Fortuin (1804-1805)

Titelbeschrijving
De Fortuin, weekblad, bevattende ernstige en boertige mengelingen, in proza en poëzy.

Periodiciteit
Het maandags weekblad verscheen van 1 oktober 1804 t/m 23 september 1805 (52 nrs.). Hiermee was de reeks compleet, aldus Saakes’ Naamlijst van december 1805 (p. 190). De gebundelde afleveringen hebben op de titelpagina alleen het jaartal 1805. In nr. 52 verzucht de auteur dat hem wel wat rust is vergund nu hij het voorgenomen aantal afleveringen heeft voltooid.

Bibliografische beschrijving
In groot octavo. De gebundelde afleveringen worden voorafgegaan door een voorwerk van II + VIII pagina’s (Franse titel, titelpagina, Voorrede). De afleveringen zelf tellen 8 doorgenummerde pagina’s.
Een in koper gegraveerde titelpagina, hoewel beloofd, ontbreekt: ‘de fortuin zelve heeft zich ’er tegen verzet, en goedgevonden dat men zich slechts tot eenen gedrukte tytel bepaalde’ (Voorrede, p. VII). Nu staat op de titelpagina een citaat uit De Fortuin zelf: ‘Al ’t goede doen wy zelf; Fortuin doet al het kwade; Men heeft altoos gelyk; het noodlot dwaalt alléén’ (p. 108).

Boekhistorische gegevens
Het impressum op de titelpagina luidt: ‘Te Amsteldam, by W. Vermandel en Zoon’.
De colofon van nr. 1 noemt behalve Vermandel ook andere verkoopadressen:

Dordrecht, Blussé en Zoon, de Haas; ’s Hage, G. Backhuysen, Klis, Immerzeel; Haarlem, Loosjes, Walré & Cop., Kampman; Hoorn, Vermande en Zoon; Leyden, Herding, Thyssens, Trap; Rotterdam, D. Vis, v.d. Dries, Hofhout; Utrecht, v. Terveen, Paddenburg en v.d. Schroeff.

In deze lijst treden later enkele wijzigingen op. Na nr. 28 wordt geen enkele wederverkoper meer genoemd.
Uit de advertentie in de Leydse Courant van 22 oktober 1804 blijkt dat nr. 1 als een prospectus fungeerde en gratis te verkrijgen was. De afleveringen zelf kostten 1½ stuiver per stuk, zo melden de colofons. In december 1804 schrijft Saakes in zijn Naamlijst dat de nrs. 1-14 samen te koop zijn voor ƒ 1:1 bij Vermandel en Zoon (p. 94). De nrs. 15-52 moesten in december 1805 ƒ 2:17 opbrengen (p. 190).
Het is niet duidelijk of de oproep van de schrijver in nr. 16 om het blad te kopen – met prijzen en pluspunten van het blad – een indicatie is dat het debiet tegenviel.

Medewerkers
Op de titelpagina wordt broodschrijver en vertaler Abraham Louis BARBAZ (1770-1833) als auteur vermeld. Hij is vooral bekend geworden om zijn vele toneelstukken en theaterrecensies.
In nr. 1 nodigt hij terloops zijn lezers uit bijdragen toe te sturen (p. 3). Dit gebeurt, maar het is onwaarschijnlijk dat de briefschrijvers, die zich schuil houden achter namen als Febus Lichtlief, de koning van Otaheite, Jonas Ongeval, Xantippe Wispelturig en Jaques à la Mode, echt zijn. Ene H.v.B zond het dichtstukje ‘De milde boekverkooper’ in.

Inhoud
‘Al weder een letterwerk méér in de waereld!’ Met deze woorden begint Barbaz de Voorrede, die overigens geschreven is nadat alle afleveringen reeds zijn verschenen. ‘Wy zullen hetzelve eens by eenen uitdragerywinkel vergelyken, waarïn men allerhande soorten van huis- en lyfsieraden in het honderd door elkander gesmeten vind’. Een ratjetoe dus, maar als men er eenmaal aan is gewend, vindt men er altijd wel iets naar wens.

De groote verscheidenheid der veelvuldige stukken en stukjes, zo in proza als poëzy, welken daarïn worden aangetroffen, zal het, misschien, niet onäangenaam doen voorkomen aan lieden, die verändering van letterkundige spyze beminnen.

Nr. 1 is tevens de inleiding van het blad, waarin de auteur uitlegt wat lezers niet hoeven te verwachten (geen godsdienstige of staatkundige geschillen, noch belastingen of geldheffingen) en waar zij wel op kunnen rekenen (op een vrolijke wijze zullen de dagelijkse zotheden en gebreken aan de kaak worden gesteld). Ernstige bijdragen en ‘bevallige stukjes’ voor ‘de schoone kunne’ zullen voor meer afwisseling in dit ‘zedelyk hekelschrift’ zorgen.
De titel De Fortuin is gekozen als heilwens voor de schrijver (opdat hij er fortuin mee make) en voor het blad zelf (opdat een jaargang worde volgemaakt). Bovendien zal blijken dat de meeste dwaasheden en grillen hun oorzaak hebben in de gunstige of ongunstige fortuin van de mens. Ten slotte: het moet voor de lezer een fijn moment zijn om een maal per week aan de ontbijttafel een fortuin in de schoot geworpen te krijgen.
De beloofde afwisseling kwam mede tot stand door een aantal fabels in dichtvorm. Verder bevat het weekblad vier grotere dichtstukken, die diverse afleveringen bestrijken: ‘Frozine en Melidor’, naar het Frans van Pierre Joseph Gentil-Bernard (vanaf nr. 1); ‘De luchtöorlog’ (vanaf nr. 17); ‘De schoonheid der vrouwen’, eveneens van Bernard (vanaf nr. 27); ‘De zege des menschdoms door de koepok-inënting’ (vanaf nr. 41).
Ook het dichtstuk ‘De jaargetyden’ van Saint-Lambert, door het genootschap Kunst Door Vriendschap Volmaakter in 1802 uitgegeven bij Uylenbroek te Amsterdam, kreeg een plaats in het blad (vanaf nr. 28). Niet in zijn geheel maar passages, voorzien van samenvattende toelichtingen. De vertaling was van Barbaz, Hendrik de Flines en Pieter Gerardus Witsen Geysbeek.
Onderwerpen zijn verder onder meer de mode, opvoeding, ballet, sinterklaasfeest, een gemengd genootschap met beurtelings een man en een vrouw als voorzitter, het ‘overdreven romaneske’ van Duitse schrijvers, het vertalen van poëzie, overlijdensadvertenties, valse vriendschap, veinzerij, dromen, namen van dagen en maanden. Gaandeweg wordt steeds meer plaats ingeruimd voor toneel (inclusief recensies). De schrijver probeert de band met zijn lezerskring te verstevigen door middel van prijsvragen: over de grote toeloop naar de schouwburg (nr. 4) en over de heersende hoedenmode (nr. 39).

Drie van de vier lange dichtstukken uit De Fortuin zijn ook opgenomen in Mengelwerken van A. L. Barbaz, in Nederduitsche en Fransche vaerzen (Amsterdam 1810). Op advies van Phoebus Hitzerus Themmen, kunstvriend van Barbaz, werd het vierde, ‘De zege des menschdoms door de koepok-inënting’, in 1805 door Vermandel en Zoon uitgegeven onder de titel De zegen des menschdoms, door de koepok-inënting. Dichtstuk, getrokken uit het weekblad De Fortuijn.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1170 C 21
Full text

Literatuur
¶ L. Korpel (ed.), In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820 (Den Haag 1993), p. 96-97
¶ H. van der Veen, Register op het ‘Amstels Schouwtooneel’ van A.L. Barbaz, alsmede op het weekblad ‘De Fortuin’ en op de Kwartaal-uitgave Mengelwerken (1987).

Rietje van Vliet
update 28-1-2023