Algemeen-Nuttige Natuurbeschouwingen (1802-1803)

Titelbeschrijving
Algemeen-Nuttige Natuurbeschouwingen, tot bevordering der kennis van de natuur, den landbouw, en andere weetenschappen. In aangenaame Afdeelingen voor iederen Dag van het Jaar. Ten dienste van Ouders, Leermeesters en Jonge Lieden, in Huisgezinnen en Schoolen. Door de heeren C.C. André en J.M. Bechstein. Uit het Hoogduitsch naar den tweeden druk.
Titelvariant (short title):
¶ Natuurkundige Verlustigingen.

Periodiciteit
Op 10 februari 1802 werd in de Oeconomische Courant aangekondigd dat de eerste aflevering (‘stukje’) is verschenen. Dankzij de vermeldingen in Saakes’ Naamlijst is het bestaan van 6 afleveringen bekend, verschenen van januari t/m juni 1803. De vermeldingen zijn gepubliceerd in maart 1802 (p. 311), juni 1802 (p. 334), september 1802 (p. 354), mei 1803 (p. 422) en juni 1803 (p. 429).
Op 24 januari 1803 kondigt de uitgever in de Leydse Courant aan dat de mei-aflevering in de maand april aanstaande gedrukt zal zijn.

Bibliografische beschrijving
Uitgave in groot octavo. De afleveringen zijn ongeveer 76 pagina’s groot en hebben elk een eigen titelpagina en een inhoudsopgave. Zowel op het omslag als in het titelblok wordt de short title vermeld.


Boekhistorische gegevens
De afleveringen van januari t/m april 1802 zijn uitgegeven door Johannes van Thoir, te Leiden; het juni-nummer door Van Thoir en De Meijere.
Bij alle afleveringen noemt Saakes de prijs van 12 stuivers.

Medewerkers
Het blad is een vertaling van Gemeinnützige Spaziergänge auf alle Tage im Jahr (1790–1797), geschreven door Christian Karl ANDRÉ (1763-1831) en Johann Matthäus BECHSTEIN (1757-1822).

Inhoud
De ambities met deze periodiek zijn groot, zo blijkt uit de advertentie in de Oeconomische Courant van 10 februari 1802. De uitgever zegt hierin te hopen dat het blad zijn weg vindt als een ‘alzints nuttig en aangenaam geschenk’ en gebruikt wordt als een ‘dagelyks Huis- en Handboek’.
De bedoeling van dit educatieve werk is dat er dagelijks uit voorgelezen wordt en dat de jeugd zich de korte inhoud in het geheugen kan prenten. Het biedt een leidraad voor gesprekken over de diverse voortbrengselen der natuur, tijdens wandelingen en andere voorkomende gelegenheden. Aldus wordt het jeugdig hart gevoelig gemaakt voor de schoonheden der natuur. Dankbaarheid jegens het Opperwezen zal het gevolg zijn:

de onberekenbaare nuttigheden van alle geschapene voorwerpen gelyk ook de verschillende Kunsten en Handwerken te leeren kennen, hen het gebruik derzelven voor het gemeen leven te laten inzien, en hen daardor ook te bevryden om dezelven te misbruiken, de Dieren wreedelyk te mishandelen of te verächten.

Hoewel het werk bestemd is voor de jeugd, worden in de advertentie primair de schoolmeesters aangesproken alsmede ouders die, wonend op het platteland, niet in staat zijn hun kinderen naar school te sturen en daarom hen zelf kennis moeten bijbrengen over natuur en landbouw. Het nut van die kennis voor de maatschappij is verder evident.
De recensent van de Vaderlandsche Letteroefeningen van 1802 was niet onverdeeld positief over de uitgave: ‘Over het algemeen zyn de verhandelingen nog al naauwkeurig en leezenswaardig, schoon niet alle even belangryk en vry van misslagen. Ook schynen de Schryvers niet bekend te zyn met de nieuwste ontdekkingen in de Schei- en Natuurkunde […]’ (p. 603-605).

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 571 B 1 (5 nrs.)
Full text

Rietje van Vliet