Boerencourant (1795)

Titelbeschrijving
Boerencourant; of het Weeklijksche Correspondentie-Blad voor het platte land.

Periodiciteit
De krant verscheen van 23 mei t/m 10 oktober 1795 (21 nummers). In een bekendmaking aan het einde van nr. 1 wordt de wekelijkse verschijning op zaterdag in het vooruitzicht gesteld. Er is één extraordinair nummer bekend, dat is uitgebracht op vrijdag 25 september 1795. Het is niet helemaal zeker of er na 10 oktober nog meer afleveringen zijn verschenen. 
In Utrechtse archieven (Stadsbestuur c.q. Raad voor de Rechtspraak, Staten van Utrecht c.q. Representanten ’s Lands Utrecht en het Comité van Waakzaamheid van Utrecht, Hof van Utrecht) is tot op heden geen aanwijzing aangetroffen voor een verschijningsverbod voor de Boerencourant. Toch leek het wel die richting op te gaan. In nr. 19 (p. 3-4) staat namelijk een memorie van de vergadering van de drie kwartieren van Utrecht, gericht aan de representanten ’s Lands Utrecht, het feitelijke bestuur van de provincie. Hierin wordt op hoge toon de vloer aangeveegd met een publicatie van de representanten. Een commissie van de representanten bracht vervolgens een rapport uit waarin de ‘zig noemende Driekwartiers-Vergadering’ de volle laag terugkreeg: de memorie was een ‘wangedrogt van bedilzucht’, dat verdiende te worden genegeerd. In de Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken van oktober 1795 (p. 6460-6477) is de resolutie afgedrukt waarmee de representanten op 7 oktober het rapport aannamen. Hierin is ook de tekst van het rapport zelf opgenomen. In het rapport kreeg ‘de Schryver der Boeren-Courant’ eveneens een veeg uit de pan, want die had het stuk geplaatst, ‘het geen hem zo goed als vogelvry moet verklaaren by ’t gezond verstand’. Niettemin lijkt erop deze woede-uitbarsting geen publicatieverbod gevolgd te zijn. 
Ook de drukker/uitgever zelf kan het einde van de Boerencourant hebben ingeluid, door de handdoek in de ring te gooien. In deze roerige tijden kon een misstap hem al snel fataal worden. Op de memorie-affaire reageerden ‘de uitgevers’ niet, maar in nr. 21 (10 oktober 1795) gingen zij diep door het stof wegens de plaatsing, een week eerder, van een ingezonden bijdrage van ene Philaletes. Zij hadden het te druk gehad om het stuk goed te lezen, zo luidde hun verweer, en hadden erop vertrouwd dat het ‘een doorwrocht, oordeelkundig en bescheiden Stuk’ was. Achteraf bleek het een belediging van twee ‘voor echte Vaderlanders bekend’ staande burger-representanten, die ‘strafbaar [was] voor de wet’. Zij riepen Philaletes op zijn verantwoordelijkheid te nemen en zich bekend te maken.
Deze commotie zal de drukker/uitgever aan het denken hebben gezet. Nog geen maand eerder, op 17 september 1795, was hij, bij een zuivering van door de stad Utrecht in ambten aangestelde personen, juist tot letterdienaar (een soort bode) benoemd, een ambt dat hij niet graag snel wilde kwijtraken. Werd de grond hem te heet onder de voeten en was dit voor hem reden om de publicatie van de Boerencourant te staken?

Bibliografische beschrijving
De Boerencourant werd gedrukt op een vel papier van ongeveer 41,5×51 cm, dat door eenmaal vouwen vier (ongenummerde) bladzijden van 41,5×25,5 cm opleverde. Het extraordinaire nummer meet ook 41,5×25,5 cm, maar telt slechts 2 bladzijden.
Het titelblok is opgesierd met een vignet dat landbouwwerktuigen in een krans voorstelt. Boven het titelblok zijn de woorden ‘VRYHEID GELYKHEID BROEDERSCHAP’ geplaatst.

Bij het extraordinaire nummer is het woord ‘extraordinaire’ in kapitalen boven de titel toegevoegd, en ontbreekt een nummeraanduiding achter de datering.

Boekhistorische gegevens
Het colofon geeft als drukadres: ‘Ter Drukkery van de [of: der] COMPAGNIESCHAP; te Utrecht op de Hooch. Ten huize van den burger A. BLOEDBERGEN’. Vanaf nr. 7 is daaraan toegevoegd ‘En word te Amsterdam uitgegeven by HENDRIK van STAADEN op het Rokkin’. Vanaf nr. 15 is daar weer aan toegevoegd: ‘En te Zutphen by A van ELDIK’. 
De drukkerij van Bloedbergen bevond zich op ‘de Hooch’, het huidige ’t Hoogt. Een advertentie in nr. 1 preciseert de locatie: ‘op de Hooch agter het Landschaps-Huis’, dus achter de voormalige zetel van de Staten van Utrecht (de Statenkamer).
Blijkens nr. 1 was de verkoopprijs bepaald op 1½  stuiver per los nummer.
Met de advertentiekosten maakt de uitgever in het ‘AAN DEN LANDMAN’ in nr. 1 een bijzonder gebaar: aangezien het blad een podium wil bieden aan de inwoners van kleine steden in de provincie en aan plattelanders, zal men ‘by het plaatzen van Advertentiën en Bekendmakingen niet meer dan twee Stuivers per Regel van denzelven vorderen – terwyl anderen volgens gewoon gebruik ses Stuivers voor elke Regel moeten betaalen’. 

Medewerkers
Mogelijk was Bloedbergen degene de inleidingen in de Boerencourant schreef en die de geplaatste stukken van commentaar voorzag, maar zekerheid is daarover niet te krijgen: al vanaf nr. 1 noemt de redactie van het blad zichzelf consequent ‘de uitgeevers’ (meervoud).
Adam BLOEDBERGEN (ook: Bloetbergen) werd op 9 mei 1765 in Amsterdam in de kerk de Lely (rooms-katholiek) gedoopt. Hij overleed op 12 december 1827 in Utrecht. Hij had zich vermoedelijk enige tijd voor 1792 in Utrecht gevestigd. Bij zijn huwelijk met Maria van der Bilt, dat in dat jaar in Utrecht voltrokken werd, werd nog wel een toestemming uit Amsterdam gememoreerd. In Utrechtse kerkelijke bescheiden wordt hij drie maal abusievelijk Abram Bloedbergen genoemd.
Bloedbergen was een van de vijf Utrechtse burgers die het Comité Revolutionair vormden dat op 25 januari 1795 in Utrecht ten stadhuize verscheen om de regenten mee te delen dat zij vervangen werden door een raad van 40 ‘provisionele vertegenwoordigers’ (Amsterdamsche Courant, 29 januari 1795). Op dat moment was hij – aldus De Bruin (1986) – volgens een tijdgenoot een kruidenier. Hij lijkt verder in de Bataafse of Franse tijd geen enkele bestuurlijke functie gehad te hebben. Wel werd hij op 17 september 1795 tot letterdienaar (een bode-achtig ambt) van de stad Utrecht benoemd.
Samen met Hendrik van Staaden gaf Bloedbergen in 1794-1795 ook de Courant zonder voorbeeld uit. In 1795 drukte hij ook enkele notulen van de Centrale vergadering van Utrechtse volkssociëteiten en enig ander politiek drukwerk, maar na 1795 lijkt hij niet meer als drukker actief te zijn geweest.
Hendrik van Staade(n) komt, afgezien van de Boerencourant en de Courant zonder Voorbeeld, ook voor als verkoopadres op de Politieke Blixem. Verder verzorgde hij enig politiek drukwerk in de jaren 1795-1798.

Het jaar 1795 was er een van grote onzekerheid. De provincie Utrecht had als leiding een ‘provisionele’ regering van representanten en overal ontstonden volks- of vaderlandse sociëteiten, die zich in een provinciaal comité verenigden dat het regelmatig beter wist dan de Utrechtse representanten. De Boerencourant bevat van twee sociëteiten een aantal ingezonden stukken waarin zij elkaar de maat nemen. 
Verder staan er in de krant verslagen, ingezonden stukken en ook enige advertenties van de drie kwartieren van Utrecht (Nederkwartier, Overkwartier en kwartier van Montfoort), meest ondertekend door een secretaris en/of de president. De vertegenwoordigers van die kwartieren – uit diverse plaatsen en regio’s – waren bijzonder kritisch op de provinciale regering van representanten. Waarom het vierde kwartier, dat van Eemland, niet aan de drie-kwartieren-vergadering deelnam is niet duidelijk, maar ook vertegenwoordigers van dat kwartier vergaderden regelmatig. 
Individuen schreven eveneens naar de Boerencourant. Zo lieten een enkele keer representanten en stadsbestuurders weten dat zij het niet eens waren met een beslissing die in hun afwezigheid was genomen. Ook burgers van gemeenten of personen die het met de representanten oneens waren, lieten van zich horen. Ze schreven soms onder hun eigen naam, maar ook wel onder pseudoniem. Meermalen schreef een burger een begeleidende brief bij een stuk dat hij plaatsing waard achtte, en werd ook die brief geplaatst. Op die manier belandden er bijvoorbeeld twee verslagen uit Amsterdamse wijkvergaderingen (van wijk 37 en wijk 50) in het blad.
In deze stroom van ingezonden artikelen en begeleidende brieven is het lastig te  bepalen wie als medewerker moet worden aangemerkt: geplaatste ‘persoonlijke’ brieven zijn vaak in feite aan de representanten of aan een ander orgaan gerichte stukken. 
Instituties waarvan stukken of verslagen van redevoeringen geplaatst werden, zijn: de Staten Generaal (3x), de Representanten ’s Lands Utrecht (14x), de Utrechtse Volk-societeit Voor Eendragt en ’t Algemeen Welzyn (2x), de Vaderlandsche Societeit Getrouw en Vry te Mijdrecht (3x), de Vaderlandsche Societeit voor Vaderland en dorp Vreeswijk (1x), de Centrale Vergadering der (Utrechtse) Volks-societeiten (12x), vertegenwoordigingen van burgers uit Baarn (1x), Loenen (1x), Maartensdijk (1x), Mijdrecht, Wilnis, Thamen en Uithoorn (1x), Montfoort (1x), Oostveen (2x), en Vreeland (1x), vertegenwoordigers uit de diverse kwartieren (dat van Eemland, dat van Montfoort, Nederkwartier en Overkwartier) in eigen of gecombineerde vergaderingen (12x), wijkvergaderingen uit Amsterdam (2x) en Utrecht (1x) en een commissie van de stad Utrecht (1x). Een ingezonden brief van de ‘Vryheidsboeren te M…’ ziet er uit als een gefabriceerd stuk.
Persoonlijke brieven die niet gericht zijn aan de uitgevers van de Boerencourant, zijn onder andere: een korte brief van de Franse minister Noel aan de Staten Generaal, een vertaling van een brief van Quatremere d’Isjonval aan minister Pinsot, een brief van twee dissidente leden van de provisionele Municipaliteit van Amersfoort, een brief van drie dissidente Utrechtse stadsbestuurders, twee korte verslagen van de gezanten Blauw en Meyer te Parijs (die waarschijnlijk oorspronkelijk aan de Representanten ’s Lands Utrecht gestuurd waren), en twee brieven van representant Th van Leeuwen die de representanten en zijn kiezers uitlegt dat hij er echt mee wil stoppen.
De brieven die op persoonlijke titel aan de uitgevers geschreven lijken te zijn, zijn afkomstig van G.J. Burgerdyn uit Arnhem (2x), Justus Deyl junior uit Amsterdam (1x), S. Essenius uit Utrecht (1x), H. van Groeningen uit Utrecht (1x), Cornelis Janssen uit Utrecht (1x), J.H. Schallig uit Amsterdam (1x), D.G. van Teylingen uit Gouda (1x), Cornelis Werneke Az. (1x) en De With Hoevenaar uit Utrecht (2x).
Een aantal afzenders van ingezonden brieven verbergt zich vermoedelijk achter een schuilnaam. Zo lijkt een brief over het optreden van Orangisten in Neerlangbroek van Jaap Cornelissen, met zijn boerse toon, geconstrueerd. Ook Cs. Redelykheid uit Amsterdam (4x) moet een pseudoniem zijn: er heeft wel ene Cornelis Redelykheid bestaan, een ingenieur met patriotse sympathieën, maar hij zou al in 1788 in Russische dienst zijn overleden. Van één niet ondertekende brief en van brieven van de volgende afzenders is duidelijk dat de schrijvers zich verborgen hielden: Batavus (1x), Jacob Eerlyk en Maximiliaan Braaf uit Amsterdam (1x), Eleutherophilos (2x), Jan Let Op uit Amsterdam (1x), Uw vriend P. uit Utrecht (1x), Philaletes (1x), J. Rechthart uit Amsterdam (4x), en G. Waarmond uit Stichts Veenendaal (1x).
Achter Eleutherophilos gaat volgens Graadt van Roggen (1938) en Van Doorninck (1883) vermoedelijk de radicale patriot Paul Strick van Linschoten (1769-1819) schuil. Philaletes was mogelijk de Amsterdammer Jacobus Hendrik van der Schaaff (1767-1852): hij hsd zich in zijn studententijd aangesloten bij de Utrechtse patriotten en was volgens Van Doorninck de enige die dit pseudoniem zónder -h- achter de -t- schreef. Tegen die laatste identificatie pleit dat Van der Schaaff waarschijnlijk al naar Heerenveen verhuisd was toen Philaletes zijn brief aan de Boerencourant schreef.

Inhoud
Nr. 1 begint met een ‘AAN DEN LANDMAN’ van anderhalve pagina, waarin de uitgever het programma van het periodiek uiteen zet. Onder het oude bestuur werd er, ook door stedelingen, op de landman neergekeken maar deze heeft recht op gelijkberechtiging en een bestuur dat zich vooral richt op de landman: vergelijkbaar met wat zijn landgenoten in de steden hebben. De Boerencourant wil de plattelanders helpen hun belangen te leren kennen maar verwacht wel van hen de nodige leer- en leesgierigheid.
De Boerencourant wil een platform zijn voor de bewoners van de kleinere steden en het platteland, met name in de provincie Utrecht. De krant wil enerzijds berichten plaatsen over wat er in hun omgeving gebeurt, en anderzijds over relevante ontwikkelingen die zich op hoger niveau voordoen:

gelyk ook de rapporten der byzondere Collegiën, betrekking hebbende op het gemeene belang – op de Justitie, of ’t Regt der Burgery – op de algemeenen veiligheid van den Staat – op het Finantiëel Bestier – op de Wetgéving – het openbaar Onderwys –en de noodzakelyke Veranderingen van dien – op den Landbouw, en wat ter bevoordeeling en meerdere nuttigheid daar voor is, en word uitgevonden – op de Kunsten en Wetenschappen – de Zee en Krygsmagt, kortom alles, wat tot het algemeene Staats-Bestuur en Huizelyke verbeeteringen behoort. De lezers worden uitgenodigd tot correspondentie, en zo met de Boerencourant ‘medetewerken ter verbreiding van licht en waarheid, — van echte en niet dubbelzinnige Grondbeginzelen van Vryheid en Gelykheid en wat verder dienen kan tot verbetering en verfyning van den Nationalen Smaak – tot voorkoming en verhoeding van van grove Staatsgebreken – tot genezing van ingekankerde Volks-vooroordeelen van allerlei zoort en – tot bevordering van ongeveinsde deugd en goede zeden. 

Aan agrarische adviezen en aan kunst en cultuur kwam de Boerencourant niet toe. De meeste afleveringen beginnen met een inleiding waarin de uitgever vertelt welke artikelen ditmaal opgenomen zijn, en wat hij er zelf van vindt. Het grootste deel van de Boerencourant wordt echter gevuld met allerlei stukken van besturen en vertegenwoordigende organisaties (zoals de volkssociëteiten), en enige inleidende en toelichtende teksten van ‘de uitgevers’. De sympathie van de Boerencourant lijkt daarbij veel meer te liggen bij de volkssociëteiten en hun provinciale Centrale Vergadering dan bij het officiële bestuursorgaan, de provisionele vergadering van representanten. 
Ook worden wijzigingen in de samenstelling van het comité van Utrechtse representanten gememoreerd. Een enkele maal zijn er korte berichten uit Parijs, zoals die door vertegenwoordigers daar aan de Utrechtse representanten waren gestuurd. Tevens zijn er in de krant teksten van de Staten-Generaal opgenomen. Soms is er plaats voor advertenties. Nu eens zijn dit oproepen van Vaderlandse Sociëteiten, dan weer hebben ze betrekking op drukwerk van Bloedbergen, lokale zaken als gestolen vee of een apotheek die te koop staat. Eén maal is er een bericht van overlijden (van Maria van Goudoever) als advertentie geplaatst.
Het extraordinaire nummer bevat de publicatie die de Staten-Generaal op 21 september 1795 hadden doen uitgaan over de door Frankrijk opgedrongen verregaande samenwerking. Hierbij is een adres gevoegd, gericht aan het Bataafsche Volk, van het Comité de Salut Public van de Nationale Conventie van Frankrijk, waarin zo goed als wordt geëist dat de Nederlanden met de Fransen mee ten strijde zouden trekken.
Het bieden van een platform aan actieve burgers ging de Boerencourant wél goed af. Er zijn veel ingezonden brieven afgedrukt, waarbij briefschrijvers elkaar meermalen weerwoord bieden. Duidelijk is dat de aanwezige Franse troepen een zware last voor de provincie vormden. De plannen van de representanten om ongemunt goud en zilver in te vorderen, of een belasting van 5 procent op alles in te voeren, worden uitgebreid besproken. Dit geldt ook voor de omstreden benoeming van een loterijdirecteur, het readmitteren van twee predikanten en het opheffen van heerlijkheden. Dit laatste zou immers gepaard gaan met onteigening van grond, en opheffing of hernieuwde toewijzing van ambten op het platteland. Ook over hoe de nieuwe staatsvorm zou moeten worden, kwamen de nodige brieven binnen.
De uitgevers namen de platformfunctie serieus. Ze geven wel hun mening over de ingezonden stukken die zij plaatsten, maar wekken zelden de indruk selecties te hebben toegepast. Niettemin waren zij op hun hoede. Zo richten zij zich in nr. 12 (p. 4) als volgt tot een correspondent in Rhenen: 

Mede-Burger! Hoe gaarne wy ook den Vrienden der Waarheid recht willen doen, en hunne beschuldigingen tegen heimelyke en openbaare Vyanden des Volks met naam en toenaam aan den dag leggen – –  zo kunnen wy, in dit geval ter bewaring van ons zelve geen voldoening geeven. – –  Wanneer de Schryver van den Brief voor handen 1 Aug. 1795, zich maar alleen aan ons wil ontdekken, zoo, dat wy overtuigd kunnen zyn van de waarheid der ontdekking, zo zullen wy ons van onzen plicht wel dra bevlytigd hebben. Ieder een zal ons avoueeren, dat hy, die nuttig wil zyn in het aantoonen van misslagen of guitenstukken, door niet alleen Persoonen maar ook Vergaderingen te attaqueeren – – ook zyn eigen naam niet mag verbergen – – anders waagt men (en dit is zeer faciel), of een ander, of men doet vermoeden ryzen, dat het een valstrik is voor Uwe anderzints welwillende Mede-Burgers DE UITGEEVERS.

In nr. 20 gingen ze niettemin een grens over. Ze plaatsten een aanval van ene Philaletes op het advies dat de representanten Van Manen en Visscher aan hun collega’s hadden uitgebracht over een request van Willem Straatman. In nr. 21 richten ze zich tot Philalethes met een niet geheel overtuigend relaas: 

Gy zult u zeker hebben moeten verwonderen, toen Gy Uw Stuk […] in ons Weekblad van den 3 October 1795 […] zonder eenige verandering gevonden hebt, Gy zult U zeker daar over hebben moeten verwonderen, indien Gy ons, als Redacteurs en Uitgevers dier Courant, te vooren voor consequente en voorzigtige menschen hebt aangezien en gehouden; weet dan Burger! ter onzer decharge en naderen eisch, dat het enkel by surprice is, dat het zelve van ons in die onredelyke en honende form op een gefingeerde naam is geplaatst geworden, naardien onze bezigheden ons niet toelieten Uw stuk eerst geheel naateleezen en wy […] in goed vertrouwen zulks ter Drukkery en Correctuur van onzen directeur hebben overgegeven. 

Philaletes werd strafbaar gedrag verweten en door de ‘Uwe met recht gebelgde Mede-Burgers de uitgevers dezer courant’ werden opgeroepen niet alleen zijn ware identiteit bekend te maken, maar ook te komen met ‘bewyzen van Uwe insinuatien, of de herroeping van Uwe onbedachte gezegden’. Het is niet bekend hoe deze zaak is afgelopen, want er is geen exemplaar bekend van nr. 22 van de Boerencourant. Vermoedelijk hebben de uitgevers na nr. 21 eieren voor hun geld gekozen.

Relatie met andere periodieken
Er is geen verband met andere boerencouranten, zoals de Noordhollandsche Boeren-Courant (1799-1809), of met de Boeren-Couranten die later in de negentiende eeuw verschenen.
Bloedbergen en Van Staaden staan ook vermeld in de colofons van de Courant zonder Voorbeeld (1794-1795).
Nr. 2 (30 mei 1795) en 4 (13 juni 1795) bevatten uitgebreide citaten uit de nrs. 5 en 6 van De Vriend des Volks (1795-1796), waarbij wordt gesteld dat dat blad te Utrecht wordt uitgegeven (verkocht) door L. de Visser. Dit gebeurde met duidelijke waardering: 

De Vriend des Volks!! – wy kunnen U, waarde Landgenooten! in gemoede voor deeze Provincie in het byzonder, geen nuttiger, ja ter Uwer onderrichting geen noodzakelyker Weekblad aanbeveelen als De Vriend des Volks

In nr. 6 (27 juni 1795) is een extract uit de Middelburgsche Courant opgenomen.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG): PM 13293 (nrs. 10 en 17: 25 juli en 12 september 1795)
¶ Heusden, Streekarchief Langstraat Heusden Altena, toegang 0033 (Collectie Varia), inv. nr. 899: nrs. 12 (8 augustus 1795) en 16 (5 september 1795)
¶ Bibliotheek van Het Utrechts Archief (HUA), PK: L 84 IV G (nrs. 1 t/m 21, inclusief het extraordinaire nummer).

Bronnen
¶ Stadsarchief Amsterdam, archief 5001 (DTB Amsterdam), inv.nr. 344 (R.-K. Kerk ‘geloof, Hoop en Liefde’ of ‘Lely’ 1740-1766), folio 110 (=p. 219), nr. 6 (doop van Adam Bloetbergen)
¶ Utrecht, HUA: archief 703 (Stadsbestuur van Utrecht 1795-1813) deel 1-3 (notulen van de Municipaliteit, 14 aug. 1795-3 nov. 1795), p. 178 (aanstelling Adam Bloedbergen tot letterdienaar)
¶ Utrecht, HUA: archief 481 (Burgerlijke Stand van de gemeenten in de provincie Utrecht 1811-1902), inv. nr. 439-01, akte 1129 (aangifte van het overlijden van Adam Bloedbergen).

Literatuur
¶ R.E. de Bruin, Burgers op het kussen: volkssouvereiniteit en bestuurssamenstelling in de stad Utrecht, 1795-1813 (Zutphen 1986), p. 45
¶ W. Graadt van Roggen, ‘Utrechtsche schimmen uit Goethe’s kring’, in: Jaarboekje Oud-Utrecht 1938, p. 59-105, aldaar p. 91
¶ J.I. van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren, deel 1 (Leiden 1883)
¶ Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken van oktober 1795, p. 6460-6477.

Jac Fuchs
12-12-2022