Bibliotheek van Oude Letterkunde (1802-1826)

Titelbeschrijving
Bibliotheek van Oude Letterkunde.

Periodiciteit
Onregelmatig verschenen blad. De eerste aflevering (‘stuk’) wordt gemeld in Saakes’ Naamlijst van juli 1802 (p. 340). Dit correspondeert met het verslag door redacteur Jan ten Brink over begin en voortgang van het tijdschrift. Daar wordt echter niet duidelijk wanneer precies de verschijningsdatum is geweest van alle afleveringen afzonderlijk, in de eerste twee decennia van de eeuw.
Deel 2 is gedateerd 1826.

Bibliografische beschrijving
Deel 1 in octavo bevat IV (titelpagina en Bladwijzer eerste deel) + XXII (Voorrede) + 630 pagina’s.
Deel 2 bevat II (titelpagina) + XII (Bladwijzer tweede deel; Voorberigt; en Inhoud van het eerste nummer van dit deel) + 630 pagina’s.

Boekhistorische gegevens
De titelpagina van deel 1 meldt: ‘Te Amsterdam, bij Jan ten Brink, Gz. 1808.’ Op de titelpagina van het tweede deel staat: ‘Amsterdam, bij Ten Brink & De Vries, 1826’.
Saakes noemt in zijn Naamlijst van juli 1802 de prijs van nr. 1: ƒ 1:4 (p. 340).

Medewerkers
Op de titelpagina van deel 2 staat bij de titel aangegeven: ‘Uitgegeven door Mr. Jan ten Brink, Hoogleeraar te Groningen’. Jan TEN BRINK (1771-1839) was blijkbaar de hoofdredacteur.
In deel 1 zijn de bijdragen vaak anoniem, behalve die van Jeronimo DE VRIES (1776-1853), Jan ten Brink, en mr. Gerardus DORN SEIFFEN (1774-1858). De zaak wordt opgehelderd door Ten Brink, die in het voorbericht bij deel 2, nr. 1 (gedateerd Groningen, augustus 1824) de voorgeschiedenis van het blad beschrijft: te Harderwijk had hij met Herman BOSSCHA (1755-1819) en Joan Melchior KEMPER (1776-1824) het plan voor het tijdschrift opgevat. Zij brachten (p. V) het echter niet verder dan ‘een Deel of vier Nommers, waarvan het laatste eerst in 1808. is uitgekomen’, ondanks hulp van de zijde van David Jacob VAN LENNEP (1774-1853), Jeronimo de Vries, G. Dorn Seiffen.
Ten Brink geeft hier verder op welke bijdragen precies afkomstig zijn van Van Lennep, Kemper, Bosscha en hemzelf.
Na het overlijden van Kemper en Bosscha is Ten Brink als redacteur overgebleven (p. VI).
Blijkbaar is deel 1 dus opgebouwd uit vier (niet als zodanig herkenbare) afleveringen.
Deel 2 bevat overigens bijdragen van (?) Richeus VAN OMMEREN (1757-1796), Willem Jan ZILLESEN (1774-1834), J. ten Brink, Mr. Wicher VAN SWINDEREN (1745-1821), Matthijs SIEGENBEEK (1774-1854), Rudolph Helprich EYSSONIUS WICHERS (?), W.E., Henricus REIGER (1806-1846), Petrus HOFSTEDE DE GROOT (1802-1886), en de ‘auteur van de Staatkundige Verlichting der Nederlanderen’ (dus Samuel Iperus WISELIUS (1736-1793)).

Inhoud
Het blad is geheel gewijd aan de Griekse en Latijnse schrijvers uit de Oudheid. Doorgaans gaat het om de publicatie van hun teksten, in soms nieuwe vertalingen, altijd met toegevoegd commentaar. Er zijn echter ook ‘gewone’ artikelen over de Oudheid opgenomen, zoals een ‘Verhandeling over de echtscheiding bij de Romeinen, beschouwd als eene hoofdbron van het bederf hunner zeden’.
Opmerkelijk is de apologie in de Voorrede van deel 1, waarin wordt betoogd dat het, nu wij Vondel en Hooft beschouwen als exponenten van de Bataafse letterkunde, tijd wordt weer aandacht te geven aan de Ouden; voorheen beschouwde men die met te grote eerbied, maar nu is de studie daarvan behoorlijk ten achter geraakt.

Exemplaar
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: 1738 C 11-12
¶ Full text deel 1-1, deel 2-1, deel 2-2.

André Hanou