Bybel-Vriend (1791-1793)

Titelbeschrijving
De Bybel-Vriend.
Latere advertenties schrijven de titel als: De Bybelvriend.

Periodiciteit
In de Oprechte Haerlemsche Courant van 7 juli 1791 wordt geadverteerd voor nr. 1 van ‘een geheel nieuw Weekblad’: de Bybel-Vriend. Het blad verscheen op maandag, zo was de bedoeling.
In dezelfde krant, van 11 oktober 1791, wordt geadverteerd voor de nrs. 1-6 van de Bybelvriend, die zo spoedig mogelijk ‘op nieuws worden uitgegeeven’, en voor nr. 7 dat op 14 oktober 1791 zal verschijnen. Vanaf dat moment is het een vrijdags weekblad geworden. De Oprechte Haerlemsche Courant van 9 februari 1792 meldt dat er reeds 23 afleveringen verschenen zijn en op 5 mei 1792 wordt geadverteerd voor nr. 36.
Blijkens de advertentie in de Oprechte Haerlemsche Courant van 8 september 1792 zijn de eerste afleveringen van deel 2 inmiddels ook verschenen, terwijl op 28 mei 1793 wordt gemeld dat nr. 92 op de pers ligt.

Boekhistorische gegevens
H. Hartemink, boekverkoper te Alkmaar, heeft deze eerste aflevering uitgegeven en ‘alom verzonden’. Of hij de nrs. 1-6, waarvan in de hierboven als eerste genoemde advertentie gewag wordt gemaakt, allemaal heeft uitgegeven, is niet duidelijk.
Feit is dat de Amsterdamse firma Jan ten Houten en Zoon blijkens de als tweede genoemde advertentie het kopijrecht heeft overgenomen. Hierin wordt onder meer gemeld dat de nrs. 1-6 zullen worden herdrukt, ‘door den geleerden Autheur aanmerkelyk verbeeterd’. Pas in de Oprechte Haerlemsche Courant van 13 december 1791 meldt de uitgever dat het blad weer compleet verkrijgbaar is, ‘zynde men reeds genoodzaakt geweest eenige Nommers te herdrukken’.
Prijs: 1½ stuiver per aflevering.

Medewerkers
Minimaal één dichtstuk is van uitgever Ten Houten. Nr. 36 bevat, aldus de Oprechte Haerlemsche Courant van 5 mei 1792, ‘JOSEPHS JONGELINGSCHAP, een Dichtstuk door den UITGEEVER’.
Wie de auteur is van de resterende afleveringen, is niet bekend. De schrijver van Brief van Aletophilus (1793) – die doorgaans wordt toegeschreven aan Dirk Cornelis van Voorst, de schrijver van de Bybelminnaar – gokte erop dat Gerrit Hesselink (1755-1811) de Bybel-Vriend had geschreven. Hesselink was hoogleraar aan het Doopsgezind Seminarium in Amsterdam en tevens de auteur van Nieuwe hervorming onder de Doopsgezinden, waarvan sprake is in onderstaand citaat. Het citaat uit de Oprechte Haerlemsche Courant van 25 januari 1794 betreft een bericht dat de auteur van de Bybel-Vriend had laten plaatsen en waarin hij de toeschrijving ten stelligste ontkent:

De Schryver van den BYBELVRIEND, by geval gezien hebbende, zekeren brief van ALETOPHILUS aan den Schryver van het Boekje, genaamd: De Nieuwe Hervorming onder de Doopsgezinden, enz., waarin Hy, als Schryver van dat Boekje wordt voorgesteld, vind zich verpligt, om aan het Publiek by al wat heilig is te verklaaren, dat hy dat Werkje, voor en al eer die Brief onder zyn oog kwam nimmer heeft gezien, veel minder de Schryver van hetzelve is, – ook nooit iets tegen de Schryvers van de Vaderlandsche Bibliotheek, zoo ook tegen Philadelphus of den Heer BOSVELD geschreeven te hebben: Hy houd dierhalven den brief, schoon met den naam van ALETOPHILUS aan het hoofd, ten aanzien van zyn Persoon voor Leugenagtig en Eerrovend – al het geschreeuw in dien Brief raakt hem dus niets, Hy is niet woelziek genoeg om zich met de begrippen der geene die buiten de Hervormde Kerk zyn te bemoeijen, wel weetende dat hy zich thans door het aankleven aan, of het worstelen voor de Orthodoxie niet met veele belooningen kan kittelen, zoo als de Briefschryver zich bladz. 6 uitdrukt.

Inhoud
In de Oprechte Haerlemsche Courant van 7 juli 1791 worden de thema’s van de nrs. 1-6 gegeven, hetgeen erop wijst dat de anonieme schrijver de kopij in één keer heeft aangeleverd:

No. 1. behelst eene Inleiding, en eenige Regels, tot de Uitlegkunde behorende; No. 2. eene Verklaaring van een Bybel-Tekst; in No. 3. eene Verklaaring van Jeremia 30 vs. 21; No. 4. Galat. 4 vs. 4; No. 5. Galat. 4 vs. 5; en No. 6. de 14de Zondag van de Heidelbergsche Catechismus.

Nr. 8 behandelt, aldus de Leydse Courant van 19 oktober 1791, de ‘Text Matth. 5 vs. 3’. De advertentie in de Oprechte Haerlemsche Courant van 13 december 1791 noemt opnieuw de bijbelteksten van de nrs. 1-8, waaruit blijkt dat Ten Houten inderdaad het kopijrecht van Hartemink heeft overgenomen:

Onder de keurigste Bybel-Texten, welke men daarin behandeld vind, zyn onder anderen Jeremia 30 vs. 21, Gal. 4 vs. 4 en 5, Matth. 5 vs. 3, Matth. 24 en 25, Joann. 15 vs. 24, Joann. 4 vs. 5, Hebr. 7 vs. 28, Hebr. 10 vs. 5, en anderen, terwyl men nog verscheiden der uitgeleezenste Bybelverklaaringen te verwachten heeft.

Het is duidelijk dat Ten Houten de inhoudelijke formule heeft gewijzigd door niet meer uitsluitend bijbelteksten te behandelen, maar ook dichtstukken op te nemen. Zo schrijft  hij in de Oprechte Haerlemsche Courant van 8 september 1792 over deel 1:

Men vindt ‘er in, behalven ophelderingen over keurigen Bybelplaatsen, de navolgende Dichtstukken, als: Gedachten by de aanvang van dit Jaar. – De Ydelheid van alles buiten God. – Aan den Heiland. – Op Jesus Lyden. – Gedachten by een schielyk Sterfgeval. – Joseph Jongelingschap. – De Lente. – Veldzang. – De waare Rust. – Spoore tot Gods Lof. – Zedelessen. – Ruime Dankstof; en anderen.- De Ophelderingen over Bybel-texten verspreiden een uitneemend licht over dezelve.

Relatie tot andere periodieken
Er is vermoedelijk geen verband tussen deze Bybel-Vriend en de succesvolle Bijbel-Vriend van Mosche (1773-1782). Onduidelijk is ook de relatie met het sterk concurrerende blad De Bybelminnaar (1791-1794), dat in Utrecht door Van Otterloo werd uitgegeven.

Bronnen
Brief van Aletophilus, aan den schryver van het boekje, genaamd: De nieuwe Hervorming onder de Doopsgezinden volgens het uitlegkundig woordenboek van Hesselink (z.p. 1793), p. 7.

Exemplaren
Geen exemplaren bekend.

Rietje van Vliet