Christen (1772-1778)

Titelbeschrijving
De Christen.

Periodiciteit
Blijkens een mededeling in het reeds in 1771 geschreven voorbericht verscheen dit weekblad op maandag. Het begon op 6 januari 1772 en liep door tot 26 oktober 1778. In nr. 356 wordt van de lezer afscheid genomen.
De vertogen zijn doorlopend genummerd (1-52, 53-104, 105-156, 157-208, 209-261, 262-313, 314-356).

Bibliografische beschrijving
In octavo. Elke aflevering heeft acht bladzijden. Het titelblok geeft titel, nummer- en datumaanduiding.
Het geheel is gebundeld in zeven jaardelen. Deze delen bevatten na het voorwerk, in doorlopende paginering, 416, 416, 416, 416, 424, 416, 344 bladzijden. Het voorwerk bevat ten minste steeds: titelpagina, en een ‘Korte inhoud der vertoogen van het […] deel’. Deel 1 heeft daarbij een ‘Verklaring van het nevenstaande tafereel’ (ondertekend: I.V.N. In Virtute Nobilitas), en een Voorbericht.
De titelpagina’s van de verzameldelen hebben, na de titel, een vignet (‘J. Maurer inv. et del. G.J. de Huyser fecit 1772’) waarop geloof, hoop en liefde aan de christen tonen: de verschijning van de waarheid. Vrijgeest en ongeloof vluchten.

Boekhistorische gegevens
Impressum: ‘Te Utrecht, By Joh. van Schoonhoven & Comp.’.
In nr. 9 (2 maart 1772) verschijnt een colofon waaruit blijkt dat de Christen verkrijgbaar was te Utrecht (Schoonhoven), Amsterdam (Van der Kroe, Baalde), Den Haag (Thiery, Wynants), Rotterdam (de Vissen), Dort (Blussé en Zn., Van Braam), Leyden (J.H. van Damme), Haarlem (Bosch), Delft (Van der Smout, Poelman), Gouda (Van der Klos), Alkmaar (Wed. J. Maag & Zn., Verlaan), Arnhem (Nyhoff, Moeleman), Harderwijk (Lunterbosch), Zutphen (Van Hoorn), Zaltbommel (Salmon), Middelburg (P. Gilissen), Ter Goes (Huysman), Groningen (J. Bold, L. Huysing), Leeuwarden (De Chalmot), Franeker (Roman), Harlingen (Van der Plaats), Zwol (Clement) ‘en by andere Boekverkoopers’.

Medewerkers
De schrijver is Jacob VAN NUYS KLINKENBERG (1744-1817), gereformeerd predikant. Hij zou in 1784 hoogleraar theologie en kerkgeschiedenis worden, aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre. Volgens zijn gematigd-orthodox standpunt was de goddelijke openbaring nodig om de gebrekkige natuurlijke godsdienst aan te vullen; het christendom was een noodzakelijke waarborg voor de cohesie van de samenleving.
Het blad bevat voorts vele brieven en ingezonden stukken. Die hebben ‘echte’ initialen bij inzenders als K.A., J.B., J.H.D.B., V.C., A.R.D., W.F., F.V.D.H., H.G.H., J.H., L.C.H., M.H., W.H., K., A.M., R.v.M., C.I.V.S.V.D.M., C.N.N., D.N., J.V.O., P.H., J.W.R.R., E.V.S., J.V.D.V., M.B.L.J.V., A.V.W., J.W., C.W.Z., G.V.D.Z, W.Z.
Meestal tekenen de bijdragers echter met namen als Anna Vroegaerd, Joh. Explorator, J. Physicus, Eusebius Philadelphus, Jan Patriot, Joseph (een jood), C. de Toetser, Joost Vrymoedig, Johannes Student, J. Leergraag, Jacobus Welmeendend, Bibliophilus, A. Ondersoeker, Willem Onvoldaen, J. Weetgierig, Christianus Naarspoorder en een menigte andere namen. Deze bijdragen kunnen evenzeer het product zijn van de schrijver/redacteur.
Opvallend is een discussie met een onduidelijk ‘genootschap van vrydenkers’ te Amsterdam (deel 4, p. 176, 182) dat geen structuur of echte vergadering kent maar dat wel een ‘gezelschap’ is, en teksten bespreekt als Neegen redevoeringen over gewigtige onderwerpen in Engeland en elders onder de dissenters uitgesprooken.

Inhoud
Het voorbericht stelt dat ‘in deeze verlichte Eeuw’ wel erg veel geschreven wordt; in het bijzonder zijn er te veel ‘Weekelyksche blaedjes en spectatoriale Vertoogen’. Desondanks komt de schrijver met dit blad. Want

’er is geen verhevener onderwerp dan de Godsdienst, dan de Heilige Godsdienst der Christenen […].’T verwonderd my […] dat niemand onzer landgenooten tot dus ver ondernoomen heeft, om deezen voortreffelyken Godsdienst in zyn waere licht en schoonheid, in zyne ontegenzeggelyke waerheid, in zyne onwaerdeerbaere nuttigheid, in de heiligheid zyner zedelessen, in weeklyksche Vertogen voortestellen, en te betoogen. […] Myn groote doelwit bestaat hier in, dat ik van tyd tot tyd de waarheid van onzen Christelyken Godsdienst op eene klaare en vatbaere wys, maer met voldingende betoogredenen zal poogen te staeven. Ik zal er my op toeleggen om die Godsdienstige zaeken, welke door ’t ongeloov ’t meest betwist worden, opzettelyk te handhaven. Ik zal den Deïst, den spotter met ’t Christendom, en hem die ’t woord der Eeuwige waerheid tot ’t voorwerp maekt van zynen laegen en ongezoutenen schimp ’t onbetaemlyke, ’t hemeltergende, ’t onzalige van zyne onbesuisde handelwys minzaem wel, maar ook tevens ernstig onder ’t oog brengen.

Van Nuys Klinkenberg kiest voor de vorm van wekelijkse vertogen: die komen meer in ieders handen dan

boeken, die volledig worden uitgegeeven, deels om dat zy den leeslust meer uitlokken en de nieuwsgierigheid gaande houden, deels om door eene aengenaeme verschillenheid van afgebrookene onderwerpen te vermaeken, deels ook en voornaemenlyk om gepaster gelegenheid te hebben ter oplossing van zwaerigheden en tegenbedenkingen.

De nadruk in deze apologetica ligt op de verdediging van het christendom, niet op die van het hervormde geloof (bijvoorbeeld deel 6, p. 336). In dit blad blijft een redelijke gematigde toon gehandhaafd. Die toon vindt men opnieuw bij het afscheid (deel 7, p. 342):

Ons oogmerk was, om U een eenvouwig handboek te verschaffen, ten betooge der waerheid van het Christendom, om U onder het oog te brengen, dat de zwaerigheeden tegen onze beminnelyken Godsdienst, van welke de Heeren Deïsten zo veel ophev maeken, in de daad, wanneer zy recht bezien worden, van zeer weinig gewicht zyn, en zich gemakkelyk laten uyt den weg ruymen.

Men vindt overigens betrekkelijk weinig rechtstreekse discussie met die deïsten. Het meest opvallend: Voltaire en de rond diens positie in Nederland tegen hem uitgegeven Brieven van eenige Portugeesche en Hoogduytsche jooden aen den heer de Voltaire (deel 1, nr. 41); de standpunten van Toland, Bolingbroke.
Een zeer groot deel van alle teksten wordt ingenomen door de brieven van vraagstellers, en door de beantwoording daarvan. Het voorbericht vraagt tegenbedenkingen tegen het christendom in te sturen naar de boekhandelaar J. van Schoonhoven. Dit kan franco, en in het Latijn, Frans, Engels of Nederduits. Voorwaarde is dat het taalgebruik niet honend is; de tekst mag het gezag van de overheid niet aantasten.
Deel 1 en 2 behandelen de boeken van Mozes (als althans die de auteur is) en de geschiedkundige geschriften tot en met de periode van Saul. Deel 3 reikt tot en met Spreuken. Deel 4 gaat in op de geschriften van de profeten en ‘Salomo’. Deel 5 houdt zich bezig met de evangeliën. Deel 6 behandelt problemen uit de evangeliën en de Handelingen; deel 7 houdt zich vooral bezig met de exegese van de geschriften van de apostelen uit het Nieuwe Testament (inclusief Openbaring), en de goddelijke oorsprong daarvan.

Relatie tot andere periodieken
Onder de reacties dient genoemd de Brief aan de Christen, over zyn zevende vertoog (advertentie in de Leydse Courant, 6 mei 1772). Daarop reageert de Christen zelf met de woorden:

De ontydige en niets betekenende briev aen den Schryver van den christen gedrukt by F.H. Demter te Amsterdam, verdient geene aendacht in het geheel. Ik wensch, dat het kreupel Klinkdicht, waermeede deeze briev beslooten wordt, invloed hebbe op het gemoed van den door zyne drivten verbysterden Schryver (deel 1, p. 168).

In nr. 22 (1772) meent briefschrijver Christianus Onderzoeker dat nr. 7 beter op zijn plaats geweest was in de Denker of in een ander spectatoriaal tijdschrift.
Er bestaat een tweede druk van in ieder geval het eerste deel, uit 1780: ‘De Christen. Eerste deel. Tweede druk. Te Amsterdam, By Johannes Allart. 1780.’ Hier worden bij het titelvignet geen makers opgegeven.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: Z 945 (1e druk), Y 4283 (2e druk)
¶ Full text deel 1, deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6 en deel 7.

Literatuur
¶ E.G.E. van der Wall, lemma Van Nuys Klinkenberg, in: Biographisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 6 (Kampen 2006), p. 207-210
¶ E.G.E. van der Wall, Verlicht christendom of verfijnd heidendom? Jacob van Nuys Klinkenberg (1744-1817) en de Verlichting (Leiden 1994), vooral p. 12-16.

André Hanou