Geschiedenis ENT

Een jaar of tien geleden ontstond het plan om een Encyclopedie Nederlandstalige Tijdschriften (ENT) uit de lange 18e eeuw te maken. De oorspronkelijke redactie bestond uit André Hanou, Edwin van Meerkerk, Peet Theeuwen, Jan de Vet, Pieter van Wissing en Rietje van Vliet. We dachten dat de klus overzichtelijk was en met hulp van anderen zeker in een jaar te klaren. Het zou een mooi boek met zo’n 500 titels kunnen worden. Hoopten we.

Dat viel tegen. We kwamen op onze ontdekkingsreis de ene na de andere nieuwe titel tegen. Onze bucket list zwol aan tot ongeveer 2000 titels. Soms zijn het tijdschriften waarover al veel geschreven is. De Europische Mercurius bijvoorbeeld. Vaker is het een tijdschrift dat volledig bedolven is onder het stof der vergetelheid. Neem de Bijbelminnaar dat van 1791 tot 1794 verscheen: nergens gevonden. Er zijn ook spooktitels, zoals de Zaytung ous India, een jiddische krant die gewoonweg nooit heeft bestaan. Veel tijdschriften hebben maar een handjevol afleveringen gekend. Een verschijningsduur van een half jaar blijkt dus echt niet ‘kort’, zoals dat nog wel eens wordt gezegd. Je kunt er je handen aan vol hebben.

Wat ook tegenviel was dat het begrip ‘tijdschrift’ zo diffuus is. In de 18e eeuw experimenteerde men nog naar hartenlust met de vormen van dit medium. Afleveringen heten stukjes, of verzamelingen, of brieven, of boeken, of nog weer anders. Het zijn dikwijls eenmanstijdschriften maar in de loop van de eeuw vormden zich steeds vaker redacties met ‘verzamelaars’. Vrijwel altijd lieten de uitgevers de stukjes bundelen in delen, zoals wij dat vroeger met de Pep of de Donald Duck deden: nog jaren na verschijnen lazen we als kind met genoegen de oude verfomfaaide jaardelen.

Maar wat de onderzoeker wanhopig kan maken: de Amsterdamse apotheker Kasteleijn bijvoorbeeld liet zijn bladen na voltooiing van een jaargang dusdanig versnijden dat de titelpagina’s uit de oorspronkelijke afleveringen werden verwijderd. Erger nog, de rubrieken uit de afzonderlijke afleveringen werden ook losgepeuterd om bij elkaar te worden gebonden tot een hoofdstuk van een jaardeel. Het werden dus boeken waarvan je alleen met behulp van recensies kan reconstrueren hoe de afleveringen er ooit hebben uitgezien. Zo blijkt een ogenschijnlijk wetenschappelijk boek ineens een tijdschrift.

We kwamen in onze zoektocht naar onbekende periodieken meer boeken tegen die in afleveringen verschenen. Met een eigen titelpagina, met een volgnummer en zelfs een datum. Waarom zou je die boeken geen tijdschriften kunnen noemen? En dan heb je tijdschriften die eigenlijk de functie hebben van een krant. Of kranten die meer lijken op een tijdschrift. Waarom noemen we het een wel en het ander geen tijdschrift? En waarom moeten tijdschriften in proza geschreven zijn? We troffen ook gedichtenbundels aan die in afleveringen verschenen. Iedere week een nieuw katern met liederen en gedichten over actuele gebeurtenissen. Alweer: met eigen titelpagina, volgnummer en zelfs datum. Om niet te vervallen in eindeloze principiële discussies hebben we in twijfelgevallen de titel opgenomen in de ENT. En kranten: ach, toe maar.

Nog een paar tegenvallers: persoonlijke omstandigheden – ziekte, ander werk, veel werk, verhuizing – maakten dat het project lang op de plank bleef liggen en dat er een nieuwe redactie moet worden samengesteld. In dat laatste stadium verkeert de ENT nu. Bovendien zwoegen steeds meer historici in ons netwerk onder de publish or perish-doctrine. Voor hen zijn alleen gepeerreviewde publicaties, bij voorkeur in een internationaal vakblad, van belang. Hun toezeggingen aan de ENT konden ze niet of nauwelijks meer nakomen. Daar komt bij: uitgevers zagen zo’n almaar uitdijend boekwerk als een bedrijfsrisico. Of het moest iets van 1000 euro gaan kosten, waarmee de ENT een slapend leven tegemoet zou zien. Ook participeren in een project dat vanuit het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis werd opgetuigd omwille van een Europese subsidie, bleek niet haalbaar, ondanks de inspanningen van het Huygens. De subsidieaanvraag werd afgewezen.

Maar niet getreurd. Inmiddels is er voor het naslagwerk een website, waarop al meer dan 1000 tijdschrifttitels beschreven zijn. Het is een project dat voorlopig nog niet is afgerond, maar wel raadpleegbaar voor iedereen. Nieuwe lemma’s, correcties en aanvullingen worden zeer op prijs gesteld!

Rietje van Vliet
projectleiding en eindredactie

juli 2018