap, Konst en Smaak (1784-1791)

Titelbeschrijving
Algemeen Magazyn, van Wetenschap, Konst en Smaak.

Periodiciteit
Voor nr. 1 van dit kwartaalblad wordt geadverteerd in de Nederlandsche Courant van 8 oktober 1784. Om de ‘drie Maanden [zal het] met een dergelyk Stukje vervolgd worden’. Voor nr. 2 wordt inderdaad drie maanden later geadverteerd: in de Hollandsche Historische Courant van 1 januari 1785. Wat deze frequentie betreft is het verrassend dat in de Zuid-Hollandsche Courant van 19 december 1785 bij nr. 6 wordt vermeld ‘waarmede het eerste deel compleet is’ (idem deel 2, nr. 6: advertentie Nederlandsche Courant 23 april 1787).
De titelpagina’s van de halfjaarlijkse delen hebben in het impressum als jaartal: deel 1-1 (1785) en deel 1-2 (1785), deel 2-1 (1787) en deel 2-2 (1787), deel 3-1 (1788) en deel 3-2 (1788), deel 4-1 (1789) en deel 4-2 (1789), deel 5-1 (1791) en deel 5-2 (1791).

Bibliografische beschrijving
In groot octavo.
Ieder halfjaardeel bevat ruim 500 pagina’s. De pagina’s worden per jaargang doorgenummerd. Incidenteel zijn er illustraties opgenomen, zoals in deel 5, nr. 1 (advertentie Oprechte Haerlemsche Courant 15 juli 1790).
Aan het einde van elke jaargang is een (ongepagineerde) inhoudsopgave opgenomen. Deel 5-2 bevat tevens een trefwoordenregister over alle delen.

Boekhistorische gegevens
De advertenties zijn geplaatst door de Erven P. Meijer en G. Warnars uit Amsterdam, die ook op de titelpagina vermeld staan. Zij hebben ook het drukwerk verzorgd: bij hen is immers, zo kondigen zij in de Nederlandsche Courant van 8 oktober 1784 aan, de eerste aflevering ‘van de Pers gekomen’. Ook wordt in deze advertentie de voorrede genoemd, die als losse folder gratis verkrijgbaar is (opgenomen in deel 1-1).
Vanaf deel 5-1 staat alleen nog de naam van Gerrit Warnars in het impressum. Vlak voor het overlijden van Pieter Meijer in 1781 was diens oudste dochter getrouwd met Warnars, die zich blijkens Meijers testament had verplicht als zaakgelastigde op te treden van de Erven Meijer. 
Prijs van nr. 6: 16 stuivers (Nederlandsche Courant 10 februari 1786).

Medewerkers
Veel artikelen zijn niet ondertekend. Opvallend is dat dit vaak wel het geval is waar het natuurkundige bijdragen betreft:

¶ A.P.v.T. (=Adriaan PAETS VAN TROOSTWIJK (1752-1837)): ‘De vorderingen, die men in de Luchtkennis gemaakt heeft, en de ontdekkingen, welke daaruit zyn voortgevloeid’ (deel 1). De Amsterdamse zakenman en amateur-chemicus, die in 1790 met onder meer Jan Rudolph Deiman het Gezelschap der Hollandsche Scheikundigen zou oprichten, schreef ook ‘Schets der nieuwe ontdekkingen omtrent het Water, voorgeleezen in het Genootschap Concordia & Libertate’ (deel 4).
¶ Samen met de natuurkundige en arts (en later zelfs minister van Oorlog) Cornelis Rudolphus Theodorus baron KRAYENHOFF (1758-1840) schreef hij verder: ‘Verhandeling over zekere onderscheidene figuuren, welken door de Elektriciteit worden voortgebragt’ (deel 2).
¶ KRAYENHOFF schreef ook: ‘Onzydige beproeving en verdeediging der Metaalen Blixsemafleideren’ (deel 1).
¶ De wis- en natuurkundige Jean Henri VAN SWINDEN (1746-1823) schreef: Redenvoering over het Noorder Licht’ en andere bijdragen (deel 3).
¶ Jan ROCHUSSEN (1759-1818): ‘Proeve ter bestiering van en Luchtbol’ (deel 3). Hij is bekend als ambtenaar en bestuurder; later waterstaatingenieur.
¶ Willem VAN BARNEVELD (1747-1826): ‘Verhandeling over de Luchtverhevelingen’ en andere bijdragen (deel 3, 4 en 5). Hij was natuurkundige, medicus-farmaceut/apotheker, en lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
¶ De latere waterstaatsingenieur Adrianus Franciscus GOUDRIAAN (1768-1829) schreef: ‘Aanmerkingen en Proeven ter verbetering van het samenstel der Electrische Batteryen’ (deel 4).
¶ Lambertus Lucas VAN MEURS (1762-1807), medicus: ‘Het Leven van den beroemden F. Ruysch, voorgedragen in eene Redevoering, gehouden in het Genootschap, Concordia & Libertate’ (deel 4).
¶ Christian Paulus SCHACHT (1767-1800), medicus: ‘Verslag eener reize naar de Alpen in het Duitsche gedeelte van Zwitserland’ (deel 5).

Slechts van drie contribuanten aan de categorie ‘Wysbegeerte en zedekunde’ is de identiteit bekend:

¶ Hendrick Constantijn CRAS (1739-1820): ‘Verhandeling over de zucht van den Mensch tot geluk: byzonder over het Zedelyk gevoel’ en andere bijdragen (deel 3); ‘ Redenvoering over de Voortreflykheid der Staatkunde, en derzelver verband met de Zede- en Geschiedkunde’ (deel 4).
¶ Gerrit VAN DER VOORT (1764-1793): vertaling van werk van Christian Viktor Kindervater, ‘Over het Ingebeelde in het geluk der Menschen’ (deel 4).
¶ Govert Jan VAN RYSWYK (1764-1838): ‘Verhandeling over den Natuurlyken Godsdienst, en deszelfs eerste Grondwaarheden’ (deel 5).

Sommige auteurs zijn alleen met hun initialen bekend: H.J.R.; G.J.V.R., S., D.
Snelders (1970) wijst Jan Rudolph DEIMAN (1743-1808) aan als auteur van het anoniem gepubliceerde artikel ‘Over de waarschynlykheid eener algemeene hoofdstoffe, van welke het licht, het vuur, de elektriciteit en magneetstoffe slegts byzondere wyzingen zyn’ (deel 3). Knolle (1992) noemt de Amsterdamse architect en stucwerker Jacob Otten HUSLY (1738-1796), die schuilgaat achter het initiaal H.: ‘De eer der Hollandsche schilders verdeedigd tegen het algemeene vooroordeel, dat zy by die van andere natien, veel min by de ouden, niet zouden te vergelyken zyn’ (deel 1).
De lijst contribuanten wijkt af van de lijst contribuanten van de voortzetting van het blad, het Nieuw Algemeen Magazyn van Wetenschap, Konst en Smaak (1791-1799). Daar wist Amsterdammer Jan Lublink Junior (1736-1814) een stempel te drukken op de inhoudelijke koers van het blad.

Inhoud
Het doel van dit tijdschrift is, aldus de Voorrede in deel 1:

den Leezer in het uitgebreide ryk der Wetenschappen, by trappen, van het eene vak in het andere te geleiden, en hem langzamerhand, en op eene verluchtigende wyze, met de beoefening der Letteren gemeenzaamer te maaken, zonder hem eenige verveeling of vermoeidheid te doen gevoelen.

Om die reden zijn de bijdragen ingedeeld in de volgende rubrieken, die als zodanig ook op de titelpagina staan vermeld: ‘Behelzende: I. Wysbegeerte en Zedekunde. II. Natuurkunde en Natuurlyke Historie III. Historiekunde. IV. Beschaafde Letteren, Fraaije Kunsten en Mengelwerk’. Deze indeling wordt in de Voorrede uitvoerig toegelicht. Daarbij heeft de redactie geprobeerd het nuttige met het aangename te verenigen om daarmee ‘den leeslust van het Publiek optewekken’.
Behalve de talrijke oorspronkelijke bijdragen staan er zeer regelmatig vertaalde artikelen in. Volgens het Voorrede zijn het echter meer bewerkingen: zij zal ‘slegts de beste gedachten […] overneemen, en dezelve zodanig bywerken en op onze wyze verkleeden, dat zy op eigen grond geteeld schynen, en de gedaante van oorspronkelyke Stukken aannemen’. Niettemin is het merendeel toch letterlijk vertaald.
De redactie noemt bij de meeste overgenomen artikelen geen bron, omdat dit weinig toevoegt. Ze doet dit wel, aldus Egelmeers/Vandendriessche (2019), als de naamsvermelding kon worden opgevat als teken van kwaliteit. Vaak zijn die bronnen afkomstig uit het Duitse taalgebied: onder anderen van Johann David Michaëlis (1717-1791), Christian Cay Lorenz Hirschfeld (1742-1792), Christoph Martin Wieland (1733-1813), Christian Gottlob Heyne (1729-1812), Paul Dietrich Giseke (1741-1796), Christian Garve (1742-1798), Johann Augustus Eberhard (1739-1809), Christian Viktor Kindervater (1758-1806), Johann Jakob Engel (1741-1802), Reinhold Forster (1729-1798, Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799).
Vertaalde auteurs uit het Frans zijn: Barthélemy de Pothonier (1732-1793), Charles-Nicolas-Sigisbert Sonnini de Manoncourt (1751-1812), abbé Jean-Louis Marie Poiret  (1755-1834), Alexandre-Frédéric-Jacques Masson, markies de Pezay (1741–1777), Jean-Sylvain Bailly (1736-1793), Pierre Marie Auguste Broussonet (1761-1807) en Jean-François Marmontel (1723-1799).
Slechts een enkele bijdrage is vertaald uit het Engels: van Joshua Reynolds (1723-1792) en William Coxe (1748-1828).
Het tijdschrift behoort volgens Van Eijnatten (2003) tot de moderate patriotse pers. Dit blijkt onder meer uit een artikel over de verzetstheorieën van De Groot, Puffendorf, Barbeyrac en Vattel (deel 1). Ook een artikel over het misbruik van de pers (deel 3) wijst in die richting.

Relatie tot andere periodieken
Het tijdschrift werd opgevolgd door het Nieuw Algemeen Magazyn van Wetenschap, Konst en Smaak (1791-1799). De nummering van de delen begint opnieuw; de titelpagina is op dezelfde manier vormgegeven. 

Exemplaren
¶ STCN 186432852  
¶ Full text deel 1-1 en deel 1-2, deel 2-1 en deel 2-2, deel 3-1 en deel 3-2, deel 4-1 en deel 4-2, deel 5-1 en deel 5-2

Literatuur
¶ Wouter Egelmeers en Joris Vandendriessche, ‘De redacteur en het buitenland. “Hergebruik” van buitenlandse historische teksten in Nederlandse periodieken, 1780-1860’, in: De Moderne Tijd 3 (2019), nr. 1
¶ Marleen de Vries, ‘Pieter Meijer (1718-1781), een uitgever als instituut’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 28 (2005), p. 81-98
¶ Joris van Eijnatten, ‘Van godsdienstvrijheid naar mensenrecht. Meningsvorming over censuur en persvrijheid in de Republiek, 1579- 1795’, in: BMGN 118 (2003), nr. 1, p. 1-21
¶ Paul Knolle, ‘Het kunstkarakter onzer schildernatie. Nationale en internationale oriëntatie bij het stimuleren van de “Hollandse School” 1750-1820’, in: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 24 (1992), p. 121-139
¶ H.A.M. Snelders, ‘De ontvangst van Kant bij enige Nederlandse natuurwetenschapsbeoefenaars omstreeks 1800’, in: Scientiarum Historia. Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Wetenschappen en de Geneeskunde 12 (1770), nr. 1, p. 23-38.

Rietje van Vliet
12-12-2021