Brabandse Courier (1756)

Titelbeschrijving
Brabandse Courier, of nieuwe Europische Land en Zee Mercuur.

Periodiciteit
De datering van de Brabandse Courier is gebaseerd op het conflict van de uitgever met die van de Utrechtsche Courant in het najaar 1756. Hoewel het laatste nummer volgens Sautijn Kluijt (1877) is verschenen op dinsdag 5 oktober 1756, kwamen er nadien nog steeds klachten. Dit leidde tot een verbod d.d. 20 december 1756 van alle nieuwstijdingen, met uitzondering van de Utrechtsche Courant.
Alle informatie van dit lemma gaat terug op Sautijn Kluit.

Boekhistorische gegevens
De Brabandse Courier werd uitgegeven door ‘papier en pennenverkooper’ Robartus Oudemeijer, gevestigd naast het Stadhuis te Utrecht.
Omdat Anzelmus Muntendam, uitgever van de geoctroyeerde Utrechtsche Courant, de Courier beschouwde als een inbreuk op het aan hem toegekende privilege, verzocht hij de stedelijke vroedschap op te treden. Deze vroeg het boekverkopersgilde om verdere informatie. De gecommitteerden van het gilde riepen vervolgens Oudemeijer bij zich, waarna deze zich onmiddellijk bereid verklaarde met de Courier te zullen stoppen. Dit maakte hij bekend in het laatste nummer van 5 oktober 1756. Een verbod was dus niet nodig.
In december 1756 meldden de gecommitteerden echter aan de vroedschap dat er opnieuw was geklaagd over het nadrukken van de Utrechtsche Courant onder de titel van Brabandse Courier of iets dergelijks. De vroedschap besloot vervolgens op 20 december om het drukken, verkopen, verzenden en uitventen te verbieden van alle nieuwstijdingen onder de titel van Brabandse Courier, Land- en Zee-Mercuur, Antwerpse Courant, ‘of hoe ook genaamd’. Wie het verbod overtrad, riskeerde een boete van 25 gulden aan de Stads Aalmoezenierskamer. Alleen de Utrechtsche Courant mocht nog verschijnen.

Inhoud
Nieuwsblad.

Exemplaren
Geen exemplaar gevonden.

Literatuur
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘Hollandsche en Fransche Utrechtsche couranten’, in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 1 (Utrecht 1877), p. 26-168, aldaar p. 122-123.

Rietje van Vliet