Amsterdamsche Diogenes (1721)

Titelbeschrijving
De Amsterdamsche Diogenes.

Periodiciteit
Er zijn vermoedelijk slechts 2 à 3 afleveringen verschenen. Op grond van de getergde reactie van Jacob Campo Weyerman in zijn Rotterdamsche Hermes, moeten ze van de pers zijn gekomen in de eerste maanden van 1721. In de Vrolyke Tuchtheer van 5 december 1729 spreekt hij over 2 à 3 afleveringen die van de Amsterdamsche Diogenes verschenen zouden zijn.

Inhoud
Satirisch tijdschrift.

Relatie tot andere periodieken
De Amsterdamsche Diogenes moet fors zijn uitgevaren tegen Jacob Campo Weyerman en zijn Rotterdamsche Hermes. Op verschillende plaatsen hekelt Weyerman zijn criticaster. Deze is in nr. 37 (27 maart 1721) een ‘Monster’, een ‘Wanschepsel’, een ‘Diogenes zonder Lantaren’, wiens enige schrijfproduct een ‘slaapverwekkent papiertje’ is (p. 240). In nr. 42 (7 mei 1721) reageert Weyerman opnieuw op de Amsterdamsche Diogenes: ‘Het past geen Suffer in ’t ernsthaftige den Examinator, en in ’t vermakelyke den Argus naar te apen’ (p. 274-275).
In nr. 45 (29 mei 1721) haalt hij, nu terloops, uit naar het suffige karakter van de Amsterdamsche Diogenes: ‘zoo slaperig als of hy twee minuten in den Amsterdamschen Diogenes had geloert zonder driemalen door een’ hartvang van zynen stoel te tuimelen’ (p. 300).
Ook in andere werken had Weyerman het voorzien op de Amsterdamsche Diogenes. Zo noemt hij de ‘hondsche Diogeen’ in het ‘Papiere voorhangsel’, fol. 3v., voorafgaand aan het eerste deel van Weyermans Amsterdamschen Hermes (1722). In nr. 1 van de Ontleeding van den Ontleeder der Gebreeken (11 januari 1724) noemt hij Diogenes in een rijtje kritische navolgers die inmiddels ter ziele zijn (p. 2).
Nog lange tijd daarna deelt Weyerman sneren uit naar de Diogenes. In de Maandelyksche ’t Zamenspraaken, tusschen de Dooden en de Leevenden (september 1726) spreekt hij terloops over het ‘zeveren’ van zijn voormalige concurrent (p. 276). Ook in nr. 25 van zijn Vrolyke Tuchtheer (5 december 1729) herinnert Weyerman zich de schrijver van het weekblad de Amsterdamsche Diogenes:

die misschien voor geen onbillyk jongman zou zyn doorgegaan, indien hy nooit geschreeven had, of gesprooken; en die stalkaars, na een miskraam van twee a drie bladen te hebben doorworstelt, verdween zo onverwacht als hy was opgekomen (p. 179).

Exemplaren
Geen exemplaar bekend.

Literatuur
¶ Elly Groenenboom-Draai, De Rotterdamse woelreus. De Rotterdamsche Hermes (1720-’21) van Jacob Campo Weyerman: cultuurhistorische verkenningen in een achttiende-eeuwse periodiek (Amsterdam 1994), p. 163-164.

Rietje van Vliet