Constitutioneele Vlieg (1798)

Titelbeschrijving
De Constitutioneele Vlieg.

Periodiciteit
Blijkens de inhoudsopgave heeft deze periodiek nooit meer dan 23 afleveringen gehad. Dat wordt bevestigd door het opschrift van nr. 23: ‘Slot-Nommer’. De Vlieg lijkt eerst op zaterdag verschenen te zijn (mededeling daarvan in de nrs. 9, 12, 13), later op woensdag (mededeling daarvan in de nrs. 16, 17).
De eerstgenoemde verschijningsdatum komt voor nr. 3 (26 mei 1798), de laatste nr. 13 (4 augustus). Een extra nummer verscheen op 20 juni 1798 (nr. 5). De tijd van verschijnen in zijn geheel lijkt ongeveer geweest te zijn: medio mei 1798 tot eind september 1798. Hiermee in overeenstemming is een advertentie voor nr. 2 in de Leydse Courant van 21 mei 1798.

Bibliografische beschrijving
De uitgave, in octavo, bevat IV (french title; inhoudsopgave) + 212 doorgenummerde bladzijden. De afleveringen hebben een wisselende omvang (acht of twaalf pagina’s).
Het titelblok bevat altijd de titel en de nummeraanduiding; daaronder het adagium ‘Elk het zyne’, en een (bijbels) motto dat betrekking heeft op de positie van Ismael als de vijand van allen. Slechts in een enkel geval wordt in het titelblok een datum genoemd.

Boekhistorische gegevens
Colofon nrs. 1 en 2: ‘Te Amsteldam, bij C. Romyn, in de Beurssteeg, in de Boog, No. 14. En alom. à 1½ St.’.
Colofon nr. 3: ‘Te Amsterdam, by H. Moolenyzer, in ’s Hage, by J.C. Leeuwenstyn, Haarlem, Beest, Lyden, Koster, Rotterdam, D. Vis, Alkmaar, Molkman, Zaandam van Aake, Hoorn, Breebaard, Purmer-ent, De Wed. Keyzer’.
In de volgende colofons kan men enige aanvullingen vinden, waarbij soms Moolenyzer én Romyn genoemd worden, soms alleen Moolenyzer. Op p. 67 wordt met zoveel woorden gezegd dat het Romyn is die de Vlieg uitgeeft. Dat klopt met de advertentie voor nr. 2 in de Leydse Courant van 21 mei 1798 door Romyn.
De nrs. 17 en 23 kostten twee stuivers, blijkens mededelingen aldaar.

Medewerkers
Als auteur wordt traditioneel opgegegeven: Johan Christiaan HESPE (1757-1818); aldus ook nog bij Van Sas (2004). De Vlieg zelf zegt ironisch, p. 32, dat men als schrijvers vermoedt: Gerrit Paape, Pieter van Woensel, de schrijfsters Wolff en Deken. Paape zelf wist bij een verhoor door een onderzoekscommissie aannemelijk te maken dat hij op geen enkele manier debet was aan het tijdschrift: Paape (1996).
Een enkele keer worden niet nader identificeerbare medewerkers genoemd: Publicola Batavus, de Gezusters Vry en Bly, W.T.

Inhoud
Een vlieg is niet zo ‘verwoestend’ als een Weerlicht en een Blixem (radicalentijdschriften), meldt de Vlieg in het eerste nummer: hij vergaart, maar verstrooit niet. Desondanks verklaart de auteur aan de zijde te staan van de ‘heilzame’ constitutie van 22 januari 1798.
Het blad wordt beschouwd als de ‘spreekbuis’ van de groep rond Daendels, die achter de staatgreep van 22 januari gezeten had. Zo vindt men in nr. 5 een lange ode op Daendels. Maar ook bij contrarevolutie van 12 juni 1798 (weer: Daendels) wordt gesproken van een ‘heilrijke dag’ (p. 55) en van het geluk dat een robespierriaans-getint regime ten val is gebracht.
Gedurende de tijd van haar bestaan houdt de Vlieg de politieke ontwikkelingen en bestuurlijke kopstukken duchtig in het oog. Het commentaar krijgt vorm in een menigte literaire vormen: een gesprek, een kermiswandeling, een fictieve beeldengalerij, prijsvragen, nieuwstijdingen, gedichten, een fictieve boekengalerij, samenspraken, een brief en nog veel meer. Ironische noten vullen dat alles aan. De auteur heeft zijn Sterne en zijn Janus goed gelezen.

Exemplaar
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1075 E 25
Full text

Literatuur
¶ N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900 (Amsterdam 2004), p. 325-326
¶ Gerrit Paape, Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap, editie P. Altena (Hilversum 1996), p. 37
¶ Peter Altena, ‘Op de tulband “een aapenkop”? De revolutionaire vraagal (1798) van Gerrit Paape en een kleine geschiedenis van vraag- en antwoordweekbladen’, in: P. van Wissing (red.) Stookschriften. Pers en politiek tussen 1780 en 1800 (Nijmegen 2008) p. 285-305, 293-294.

André Hanou