Algemeene Oeffenschool der Vrouwen (1784-1785)

Titelbeschrijving
Algemeene Oeffenschool der Vrouwen. Door een Genootschap van Voornaame Vrouwen in Duitschland: uit het Hoogduitsch overgebragt, en ten gebruik der Nederlandsche Jufferschap geschikt.

Periodiciteit
Er zijn drie delen verschenen in de jaren 1784-1785. De Leeuwarder Courant adverteerde op 20 november 1784 voor de tweede aflevering (‘stuk’) van deel 1 en sprak van een ‘maandwerk’. In 1788 verscheen een herdruk.

Bibliografische beschrijving
In duodecimo. De eerste twee delen beslaan samen 348 pagina’s, blijkens een recensie in Vaderlandsche letteroefeningen (1785, deel 1, p. 89-91). De tweede druk uit 1788 telt 662 pagina’s, blijkens een recensie in de Vaderlandsche Bibliotheek van Wetenschap, Kunst en Smaak (1789, p. 598-599).

Boekhistorische gegevens
Het blad is uitgegeven te Amsterdam bij J. de Jongh. Het eerste stuk van deel 1 kostte dertien stuivers, het tweede stuk veertien stuivers (Leeuwarder Courant, 20 november 1784). Voor de drie delen uit 1785 moest volgens Arrenberg (1788, p. 16) ƒ 2 worden betaald. In 1788 verscheen een tweede druk in twee delen bij J.B. Elwe te Amsterdam. Voor deze uitgave betaalde men ƒ 1:16, aldus de hierboven genoemde bespreking in de Vaderlandsche Bibliotheek.

Medewerkers
De auteur is Maria Geertruid DE CAMBON-VAN DER WERKEN (1734-na 1796). Deze prinsgezinde schrijfster bouwde een veelzijdig oeuvre op. Ze schreef onder meer voor de Haagse Schouwburg en was (honorair) lid van verschillende genootschappen. Ze verwierf vooral bekendheid met haar pedagogische romans, waaronder De kleine Grandisson of de gehoorzame zoon (1782) en Schets der zeden (1784).

Inhoud
De Algemeene Oeffenschool der Vrouwen was een Nederlandse bewerking van een Duits vrouwentijdschrift, getiteld Damen-Journal, von einer Damen-Gesellschaft (1784-1785) van Franz Rudolf Grossing. De Cambon-van der Werken had de inhoud aangepast aan het Nederlandse publiek.
De inhoud is te reconstrueren dankzij genoemde recensie uit de Vaderlandsche Letteroefeningen. Het tijdschrift telde achttien vaste rubrieken. Achtereenvolgens kwamen aan bod de ‘Dichtkunst’, ‘Briefwisseling’, ‘Romans’, ‘Opvoeding’, ‘Weetenschappen’, ‘Kunsten’, ‘Uitvindingen’, ‘Geneeskunst’, ‘Levensbeschrijvingen’, ‘Karakters’, ‘Zedekunde’, ‘Parnas’, ‘Bibliotheek’, ‘Waereld’, ‘Tooneelkunst’, ‘Merkwaardigheden’, ‘Nieuwstydingen’ en ‘Mengelwerk’.
Het tijdschrift had als doel het ‘Nederlandse Jufferschap’ ‘nutte en aangenaame kundigheden in te boezemen’.

Exemplaren
Geen exemplaar bekend.

Literatuur
¶ L. Jensen. ‘Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt’. Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001), p. 11, 40-42, 52, 91, 245, 262
¶ Simon Vuyk, ‘Scherpe contrasten bij Margaretha Geertruid van der Werken (1721-1789)’, in: idem, Verlichte verzen en kolommen. Remonstranten in de letterkunde en tijdschriften der Verlichting (1720-1820) (Amsterdam 2000), p. 122-145.

Lotte Jensen