Godsdienstvriend (1788-1795)

Titelbeschrijving
De Godsdienstvriend.

Periodiciteit
Dit donderdags weekblad verscheen vanaf september 1788, getuige de advertentie in de Delfsche Courant van 4 september 1788 waarin de nrs. 1 t/m 4 van de Godsdienstvriend samen met de Menschenvriend worden aangekondigd. De twee bladen vormen samen één geheel, zo meldt de uitgever:

Daar thans geen één Week of Tydschrift, regelregt en opzetlyk den Godsdienst betreffende, in ons Vaderland uitkomt, en de gesteldheid van den Godsdienst (het grootst personeel belang van elk mensch) aldaar echter zodanig is, dat ze veele Stoffen tot gewigtige en belangryke Overdenkingen oplevert; zo hebben zommige kundige en Godsdienstlievende Mannen zig verëenigd om dat gebrek door een nieuw Week-Blad, onder den Tytel, de GODSDIENST-VRIEND, naar hun vermogen te vervullen. […]  

De advertentie is in diverse kranten geplaatst.
De delen bevatten elk 50 afleveringen en hebben als jaartal 1789 (deel 1), 1790 (deel 2), 1791 (deel 3), 1792 (deel 4), 1793 (deel 5), 1794 (deel 6) en 1795 (deel 7). De afleveringen (‘vertoogen’) zijn niet gedateerd.
Na de stichting van de Bataafse Republiek ging de Godsdienstvriend over in De Vrije Godsdienstvriend.

Bibliografische beschrijving
Ieder deel bevat een titelpagina met illustratie (J. Buijs inv. et del.; R. Vinkeles sculp.), gevolgd door een inhoudsopgave en de afzonderlijke afleveringen. Deze hebben een omvang van 8 pagina’s in octavo. Iedere aflevering begint met een citaat.
Op de titelplaat wordt een huisleraar in klassiek tenue afgebeeld, met kinderen (putti) om hem heen. Hij wijst op de console naast hem, waarop de bijbel opengeslagen ligt.

Boekhistorische gegevens
Het impressum op de titelpagina’s: ‘Te Amsterdam bij Martinus de Bruijn’.
De prijs per aflevering is blijkens de advertenties: 1½ stuiver.

Medewerkers
Redacteuren waren Bernardus BOSCH (1746-1803) en IJsbrand VAN HAMELSVELD (1743-1812).
Van Hamelsveld schreef in het eerste jaar acht bijdragen (deel 1, nrs. 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16). De opzet van deze afleveringen verraadt een alternerende redacteur. Opvallend is echter dat Bosch in het slotnummer van deel 7 schrijft dat hij pas vanaf deel 1, nr. 17 het blad vol geschreven heeft (p. 398). Van Hamelsveld was toen naar Leiden vertrokken, omdat hij na het herstel van het Oranjeregime bedreigd werd. Hij staakte zijn medewerking ook omdat hij aan zijn vertaling van de bijbel werkte. Bijna zeven jaargangen staan op de naam van Bosch. 

De predikant Bernard Bosch studeerde in zijn geboorteplaats Deventer aan het Athenaeum Illustre bij de filosoof Rückersfelder en vervolgens te Utrecht theologie onder anderen bij Rau. Oosterse Talen was zijn favoriete studie. Via Rückersfelder leerde hij de Duitse exegeet Johann David Michaëlis (1717-1791) kennen, die de kritiek op de bijbel uit de Verlichting introduceerde bij gereformeerde en lutherse theologen. 
Bosch was onafhankelijk als predikant, naar eigen zeggen Voetiaan noch Coccejaan. Men noemde hem een ´Draaier´ of een ´Engels prediker´. Hij werd predikant in Spanbroek-Opmeer, Ouderkarspel en Vollenhoven voordat hij in Diemen werd beroepen; daar trok hij hoorders uit Amsterdam. 
In nr. 50 van deel 7 geeft hij een biografische verantwoording van zijn leven en publiceert hij een overzicht van zijn boeken en tijdschriften die hij in zijn leven redigeerde. Als predikant kreeg hij geen kans meer. Zijn keuze voor de patriotten bezorgde hem de vijandschap van Rensdorp, burgemeester van Diemen, die hem, na zijn vlucht naar Amsterdam voor de Pruisen in september 1787, uit die stad wist te verbannen. Zo kwam Bosch in Durgerdam, waar hij met de Amsterdamse doopsgezinde arts Martinus Nieuwenhuijzen, secretaris van de Maatschappij tot Nut van ´t Algemeen, het tijdschrift De Menschenvriend uitgaf. Hij begon met de in Durgerdam wonende theoloog IJsbrand van Hamelsveld het tijdschrift De Godsdienstvriend
Eenmaal inwoner van Bergen op Zoom raakte hij bevriend met de blinde dichteres Petronella Moens (1762-1843) met wie hij diverse publicaties verzorgde. In 1795 raakte Bosch in de omgeving van Zaandam met doopsgezinde collega´s bevriend. Voor hun Amsterdamse gemeente De Zon droeg hij enkele liederen bij. Als prominent lid van de Nationale Vergadering gaf hij zijn krachten aan de in 1795 gestichte Bataafse Republiek, maar raakte na de staatgrepen van 1798 op dood spoor. In het jaar van zijn overlijden (1803) verschenen zijn Gedichten, waar een biografie aan was toegevoegd.

Inhoud
Het openingsnummer van deel 1 is een inleiding op De Godsdienstvriend. Hierin zetten de auteurs hun doelstellingen uiteen:

Wij zijn leden van de algemeene christelijke kerk, gelijk PAULUS aan gene bijzondere gemeente of plaats en dus in den volsten zin openbare predikers van het eenvouwig euängeli.
Als zulke leden, als zulke predikers trachten wij onze medechristenen, door dit weekblaadjen, te lichten en te stichten, ten einde wij aan het oogmerk van onzen godlijken Zender en onze bijzondere bestemming voldoen mogen. 
Het UITLEGKUNDIGE, het PRACTICALE, het LEERSTELLIGE van de waarheden des christelijken godsdienst, is de taak, dien wij ter behandeling verkoozen hebben. (p. 2)

Van Hamelsveld blijkt in zijn bijdragen een kritische, maar rechtzinnige aanhanger van het achttiende-eeuwse calvinisme. Hij laakt de waardering voor de Duitse neologen, de toename van ‘het getal der Vrijgeesten’, een ‘zedekunde zonder Christus’. Ook distantieert hij zich van het bevindelijke geloofsleven. 
Maar ook in bijdragen van Bosch leest men de afkeer van ‘Deïsterij’, ‘Naturalisterij’ die ‘volslagen Ongodisterij’ werd. De neoloog Gotthelf Samuël Steinbart (1738-1809), de unitariër Josef Priestley (1733-1804) en de rationalist Carl Friedrich Bahrdt (1741-1792) krijgen net als ‘Arminianerij’ een negatief label. Bosch prijst de Utrechtse hoogleraar Gisbertus Bonnet (1723-1804), die in die jaren met de remonstrant geworden Paulus van Hemert (1756-1825) debatteert over de uitverkiezing. 
In de vijftig afleveringen van iedere jaargang is het merendeel gewijd aan klassieke theologische onderwerpen. Het zijn korte preken over een tekst, eindigend met een lied. Soms is er een inleidende (gefingeerde) brief van een lezer; soms kiest de auteur voor een vraag- en antwoordspel. Traditionele christologische dogma’s over de verzoening en de Drieëenheid houden stand met rechtzinnig geïnterpreteerde thema’s, zoals Gods straffende hand in de overstromingen en Jezus is geen martelaar maar offer voor onze zonde. 
In sommige afleveringen, die van meer catechetische aard zijn, treft men de duidelijke invloed van Michaëlis en Johann Christoph Doederlein (1745-1792) aan. Bosch heeft meer dan Van Hamelsveld sympathie voor schrijvers uit de Nadere Reformatie: Jan Arendt (1555-1621) met zijn Alle VI geestryke boeken van het waare christendom (Amsterdam 1738) en Simon Oomius (1630-1706) met zijn Des sathans vuyst-slagen, ofte Tractaet vande inwerpingen der godts-lasterlicke ghedachten (Amsterdam 1663). De buitenlanders in de Republiek, William Amesius (1576-1633), op de synode van Dordt (1618/1619) de Engelse assistent van de contra-remonstrantse voorzitter Johannes Bogerman, en de Waalse predikant van Den Haag, Jacques Saurin (1677-1730) krijgen waardering. 
Bosch neemt met dit tijdschrift ruimschoots deel aan het theologisch debat van zijn tijd. In de latere delen komen minder belangrijke thema’s aan bod. Er is een Lierzang aan de zon (deel 1, nr. 41) en een nummer over Gods goedheid ‘in gras en koorn’ (deel 1, nr. 44). 
Van Hamelsveld en Bosch waren theologen onder invloed van de Verlichting, maar waren geen verlichte theologen in wier werk zich een paradigma-wisseling voltrok.       

Relatie tot andere periodieken
In de Goudasche Courant van 29 mei 1795 meldt de uitgever nadrukkelijk dat de Godsdienstvriend, de Vrije Godsdienstvriend (1795-1798) en de eveneens bij hem verschenen Menschenvriend (1788-1797), alle van Bosch, ‘een schoon geheel’ vormen. De Menschenvriend is een parallelblad, de Vrije Godsdienstvriend is de opvolger van de Godsdienstvriend
Deel 1 van De Godsdienstvriend wordt positief besproken in de Maandelyke Uittreksels, of Boekzaal der Geleerde Waerelt, februari 1790.
Het blad mag niet verward worden met de Hervormde Godsdienstvriend (1806-1807), of met het Rotterdamse periodiekje De Godsdienstvriend, opgedragen aan de Gemeenteleden van de Roomsch Catholijke Kerke van de Leeuwenstraat (1808). Tien jaar later verscheen er weer een GodsdienstvriendDe Godsdienstvriend. Tijdschrift voor Roomsch-Catholijken (1818-1869), merendeels onder redactie van de rooms-katholieke emancipator Joachim George le Sage ten Broek.

Exemplaren
¶ STCN 168675641
¶ Full text deel 1deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6 en deel 7 

Literatuur
¶ Rietje van Vliet, ‘De succesformule van Heer Janus Janus-Zoon (1801-1802). Bernardus Bosch als lijstenmaker’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 43 (2020), p. 147-164
¶ Victoria E. Franke, Een gedeelde wereld? Duitse theologie en filosofie in het verlichte debat in Nederlandse recensietijdschriften 1774-1837 (Amsterdam/Utrecht 2009)
¶ Coen P.M. Görts, Ysbrand van Hamelsveld. Predikant, professor, patriot, politicus (1743-1812) (Universiteit Utrecht, doctoraalscriptie geschiedenis 2006)
¶ N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit 1750-1900 (Amsterdam 2004), p. 255-263
¶ Ans Veltman-van den Bos, Petronella Moens (1762-1843), de vriendin van het vaderland (Nijmegen 2000), p. 48-55
¶ Joris van Eijnatten, God, Nederland en Oranje. Dutch calvinism and the search for the social centre (Kampen 1993)
¶ J. Bosma, lemma ‘IJsbrand van Hamelsveld’, in: Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme, deel 4 (Kampen 1998), p. 178-180
¶ S.B.J. Zilverberg, lemma ‘Bernardus Bosch’, in: Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme, deel 2 (Kampen 1983), p. 85-87
¶ André Hanou, ‘Drie patriotten-auteurs in de loge’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 16 (1993), p. 10-16 
¶ P.J. Buijnsters, Spectatoriale geschriften (Utrecht 1991), p. 28, 29, 62
¶ H.F.J.M. van den Eerenbeemt, ‘Bernardus Bosch. Nutsfiguur, schrijver en politicus’, in: De Gids 134 (1971), 8, p. 489-499.

Simon Vuyk