Bataafsche Praatvaar (1795-1798?)

Titelbeschrijving
De Bataafsche Praatvaar.

Periodiciteit
Het enige exemplaar dat bewaard is gebleven, is verschenen op donderdag 27 augustus 1795 (nr. 30). Het blad verscheen tweemaal per week, op dinsdag en donderdag.
Hoe lang het blad heeft voortbestaan, is niet bekend. Zo kan de Bataafsche Praatvaar zijn bedoeld met ‘de Praatvaar’, waartegen Leendert Zinnekeveld protesteert in de Amsterdamse Courant van 10 april 1798. Hij had in nr. 3 van de Praatvaar (5 april 1798) ‘de infaamste lastering omtrent zyn Persoon’ gelezen. Uit diverse advertenties blijkt dat Zinnekeveld eigenaar was van het ‘Schoonhovische Zalm-Huis’ in de Utrechtsedwarsstraat en een van de directeuren van het Hoogduitsche Joodsche Gezelschap Landatur, ab his Culpatur ab Illes.

Bibliografische beschrijving
Nr. 30 telt 4 pagina’s in kwarto (p. 117-120). De tekst is in twee kolommen opgemaakt. Het titelblok geeft het volgnummer, de titel, de datum en het zoveelste jaar ‘der Bataafsche Vryheid’. Boven het titelblok staan de woorden ‘Vryheid, Gelykheid, Broederschap’. Onder het titelbolk staat het motto ‘Semper Ego Auditor Tantum?’ (Juvenalis; vert. Zal ik steeds slechts een toehoorder zijn?).

Boekhistorische gegevens
Colofon:

Dit Weekblad word des Dingsdags en des Donderdag à twee Duiten uitgegeven, by de Burgers F.C. König in de Graavestraat, D. Barentse op de Agterburgwal, by de Lynbaansteeg, C. Romyn, op de Fluweelenburgwal, over ’t Zee Comptoir te Amsteldam.

Inhoud
Republikeins volksblaadje in de vorm van een samenspraak tussen Pieter, Jan en Jacobus.
Door middel van ‘naming and shaming’ worden oranjegezinde predikanten en andere verdedigers van het oude stadhouderlijke regime publiekelijk aan de kaak gesteld. Bijvoorbeeld Oursel en Obry, ‘beiden comptoir bediendens in een voorname laken fabriek’ op de Nieuwendijk of in de Warmoesstraat. Obry is een ‘groote draayer, hy heeft in het jaar 1787 zelfs als Captein des Armes gewaakt, en was toen geresolveerd naar Muiden uit te trekken’.
Ook worden straatgevechten in ongezouten bewoordingen becommentarieerd. Over een harde confrontatie tussen doorgaans orangistische joden en enkele patriotse Amsterdammers zegt een van de samensprekers:

Die afstammelingen van Juda’s hebben dan op het Muiderplein, vier Keesen, erbarmig geslagen; meer dan twee honderd sikken vertoonden zich met keppels, en sloegen al wat Patriots was – dit spulletje duurde niet lang of de Burgery, zoo wel de Cavalleristen als de Gewapende magt, kwam op de been – wel dra zag men eenigen geboeid wegbrengen, onder anderen nog een op een kruiwagen voor dood, drie a vier zwaar met rood zweet bezet, wierden fraaytjes met touwen weggesleept.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG): PM 13272.

Literatuur
¶ Salvador Bloemgarten, ‘De Amsterdamse Joden gedurende de eerste jaren van de Bataafse Republiek (1795-1798)’, in: Studia Rosenthaliana1 (1967), nr. 1, p. 66-96 en nr. 2, p. 45-70; 2 (1968), nr. 1, p. 42-65
¶ M. Wolff, ‘De houding der Joden in Holland in den strijd tusschen Oranjegezinden en Patriotten. Bijdrage tot de geschiedenis der Joden in Nederland’, in: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 4e serie deel 6 (1907), p. 430-467

Rietje van Vliet