Brieven over het Bestuur der Colonien Essequebo en Demerary (1785-1788)

Titelbeschrijving
Brieven over het Bestuur der Colonien Essequebo en Demerary, gewisseld tusschen de Heeren Aristodemus en Sincerus. Nevens bylagen, tot deeze briefwisseling, en eene voorreden van den Nederlandschen uitgeever.

Periodiciteit
In de eerste aflevering (‘stuk’) kondigt de uitgever aan dat de brieven ‘spoedig door meer andere gevolgd, en telkens by Stukjes uitgegeeven [zullen] worden’ (p. 76). Het werden uiteindelijk twintig brieven met antwoorden, plus andersoortige teksten, die verspreid staan in twaalf ‘stukken’; deze stukken zijn gebundeld in zes delen.
Blijkens de titelpagina’s kwam het eerste stuk in 1785 uit, het tweede tot en met zevende stuk in 1786, het achtste tot en met tiende stuk in 1787, en het elfde en twaalfde stuk in 1788. De eerste brief dateert van 22 september 1784, de laatste van 25 april 1787.

Bibliografische beschrijving
De stukken zijn in groot octavo en hebben van uiteenlopende omvang, variërend van 76 tot 384 genummerde pagina’s voor de kern van het blad, en van 31 tot 190 afzonderlijk genummerde pagina’s voor de bijlagen. Zowel de kern van het blad als de bijlagen zijn voorzien van enig voorwerk.
Een aantal afleveringen wordt voorafgegaan door een voorrede van de uitgever. De meeste hiervan zijn bescheiden van omvang en behoren tot het gebruikelijke romeins gepagineerde voorwerk; de lange voorredes daarentegen zijn apart gepagineerd (die van nr. 1 telt 86, die van nr. 6 telt 166 pagina’s).

Boekhistorische gegevens
‘Te Amsterdam, by W. Holtrop’.

Medewerkers
De schrijvers waren goede vrienden van de uitgever: kundige planters die anoniem wensten te blijven maar die zich na beëindiging van het blad bekend zullen maken (nr. 1, Voorrede, p. 77). Deze laatste belofte is echter niet ingelost.
Ook de patriotse uitgever, Willem Holtrop (1751-1835), laat herhaaldelijk van zich horen. Van zijn hand zijn niet alleen de omvangrijke voorredes in de nrs. 1 en 6, maar ook ‘Aanmerkingen van den uitgeever der brieven van Aristodemus en Sincerus, op het bericht van de bewindhebberen der West-Indische Compagnie ter kamer Amsterdam, op de requeste en memorie van planters en ingezeetenen der colonien Essequebo en Demerary, over de belangen van dezelve colonien’ (nr. 5), de ‘Nadere aanmerkingen van den uitgeever der brieven van Aristodemus en Sincerus, op het bericht van de vergadering van Tienen van 2 october 1786., op de requeste en memorie van planters en ingezeetenen der colonien Essequebo en Demerary, over de belangen van dezelve colonien’ (nrs. 7 en 8) en ‘Proeve ter verdeediging van de planters in Essequebo en Demerary. Door den Nederlandschen uitgeever der brieven over het bestuur der gemelde colonien’ (nr. 12).

Inhoud
De kern van het blad wordt gevormd door de twintig brieven van Aristodemus en de antwoorden daarop van Sincerus. De beweringen in deze brieven worden gestaafd door al dan niet integraal in de bijlagen opgenomen rekwesten, memoriën, brieven, missiven, dichtstukjes en resoluties.
In de nrs. 5, 7, 8 en 12 hebben de brieven plaatsgemaakt voor essays van Holtrop. Reeds in de voorrede van nr. 1 zet hij uiteen wat het nut is van de volksplantingen voor koophandel en handeldrijvende naties. Er rust dan ook een verantwoordelijkheid op het moederland, betoogt Holtrop, om ervoor te zorgen dat het in de koloniën goed gaat.
Dat het moederland in gebreke blijft, blijkt vervolgens uit het blad zelf. De Brieven over het Bestuur der Colonien Essequebo en Demerary zijn één grote aanklacht aan het adres van de West-Indische Compagnie. In de volkplantingen Essequebo en Demerary is sprake van wanbeleid. De misstanden zullen aan de kaak worden gesteld:

Men zal in dezelve [de Brieven] de misslagen, de gebreken, en de onheilen, met welke deeze Colonien te worstelen hebben, en door welke zy te onder gehouden worden, op eene bedaarde, doch tevens vrymoedige wyze aantoonen. (nr. 1, Voorrede, p. 76-77)

Eén van die misslagen heeft te maken met de invoer van slaven. De WIC is hiermee sterk in gebreke gebleven, waardoor de welvaart zowel in de koloniën als in het moederland ernstig wordt benadeeld. De auteurs pleiten voor een een volledig vrije slavenhandel op de koloniën, omdat

die spil des ganschen welvaarts der colonien alleen draait op den vryen en onbelemmerden invoer van Neegers die onze Land-Arbeiders zyn, en dat daar voor alle andere consideratien plaats moeten maaken en te rug staan. (deel 1, p. 45)

De Brieven getuigen van een verlichte geest en moderne opvattingen over de relatie tussen moederland en koloniën, respectievelijk burgers (planters) en bestuurders. Ook ziet men de mening over de slavenhandel kantelen: in moreel opzicht acht men slavernij onaanvaardbaar maar aangezien de negerslaven er zelf alleen maar op vooruitgaan – hierin verschillen ze van mening met de abolitionist abbé Raynal die plantagearbeid te zwaar achtte voor negerslaven – is er als het ware sprake van een winwinsituatie:

Men houde in het oog, dat de Slaaven, van welke men zich in de Landbouwende Colonien bedient, uit Africa, uit het midden, uit het diepste van de onkunde en luiheid gehaald worden, om aan voordeelige bezigheden geplaatst, en voor de geheele menschelyke Maatschappy nuttig gemaakt te worden. (nr. 6, Voorrede, p. 36)

Daarom dient het moederland met fiscale maatregelen de slavenhandel aan te moedigen.
De lovende en vooral uitvoerige recensie van het eerste stuk in de Vaderlandsche Letteroefeningen 1786 besluit met de woorden:

Ons bericht is reeds te ver uitgeloopen, om uit de Brieven zelven, van welken reeds vyf stukken het licht zien, en die de aandagtige overweeging van ieder nadenkend Vaderlander wel waardig zyn, eenige byzonderheden aan onze Leezers mede te deelen; doch, in ’t vervolg, zullen wy daar toe wel eens gelegenheid hebben. (p. 420-427)

Het elfde en twaalfde stuk wordt besproken in de Vaderlandsche Letteroefeningen 1789, p. 112-115.

Relatie tot andere periodieken
Met name in nr. 1 wordt gereageerd op de nrs. 85, 86 en 87 van de Courier van Europa (1783-1785).

Exemplaren
Leiden, Bibliotheek Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde: M 3q 59.
Full text 1e en 2e stuk, 9e en 10e stuk, 11e en 12e stuk

Literatuur
A.N. Paasman, Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting (z.p. [Leiden] 1984), p. 107-108.

Rietje van Vliet