Eremiet (1776) – editie Van der Laan

Titelbeschrijving
De Eremiet, behelzende Aangename Godsdienst-, Zeede-, Staatkundige en andere Vertoogen. Uit het Hoogduitsch Vertaald. Quod verum atque decens, curo & rogo. Horat. (citaat uit Horatius’ Epistolae 1: ‘Wat waar is en betamelijk, is het onderwerp van mijn aandacht en streven’).

Periodiciteit
De UB Leiden, die het enig bekende exemplaar in bezit heeft, geeft 1760-1770 als verschijningsjaren. Gezien de verschijningsjaren van het Duitse origineel, moet dit onjuist zijn. De Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-Oefeningen (deel 5-1, 1776) bevat een bespreking van de Eremiet (p. 462-466).

Bibliografische beschrijving
Deze uitgave bevat VIII + 420 bladzijden in octavo. Het voorwerk bestaat uit french title, titelpagina en ‘Inhoud der vertoogen’. In het bestudeerde exemplaar volgen hierna 32 vertogen die onmiddellijk achter elkaar zijn afgedrukt en dus niet telkens op een nieuwe pagina beginnen.
Elk titelblok bevat titel, volgnummer en een motto (het meest van een klassieke auteur afkomstig). Aan het einde van het laatste vertoog vindt men een ‘Bekendmaaking’ dat het tijdschrift ophoudt en dat schrijver en drukker het bij opbod willen verkopen. Dit lijkt een satirische manoeuvre: bij de condities behoort dat de nieuwe schrijver niet méér hersens mag bezitten dan zijn voorganger.

Boekhistorische gegevens
Titelpagina: ‘Te Rotterdam, By Joh. van der Laan, J.-Z. Boekverkooper’.

Medewerkers
De auteur van het origineel is Jakob Friedrich Freiherr VON BIELFELD (1717-1770), telg uit een Hamburgse koopmansfamilie. Hij werd na zijn studie te Leiden Pruisisch diplomaat. Na een titel als ‘Freiherr’ ontvangen te hebben in 1755 wijdde hij zich vanaf zijn landgoed (hertogdom Altenburg) aan de letteren.

Inhoud
Buijnsters meldt dat het een vertaling is van het Duitse ‘Moralische Wochenschrift’ Der Eremit (1767).
Het Nederlandstalige ‘zedekundig Tijdschrift’ (p. 276) opent met de mededeling dat de auteur alles in de wereld heeft meegemaakt maar zich nu op het land terugtrekt. Daar vindt hij bezigheid door zijn gedachten op papier te zetten. Hij zal zich bezighouden met ‘de wysgeerige Zedekunde’, wat niet wegneemt dat hij eveneens is een ‘hoogschatter’ van de christelijke godsdienst.
De gedebiteerde wijsheden overstijgen nauwelijks het niveau van observaties in de trant: dat de weerkundige herfst ook aanleiding zou moeten geven tot reflecties over het leven; of dat de arbeid van een tuinman zinnebeeld moet worden van eigen en hoger soort werkzaamheid.
Evenwel vindt men onverwachter zaken als een verhandeling over Japan, het leven aan het hof, een beschouwing over het fenomeen ‘tijdschriften’ (vertoog 22). Een enkele keer wordt gebruik gemaakt van – fictieve – brieven; zoals een epistel van Arabella die advies vraagt wie te trouwen. Hier en daar treft men een gedicht. Gellert wordt bewonderd. Opvallend is echter de interesse voor buitenlandse cultuur: men komt Hogarth tegen, Vondel, Sels.

Relatie tot andere periodieken
Onduidelijk is in welke mate deze Rotterdamse Eremiet zijn Duitse voorbeeld op de voet volgt of bloemleest. Onduidelijk is evenzeer wat bij deze editie de verhouding is tot de Heremiet (1771) die bij Tiedeman en de Eremiet (1776) die bij Schalekamp is uitgegeven.

Exemplaar
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: THYSIA 2317

Literatuur
¶ P.J. Buijnsters, Spectatoriale geschriften (Utrecht 1991), p. 110.

André Hanou