Correspondent (1784)

Titelbeschrijving
De Correspondent, in drie Verzamelingen.

Periodiciteit
Van dit blad zijn niet meer dan drie afleveringen, ‘verzamelingen’, verschenen. In het ‘Aan de Leezer’ bij de editie van het geheel zegt de schrijver weliswaar voornemens te zijn door te gaan met de uitgave van het tijdschrift, maar dat het blad, als de omstandigheden dat toelaten, in het vervolg zal verschijnen onder de titel Staatkundige Bydragen van Adolus den Opmerker.
Blijkens een ander ‘Aan den Leezer’, voorafgaand aan de eerste verzameling, wil de ‘uitgever’ aanbieden: ‘een Nieuw Vaderlandsch Tijdschrift, ’t welke met het begin van den Jare 1784 in ’t Licht verschijnt, bij wijze van een Maand of Weekblad’. Het aantal ‘bladen’ zal niet meer dan 52 zijn.
Meteen hierop blijkt de opzet van verschijnen nog iets meer gecompliceerd, want ‘Eindelijk, zal den Heer Aucteur zich niet bepalen om s’Weeklijks een blad het Licht te doen zien, maar alleen dan, bij een of meerder, wanneer [hij] een bondige Verzameling heeft vergaard’. Deze eerste verzameling, zo merkt hij op, begint met ‘3 bladen’ om zo de lezer een beter idee te geven van het ‘plan’ en de ‘waardij der stoffe’.

Bibliografische beschrijving
In octavo.
De editie van het geheel heeft een voorwerk van IV pagina’s, bevattend de titelpagina en een ‘Aan den leezer’. Daarop volgt de eerste verzameling (met een eigen voorwerk van II pagina’s, opnieuw een ‘Aan den Leezer bevattend), met tekst p. 1-48. De ‘Twede’ verzameling geeft p. 49-88. De derde: p. 89-128.
Op de titelpagina staat het motto ‘Sed cur tamdiu de UNO hoste loquimur? [Maar waarom moeten we zo lang praten over één vijand?] Cicero in Catilinam’.

Boekhistorische gegevens
Volgens de titelpagina van het geheel: ‘Te Utrecht, By J.M. van Vloten.’
De colofons aan het eind van nr. 1 en 2 hebben echter:

Te Utrecht by Mulder, en is mede te bekoomen te Amsterdam bij de Erve Houttuin, Rotterdam A. Vis, Leiden de Does, Haarlem Wed. van Brussel, Schiedam Poolman, ’s Hage Van Cleef, Delft de Groot, Gouda Verblauw, Middelburg Gillissen, Vlissingen Corbelijn, Nijmegen van Goor, Aarnhem [sic] Troost, en verders bij de meeste Boekverkoopers in Nederland.

In de colofon van nr. 3 wordt nog slechts Mulder genoemd.
Blijkens het ‘Aan den Leezer’ van nr. 1 kost de verzameling 2 stuivers. Mocht de verzameling groter uitpakken, dan zullen de extra pagina’s de lezer ‘gratis toegerijkt worden’. Later heet het dat verzamelingen zes stuivers kosten.

Medewerkers
Het blad wordt in het algemeen toegeschreven aan Pieter Philip Juriaan Quint ONDAATJE (1758-1818), op dat moment student in de rechten te Utrecht. Hij zou zich in radicale richting ontwikkelen tot een van de meest belangrijke patriotten.
De Librye (1889) nr. 8 acht het echter niet onwaarschijnlijk dat de patriot Willem VAN INRHOVEN VAN DAM (1760-1802) de hand heeft gehad heeft in het blad (p. 62). Op grond van die bron is deze mening ook elders te vinden.

Inhoud
In het begin van nr. 1 wordt het fictieve kader geschetst: de schrijver is Nederlands vrijburger, woont in een hutje in het Sticht, maar komt vaak in de stad (Utrecht). Hij heeft ook ‘boden’ in de meeste wijken van Nederland.
In de daarop volgende tekst ontvangt hij brieven uit diverse Utrechtse wijken (Turkijen, Paapenvaandel, Fortuin, Bloedkuil, Zwarte knechten) die corresponderen met afdelingen van de vrijkorpsen en bijbehorende vergadercircuits. Over de ontwikkelingen daar, rapporteren respectievelijk Vredelief, Letgraag, Piet Eenvoudig, Jaap de tuinman en Fredrik Leergraag, in brieven van 1 december en 30 november, 2, 3 en 5 december 1783.
De auteur geeft vervolgens (patriots) commentaar. Hij bespreekt staatkundige ideeën en filosofie, bijvoorbeeld aan de hand van Hutcheson, Price, Locke. Hoe kan de macht van het volk gerealiseerd worden in de lokale Nederlandse situatie? Een enkele keer gebruikt hij daartoe inlassen in de vorm van politiek-opvoedende gesprekken.
Nr. 2 heeft een geheel andere opzet. Het bestaat allereerst uit een brief, gestuurd door Waarmond en Vryaart uit Amsterdam (1 januari 1784), over de politieke situatie in Utrecht en over onwenselijke zaken, zoals de verplichte recommandatie van bestuurders aan de stadhouder. Hierna volgt als tweede item een binnengekomen weergave van een gesprek in een Amsterdams koffiehuis, tussen Goedäart, Lugthart, Cato, Candidus, Zee-officier en Severus. Het onderwerp is de mislukte expeditie van de vloot naar Brest.
Nr. 3 wordt voor een groot deel in beslag genomen door een vervolg van het genoemde koffiehuisgesprek. Daarna volgen kort enkele brieven: één van een nogal bijbels geïnspireerde Isaäk G… Pz., (ironisch) handelend over het onheilige taalgebruik van de Correspondent; één van catechiseermeester Petrus Stephanus Sloffenius, met de onverwachte mening dat het volk niet altijd het regeren aan de overheid hoeft over te laten; en één van een boze eerste luitenant die juist vindt dat men zich niet met staatszaken behoort te bemoeien.
Een bespreking is te vinden in de Algemeene Vaderlandsche Letter-Oefeningen deel 6, stuk 1 (1784), p. 387-388.

Relatie tot andere periodieken
Als opvolger van het blad wordt beschouwd: Staatkundige Bijdragen. By Adolus den Opmerker (1784), door Ondaatje.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: 684 H 10
Full text

André Hanou