Eenvoudige Brieven (1801-1803)

Titelbeschrijving
Eenvoudige Brieven, voor Zoekende Menschen naar Jezus. Opgesteld door Henricus van Otterloo, Oud Ouderling der Gereformeerde Nederduitsche Gemeente te Utrecht.

Periodiciteit
In totaal verschenen er drie afleveringen (‘stukjes’).
In de Naamlijst van Saakes wordt de eerste aflevering gemeld in maart 1801 (p. 213); de tweede aflevering in februari 1802 (p. 297) en de derde (= derde en vierde stukje samen) in maart 1803 (p. 405).

Bibliografische beschrijving
De gehele uitgave, in octavo, heeft CVI + 740 doorgenummerde bladzijden. De afleveringen hadden oorspronkelijk eigen titelpagina’s en voorredes. De nu nog aanwezige algemene voorrede meldt namelijk:

Deze Brieven, stuksgewyze uitgegeven, thans […] volkomen zynde; zo dat zy by het inbinden één Werk uitmaken, zoo kunnende de tytuls en voorberichten der voorgaande Stukjes worden weg genomen, en deze algemeene tytel en voorrede inplaats gesteld worden, waarom het nodig is, het geene den Lezer voorheen is medegedeeld hier zakelyk in te voegen.

Het voorwerk van het verzameldeel heeft: titelpagina; kerkelijke approbaties van de classis Utrecht februari 1801 (voor brief 1-5), december 1801 (voor brief 6-10) en december 1802 (voor brief 11-22); een voorrede, gedagtekend december 1802; en een ‘Inhoud der brieven’.
Het titelblok van de afzonderlijke brieven heeft soms ‘De zoekende ziel naar Jezus’, soms een bewoording als: ‘Tweede brief, Zynde een Andwoord op de voorgaande’. Dat veronderstelt overigens een tussenliggende brief van de bekeerling. Die wordt echter nooit afgedrukt.

Boekhistorische gegevens
Titelpagina: ‘Te Utrecht, Bij H. van Otterloo. 1803’.
Volgens Saakes’ Naamlijst van maart 1801 kostte de eerste aflevering 6 stuivers (p. 213); de tweede kostte in februari 1802 8 stuivers (p. 297) en voor de derde moest in maart 1803 ƒ 1:4 worden neergeteld (p. 405).

Medewerkers
Van de auteur is, buiten het hierboven in de titel vermelde, niet méér bekend dan dat hij tevens uitgever was te Utrecht.

Inhoud
Blijkens de resterende algemene voorrede waren brief 1-5 (de eerste aflevering) bedoeld als informatie voor een zoekende; terwijl ‘de zoekende in de Vyf volgende zou voorgesteld worden, zo als hy tot het licht des geloofs komt. Dit oogmerk heb ik in het twede Stukje niet geheel konnen volbrengen, dewyl myn vast voornemen was, om zulks by kleine Stukjes te doen’.
Daarom beloofde de schrijver dat in een derde stukje te doen, ‘gelyk thans [ook] in het vierde Stukje plaats heeft’. Er wordt uitgelegd dat het derde en vierde stukje (die blijkbaar samen uitkwamen) echt nodig waren om in deze correspondentie de bekeerling vertrouwd te maken met de basis van de geloofsgeheimen. Het geheel dijde daardoor wel uit tot 22 brieven.
Het gaat hier dus om een voorbeeld-correspondentie: hoe een bekeerling te begeleiden en te informeren. De allereerste zin luidt: ‘Met blydschap vernam ik, dat gy vraagende zyt geworden naar Jezus’. Daarna volgt, in steeds langer wordende brieven, een uiteenzetting van de gehele heilsgeschiedenis.
Volgens de inhoudsopgave hebben die brieven een eigen thema. Zo wordt bij brief 17 vermeld: ‘De zonde beschouwt als de geestelyke melaatsheid, die niet kan genezen worden, dan door het reinigende bloed van den grooten Heelmeester J.C.’.
Het geheel is voorzien van noten, secundaire literauur, en vele verwijzingen naar bijbelplaatsen.

Exemplaar
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 1002 G 31.

André Hanou