Cato in de Negentiende Eeuw (1801)

Titelbeschrijving
Cato in de Negentiende Eeuw.

Periodiciteit
Nr. 1 van dit woensdags weekblad wordt aangekondigd in de Haagsche Courant van 16 januari 1801. Er zijn 11 afleveringen bekend, verschenen van 14 januari t/m 18 maart 1801. Nr. 3 (23 januari 1801) is ‘extraordinair’ uitgegeven.

Bibliografische beschrijving
Elke aflevering telt 8 bladzijden in octavo. Het geheel is doorgepagineerd (p. 1-88). Het titelblok heeft onder de titel een afbeelding van Cato. Daarna volgt de nummeraanduiding. Vervolgens leest men altijd het citaat uit de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (art. 60): ‘De Maatschappij wil, dat de verlichting, en de beschaving onder hare Leden, zoo veel mooglijk, bevorderd worde’. En tenslotte vindt men de datering van de aflevering.

Boekhistorische gegevens
Colofon nr. 1:

Gedrukt te Leyden bij P.H. Trap, en wordt verder uitgegeven te Alkmaar bij C. Molkman; te Arnhem bij J.H. Moeleman Junior, en de Wed. J. Nijhof; te Amsterdam bij A.v.d.Kroe, en F.J. van Tetroode; s’Bosch bij H. Palier en Zoon; Bodegraven bij J. van Rossum; Breda bij den Postmeester P. Marjoux; Delft bij J. de Groot, en M. Roelofswaard; Deventer bij G. Brouwer; Dordrecht bij A. Blussé en Zoon; Goes bij J. Huisman; Gouda bij W. Verblauw; Groningen bij P. Doekema en W. Zuidema; in den Haag bij J.C. Leeuwestein; Haarlem bij de Wed. H. Van Brussel; Hoorn bij J. Breebaart en L. Vermande; Leeuwaarden bij A.R. Fink; Middelburg bij de Wed. Abrahams; Nymweegen bij J.C. Vieweg; Rotterdam bij J. Hofhout, J. v. Santen en D. Vis; Schiedam bij H. Zweeben; Utrecht bij de Wed. J. v. Terveen en Zoon; Vlissingen bij J. Corbelyn; Zaandam bij H. V. Aken; te Zwolle bij F. Clement, en verder alom.

In de latere afleveringen wordt soms alleen Trap genoemd.
Volgens Saakes’ Naamlijst van februari 1801 kostte nr. 1 ƒ 0:1:8 (p. 207; 1½ stuiver) en in december 1801 moesten de 11 nrs. ‘compleet’ ƒ 0:16:8 opbrengen (p. 286).

Medewerkers
De auteur is onbekend. Men kan echter de vraag stellen of de bekende radicaal Bernardus BOSCH (1746-1803) soms (mede-)verantwoordelijk is geweest voor het tijdschrift; niet alleen op grond van het politieke standpunt, maar ook wegens een typisch een Bosch-trekje: het prijzen van Bosch’ Politieke Blixem (p. 14-15, 19-24, 51) en het afkeuren van Pieter van Woensel (p. 32, 78-79).
De redactie vraagt met nadruk om het toesturen van stukken (p. 8). Het is niet duidelijk of er echte medewerkers schuilgaan achter namen als Liberius Populus, Heyn de Kwartiermeester, P. Gelykmaat, Katwyker, die berichten leveren over plaatselijke misstanden en problemen.

Inhoud
In nr. 1 is een soort beginselverklaring van ‘de Redacteurs’ te vinden, over de burgerplicht in deze Bataafse republiek mee te werken aan de verspreiding van de Verlichting en het bevorderen van kennis en kundigheden. Hoewel afkerig van partijdigheid wil het blad daartoe bijdragen door overheidsbesluiten te beoordelen; door beschouwingen te schrijven over verlichting en beschaving; en door dat buitenlands nieuws te geven dat het belang van de Republiek en dat van haar bondgenoten dient.
De naam Cato is gekozen omdat Cato net als Buonaparte, ‘de Alexander onzer eeuw’, de rechten van de Romeinen verdedigde.
In het blad zijn voorts stukken van algemener aard te vinden, zoals over de invoering van de staatregeling en over nieuwe belastingen. Vaker treft men concreter discussies, zoals over de verkiezingen te Medemblik voor een nieuw lid van het bestuur van Texel; of over de twijfelachtige kandidatuur van Eelko Fokkuma die een bestuurspost te Dokkum wil.
Het extraordinaire nr. 3 behelst, aldus de Haagsche Courant van 23 januari 1801 ‘een zeer belangryk Adres door Burgers te Amsterdam geteekend, houdende aan de Eerste Kamer, van het Wetgevend Ligchaam des Bataafschen Volks, zo over de bekende zaak van den Representant LINTHORST, als over de Vrywaring der Leden van het Wetgevend Ligchaam en andere zaaken’.
Geleidelijk aan wordt het literaire element sterker. Er komen ‘symbolische’ nieuwstijdingen, advertenties, een fake-catalogus van voorgenomen uitgaven, en dergelijke.
Dit alles toont de lijn van de radicaler democraten. Een orangist als Le Francq van Berkeij laat er zich in zijn Bataafsche menschlijkheid (1804) dan ook nogal smalend over uit en is blij dat deze ‘tweedragtige snapper’ spoedig de geest gegeven heeft (p. 288).

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 559 E 66

André Hanou