Gravenhaagsche en Rotterdamsche Post-Waagen (1785-1787)

Titelbeschrijving
s Gravenhaagsche en Rotterdamsche Post-Waagen. Eerste deel. No. 1-100. Reipublicae Interest Malos Cognosci. Het is van belang voor de Republiek, dat de Booswichten bekend worden.

Periodiciteit
Datering op grond van de vermelde data van ingezonden brieven. Nr. 1 refereert aan 29 mei 1785; de afleveringen daarna refereren aan data in juni 1785 t/m april 1787. Nr. 37 bevat een ‘Danklied den 1ste January 1786’.
Er zijn 107 ongedateerde afleveringen bewaard gebleven, waarvan de eerste honderd zijn opgenomen in deel 1. In het gedigitaliseerde exemplaar zijn de resterende zeven afleveringen aan het deel toegevoegd.  Nr. 107 eindigt met ‘Het Vervolg in Nummer 8’. Het is niet bekend of deze 108ste aflevering ooit verschenen is.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen acht pagina’s in octavo. In het titelblok van de afzonderlijke afleveringen staan volgnummer en short title vermeld. De nrs. 1-100 zijn doorgepagineerd 1-804 en behoren tot deel 1. De resterende afleveringen nrs. 1-7 behoren blijkens de voetteksten tot deel 2, dat evenwel niet als een apart deel is aangetroffen, doch slechts zonder aparte titelpagina bijeengebonden is in deel 1.
Ter gelegenheid van de slag bij Hattem en Elburg is er een prent vervaardigd, te koop à 6 stuivers, die men bij het blad kan laten inbinden:

Echte Afbeelding van die Fraaije Vlugt uit HATTEM, waarin men kan zien, hoe elk om stryd loopt; ’t schynt zy een Weddingschap onder elkanderen hebben, om te zien wie het hartste loopen kan, en het eerste t’huis zal zyn, om zyn bevuilde Broek uit te trekken. (nr. 83, p. 668)

Boekhistorische gegevens
De stoklijst van nr. 1 meldt:

Dit Blad werd alle Saturdagen uitgegeeven te Amsterdam by Coertze, in ’s Haage, d’Agé, Wed. Vermeulen, Van Drecht in de Kleine Raam, en W: Knies; Delft, Poelman; Leyden, Perk, Luzac en v. Damme; Utrecht Stubbe; Dordrecht Wanner; en te Rotterdam by J:P: Kraefft, en verders alom à 1 en 1 halve stuiver.

Later komen daar nog bij J. van Rossum (Utrecht) en Arends (Amsterdam).
Er zijn verschillende redenen om aan te nemen dat Kraefft de uitgever was. Hij voegt namelijk aan de stoklijst toe: ‘De Brieven werden verzogt te bezorgen aan J.P. Kraefft’. Pas in nr. 13 maakt hij zich expliciet als uitgever bekend.

Medewerkers
De redacteur is Cornelius SILIAKUS, zo blijkt uit zijn Voorburghs korte gedenkzuil (1789). Op de titelpagina maakt Siliakus zich bekend als ‘Schryver der ’s Gravenhaagsche en Rotterdamsche Postwagen, benevens de Maandelyksche Vrye Gedagten’. In een enkel geval is hij als contribuant herkenbaar: als ‘C.S.’ met als toevoeging ‘In mijn Hutje onder Het Oranje Stutje’ (nr. 72) en als C. Siliakus uit Voorburg (nr. 92).
Als fanatiek orangist had hij zijn woning te Voorburg Oranjelust genoemd. Hij was sociaal bewogen en richtte in 1780/81 een begrafenisfonds en een ziekenfonds voor werklozen op. In 1786 was hij een van de initiatiefnemers van het Oranjecorps onder de zinspreuk ‘Een Burgerzin met trouw gepaard, geeft Zegen, Vrede op dees’ Aard’. Drie keer per week deed het corps militaire oefeningen, hetgeen uiteindelijk leidde tot rellen met het patriottisch genootschap van wapenhandel onder de zinspreuk ‘Rust en Vrijheid beschermen wij’. Het Oranjecorps werd in 1787 door Gecommitteerde Raden verboden en opgeheven. Het had flink wat oppositie te verduren gehad van de Voorburgse patriotten, onder leiding van Wybo Fynje, bewoner van het landgoed Vliet en Burgh.
Siliakus presenteert zich in de Post-Waagen als de ‘Zuidhollandsche Postwagen’, ‘Meester van de Post-Wagen’, de ‘Postmeester’ of bijvoorbeeld ‘Mijn Heer de Post’. Herhaaldelijk bedankt hij de inzenders van brieven, vraagt soms nog even geduld te hebben omdat zijn voorraad het niet toelaat ze gelijk te plaatsen.
De briefschrijvers zijn vrijwel allemaal anoniem. Slechts een enkeling is met naam en toenaam bekend, zoals Johannes Mesenaar in het ‘Nodig Bericht van Johannes Mesenaar, Burger en Inwoonder van Amsterdam, dienende tot antwoord op de Calumnieuse Geschriften teegens Hem uitgegeeven’ (nr. 15), Nicolaas Cornelis de Stoppelaar, van de Hooge Heerlijkheden van de Hooge en de Vrije en Lage Boeckhorsten, in zijn ingezonden brief (nr. 16) en de Leidse student P. van de Kasteele, als inzender van een gedicht ‘By het sluiten van de Voorjaars Exercitien der loflyke exerceerende Manschappen tot Brielle’ (nr. 65). Ene ‘Attamen’ uit Leiden stuurt zeer regelmatig brieven in.

Inhoud
Orangistisch blaadje waaruit voortdurend het adagium God-Nederland-Oranje spreekt. Er wordt commentaar geleverd op valse berichten in patriotse bladen en op gebeurtenissen die de polarisatie in de samenleving verder op scherp zetten (bijvoorbeeld de dreigende slag om de opstandige patriotse stadjes Hattem en Elburg). Het commentaar wordt voornamelijk geleverd door de briefschrijvers en andere contribuanten uit diverse plaatsen in Zuid-Holland (een enkeling van daarbuiten). Er staan regelmatig verwijzingen in naar voorvallen in Voorburg en omgeving, zoals een grote brand die in Leidschendam heeft gewoed (nrs. 47-48). Ook worden er nogal wat lokale patriotten met naam en toenaam, of met nauwelijks verhullende initialen genoemd.
De stijl is gevarieerd. Nu eens is het een brief geschreven in plat Leids, dan weer is het een lofdicht, een versje van twee twaalfjarige vaderlanders, een samenspraak of een satirisch bedoeld uittreksel uit het Patriottisch Woordenboek. De kwaliteit van de bijdragen is zeer wisselend. Aardig zijn de ‘Kenschets der Neo of Moderne Patriotten’ (nrs. 48-50), de ‘Laatste Wil en Vendu. Van Mevrouw Cornelia Vryhart, Douariere Frans Stokebrandt’ (nrs. 60-61), het vergelijkende overzicht van daden en wandaden gepleegd door Antipatriotten versus ‘moderne Nieuwmodensche Vryheidschreeuwers’ (nr. 66), en het verslag van een reeks fictieve luchtballontochten boven Voorburg en Den Haag (nr. 75).

Relatie tot andere periodieken
Herhaaldelijk worden de contemporaine patriotse bladen bekritiseerd, waaronder de Politieke Kruyer (1782-1787), de Politieke Snapper (1785), het Saturdags Kroegpraetje (1786-1787) en diverse ‘Neöpatriottische’ kranten. De Delftsche Historische Courant van Wybo Fynje, de ‘Verlemsche Courant’ en de Leidsche Courant worden herhaaldelijk genoemd.
Vooral de Post van den Neder-Rhijn (1781-1787) moest het ontgelden. Nr. 38 bijvoorbeeld bevat niet alleen een gedichtje ‘Aan de Oproer-Kraay van den Nederryn’, maar ook een pagina’s lange aanval in proza op het ‘Monsterdier de schryver van de Post van den Nederrhyn en zyne eerlooze correspondenten en aanhangers’. Ook nr. 50 bevat een gedicht over het ‘Monster van ’t heeläl’. Nr. 60 bevat een lange zegezang, naar aanleiding van het besluit van de magistraat van Arnhem om nr. 433 van de Post van den Neder-Rhijn in het openbaar te verbranden.

De ’s Gravenhaagsche en Rotterdamsche Post-Waagen is een voortzetting van de ’s Gravenhaagsche en Rotterdamsche Post (1785).
De Amsterdamsche en Leydsche Post-Waagen (1785), eveneens uitgegeven door Kraefft, is de pendant van de ’s Gravenhaagsche en Rotterdamsche Post-Waagen.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek 556 J 91:1
¶ Full text nrs. 1-100  en 1-7

Bronnen
¶ C. Siliakus, Voorburghs korte gedenkzuil, wegens de eerste aldaar opgerichte Oprechte Vaderlandsche Societeit ten platte lande, den eerste Maart 1787 (Rotterdam, Kraefft 1789).

Literatuur
¶ Pieter van Wissing, Stokebrand Janus 1787. Opkomst en ondergang van een achttiende-eeuws satirisch politiek-literair weekblad (Nijmegen 2003), p. 346 (hier echter Coertze als uitgever genoemd).
¶ G. Gorris, Dorp aan de rivier (Scheveningen 1961), 2e druk, p. 172.

Rietje van Vliet