Brielsche Courant (1786-1791)

Titelbeschrijving
De Brielsche Courant.
¶ Er verschenen ook bijlagen. Bekend zijn de Extraordinaire Brielsche Courant van 17 januari 1787 en 17 september 1787. De Jager (1876) noemt verder het Vervolg van de Brielsche Courant, van vrijdag den 12 september 1788, in een afwijkend folioformaat.

Periodiciteit
De krant verscheen van 10 oktober 1786 t/m 22 januari 1791 (circa 600 nrs.). Ze kwam drie keer per week uit, op dinsdag, donderdag, zaterdag. Binnen de stad was ze reeds de avond ervoor verkrijgbaar. In de loop van 1788 viel het verschijnen van de krant buiten de stad op maandag, woensdag, vrijdag. Na verandering van uitgever in 1790 werd deze wijziging teruggedraaid.
Op 22 juli 1786 gaf de stad Brielle aan de courantiers toestemming om met ingang van 1 september, voor de periode van tien jaar en tegen betaling van ƒ 1000 per jaar recognitiegeld, de Brielsche Courant te drukken, uit te geven en te debiteren. Zij moesten zich onthouden van ‘hatelijkheden of laesive expressiën’ en moesten ter goedkeuring van iedere aflevering een drukproef voorleggen aan door de magistraat aangestelde correctors.
De krant zou aanvankelijk op 9 september 1786 van start gaan, aldus het Berigt van J. van Tertoolen & Comp. weegens de uitgaaf eener Brielsche Courant. Kort daarop verscheen een Nader Berigt waarin sprake is van enige vertraging ‘wegens de lang voorziene troubles en verwarringen’.
Alleen de plaatselijke vroedschap hield de courantiers de hand boven het hoofd. Elders ondervond het blad wegens lasterlijke en opruiende berichtgeving grote tegenstand. De Heren van de Weth te Rotterdam verboden de plaatselijke boekverkoper Johannes Hofhout reeds op 15 september 1786, nog voordat nr. 1 verschenen was, de krant te debiteren omdat het blijkens de resolutie van 28 september 1784 niet was toegestaan opruiende geschriften te verspreiden. Men was dus bekend met de reputatie van de Brielse courantiers. Uit wraak verbood Den Briel de verspreiding van de Rotterdamsche Courant.
De Jager (1876) meldt uitgebreid de aanvaringen van de courantiers met magistraten van steden en hogere gremia. Insinuaties, verhoren en nader onderzoek leidden hoogstens tot reprimandes maar niet tot een algeheel verbod van de krant. Het gerucht dat dit in september 1787 wel het geval was, bleek door patriotten te zijn verspreid en was vals. In Maassluis werden daarop pakketten met de aflevering van 15 september 1787, die naar elders moesten, in beslag genomen.
Na de omwenteling werd het Rotterdamse verbod in december 1787 ingetrokken, gevolgd door intrekking van het Brielse verbod van de Rotterdamsche Courant. Hoewel er een periode van relatieve binnenlandse rust aanbrak, hielden de klachten over de Brielsche Courant aan (Heusden, Gorinchem, Haarlem, Leiden, Delft). Onwaarheden en vooral lasterlijke artikelen waren voor de Brielse magistraat voldoende aanleiding om de courantiers ter verantwoording te roepen en rectificaties te eisen. Nadat het octrooi voor de krant in andere handen was overgegaan (zie onder), kwam er voor zover bekend slechts één klacht binnen (Amstelveen).

Bibliografische beschrijving
De krant is een half vel in folio groot (de exacte maten variëren enigszins), aan beide zijden bedrukt in tweekoloms opmaak. De advertenties aan het einde zijn ter breedte van de bladspiegel of dwars, in de marge, in twee kolommen afgedrukt. In vergelijking met andere orangistische kranten is het aantal advertenties gering.
Boven het titelblok – met het jaartal, het nummer, de datum en de titel – is het wapen van Den Briel afgedrukt. Aanvankelijk is het wapen omlijst door een rozenkrans. De aflevering van 27 december 1787 (en volgende) laat een uitvergroot wapen zien, zonder rozenkrans maar met een lint, slingerend rond een tak met oranjeappels. Op dit lint staan de woorden ‘Libertatis Primitiae’ (= Eerstelingen der Vrijheid). De aflevering van 7 augustus 1788 heeft onder het wapen het portret van prinses Wilhelmina, met daarbij ‘Vivat Oranje’ en de letters F.S.W. (Frederika Sophia Wilhelmina).

Boekhistorische gegevens
Aan het einde van iedere aflevering staat: ‘In den Briel [Brielle], by Js. v. Tertoolen en Comp. in de Nobelstraat’.
Op 27 april 1786 hadden Jacobus van Tertoolen (ca 1745-1816) en de veel jongere publicist William Pieter Turnbull de Mikker (1758-1819) te ’s-Gravenzande een contract voor tien jaar hadden afgesloten met als doel een compagnie te beginnen ten behoeve van de uitgave van een krant in Den Briel. Twee dagen later werden ze geadmitteerd als poorters van deze stad.
Het debiet van de krant was aanvankelijk groot, maar na de wetverzetting in 1787 ging het door gebrek aan kopij en abonnees sterk achteruit.
Ook kampten de courantiers met geldgebrek, waardoor de afdracht van het jaarlijkse recognitiegeld in de knel kwam. Al op 17 april 1788 werd daarom de maatschap ontbonden. De Mikker kreeg een jaartraktement als afkoopsom en was nog slechts in naam verbonden aan de krant, die nu geheel onder auspiciën van Tertoolen stond. Uit advertenties blijkt dat Tertoolen als drukker samenwerkte met de Haagse boekverkoper L. Stechwey.
Op 13 april 1790 deed Tertoolen de krant, de drukkerij en de boekwinkel over aan zijn grootste schuldeiser, oud-schepen en apotheker Libertus van Bokkelen (1740-1809), tevens eigenaar van het pand waarin de drukkerij was gevestigd. Het recognitiegeld werd toen vastgesteld op ƒ 400 per jaar en er gold een boete van ƒ 50 voor iedere keer dat er een klacht over de krant werd ingediend. Het octrooi was geldig voor de duur van 15 jaar. Maar ook Van Bokkelen kon het niet bolwerken. Hij kreeg van de magistraat toestemming om in januari 1791 de Brielsche Courant te beëindigen en zich te onttrekken aan alle contractuele verplichtingen jegens de stad die hij vanwege de krant was aangegaan.
Het prospectus Berigt van Js. van Tertoolen & Comp. noemt de volgende verkoopadressen:

te Dordrecht, by Wanner; Haarlem, van der Aa; Leyden, Claas van der Poll, op de Haarlemmerstraat, by de Turfmarkt; Delft, Poelman en Zoon; Rotterdam, Hofhout; Gouda, Verblaauw; Amsterdam, van der Vaardt, in de Stilsteeg; Gorinchem, Goetzee; ’s Gravenhage, de Agé; Delfshaven, de Rhee; Overschie, Dekker; ’s Gravenzande, P. Zonderwyck; Naaldwyk, in de Goude Valk; Hondsholredyk, Vellekoop; Wateringen, in het Regthuis; Monster, van Leeuwen; en Loosduynen, van der Gaag. Verders: Te Arnhem, by Nyhoff; Zutphen, van Bulderen; Nymegen, van Goor; Wageningen, Sandelyn; Utrecht, G. van den Brink; Jansz.; Middelburg, van Osch; Goes, Huisman; Leeuwaarden, Reinalda; Zwolle, F. Clement; en Groningen, Oomkens. Als mede: Te Vlissingen, ’s Bosch, Breda, Maassluis, en Voorburg, in de respective Post comptoiren; en te Brielle in de Courant-drukkery, in de Nobelstraat.

De lijst verkopers in het tweede prospectus, het Nader berigt, is vrijwel identiek: alleen is Verblaauw uit Gouda vervangen door Van der Klos. De aflevering van 13 november 1789 geeft als verkoopadres in Amsterdam: ‘J.H. Trop, op de Zeedyk, over de Moolesteeg’.
Volgens het prospectus kostte de krant binnen Brielle 5 en daarbuiten 6 duiten; de Extraordinaire Brielsche Courant van 17 januari 1787 kostte anderhalve stuiver. De abonnementsprijs per jaar bedroeg ƒ 6 maar bij vooruitbetaling kreeg men 10 stuivers korting.  In 1791 was het jaarbedrag verhoogd naar ƒ 7. Het plaatsen van een advertentie kostte 3 stuivers per regel voor boekverkopers en makelaars en 4 stuivers voor particulieren.

Medewerkers
Gezien zijn eerdere publicitaire activiteiten, onder andere voor de Politieke Praatmoer (1784-1785), zal TURNBULL DE MIKKER  de hoofdredactie van de Brielsche Courant voor zijn rekening hebben genomen.
De eerste maanden verscheen de krant onder het toeziend oog van twee correctoren die erop moesten toezien dat de berichtgeving deugdelijk en niet aanstootgevend was. Dit waren Assuerus BRESSER (geb. 1737), raad in de vroedschap in Den Briel en oud-burgemeester Adriaan Mattheus DE WIT. Toen beide correctoren eind december 1786 van hun taak werden ontheven, moesten De Mikker en Tertoolen zelf deze controle uitvoeren.
Een van de beoogde schrijvers van het eerste uur was de broodschrijver Franciscus Lievens KERSTEMAN (1728-ca 1792). Hij meldt in zijn autobiografie (1792; deel 2, p. 152) dat hem ‘het schrijven van de Brielsche Courant op eene vaste jaarwedde aangeboden werd’ maar dat hij ervan afzag, onder meer omdat de krant met nogal wat vertragingen te kampen had. Van de genoemde corrector Bresser wordt wel gezegd dat hij ook zelf bijdragen leverde aan de krant (onder de naam ‘Scheveningsche Schelvisje’).
Ook Johannes LE FRANCQ VAN BERKHEY (1729-1812), lector te Leiden, zou enige stukken hebben geleverd (Vaderlandsche Courant 21 februari 1787), net als Cornelis CLEYN (1723-1798), emeritus predikant te Brielle en schrijver van enkele theologische en historische werken.
Onder het bewind van Van Bokkelen was toneel- en broodschrijver Joannes NOMSZ (1738-1803) als schrijver in dienst, maar deze vertrok toen zijn salaris uitbleef.

Inhoud
Orangistische krant met – naast de neutrale nieuwsstukken, waterstanden, zeetijdingen uit Hellevoetsluis en de Maas, resoluties – regelmatig opruiende artikelen. In anonieme brieven werden de lezers opgehitst tegen de patriotten, zoals in de ‘Brief van een Hagenaar aan een Zeeuw’ (10 februari 1787).
In het prospectus schrijven de courantiers ‘by schaarsheid van Nieuwstydingen’ ook historische berichten te zullen geven, te beginnen met Den Briel en vervolgens Dordrecht en andere plaatsen, ‘naar rang der hollandsche steden’. Verder beloven ze afwisseling van het ‘ernstige met het vermaaklyke en vrolyke’.
De berichtgeving over actuele binnenlandse gebeurtenissen getuigt van een fijnmazig netwerk van correspondenten. De Jager (1876) beschrijft uitvoerig de inhoud van de 39 afleveringen die hem indertijd bekend waren.
De krant werd door de spindokters van de stadhouder gefinancierd. In juli 1786 hielden Bentinck en Van Hogendorp een geldinzameling voor de instandhouding van de Brielsche Courant. Ook James Harris, de invloedrijke Engelse gezant in Den Haag, subsidieerde de krant.

Relatie tot andere periodieken
De Brielsche Courant was een vervolg op de ’s Gravenzandse Courant (1785-1786), eveneens van Turnbull de Mikker en Tertoolen.
In 1788 verscheen er een Extract uit de Brielsche Courant van den 16 augustus 1788 (z.p. z.j.).

Exemplaren
Er is momenteel slechts een dertigtal afleveringen bewaard gebleven. De grootste collectie bevindt zich in het Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg (diverse signaturen). Verder:
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 1600 A 10 (6 nrs.)
¶ Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Studies (IISG): PM 916 (6 nrs.).

Bronnen
¶ Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg toegang 031 (archief stad Brielle); 110 (oud notarieel archief Brielle); 616 (kranten).
¶ Erfgoed Leiden en Omstreken, archief Berkhey, band 15-2.

Literatuur
¶ H.C. Hazewinkel, ‘Rotterdamse boekverkopers uit de patriottentijd’, in: Opstellen door vrienden en collega’s aangeboden aan dr. F.K.H. Kossmann (Rotterdam 1958), p. 35-58
¶ A.C. Kersbergen, ‘Persdelicten in den patriottentijd’, in: Rotterdamsch jaarboekje 1940, p. 41-61
¶ NNBW, deel 3, p. 862
¶ H de Jager, ‘De Brielsche courant der vorige eeuw’, in: De Navorscher 1882, p. 228-229; 1878, p. 352-353; 1877, p. 616-617
¶ idem, ‘Geschiedenis van de Brielsche courant der vorige eeuw’, in: Het Brielsch Archief 1ste stuk (1876)
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De ’s Gravenzandse en Brielsche couranten’, in: De Nederlandsche Spectator 1869, p. 267-268, 416
¶ James Howard Harris (ed.), Diaries and correspondence of James Harris, first earl of Malmesbury […] (1767-1809), deel 2, Londen, 1844, p. 288-289
¶ R.L. Bouwens, Aan zyne committenten (Amsterdam 1792), 2e druk, p. 556.

Rietje van Vliet