Heraclyt en Democryt (1796-1798)

Titelbeschrijving
Heraclyt en Democryt.

Periodiciteit
Het blad verscheen wekelijks op zaterdag van 3 december 1796 t/m 20 januari 1798 en bestond dus iets langer dan een volledig kalenderjaar (54 nrs.).
Heraclyt en Democryt kwam in de problemen na het verschijnen van nr. 33 (15 juli 1797), waarin ook aan ‘goedwillende orangisten’ werd verzocht mee te stemmen bij de landelijke volksraadpleging over de nieuwe grondwet. De Bataafse overheid was hooglijk ontstemd over deze oproep. De orangistische restauratie lag nog vers in het geheugen en uit angst voor een contrarevolutie hield men aanhangers van de stadhouder zoveel mogelijk buiten de politiek.
De bewuste passage werd vertaald naar het Frans en opgestuurd naar Parijs; via de uitgever werd de auteur achterhaald en beschuldigd van orangisme. Na diens uitvoerige uitleg en verontschuldiging kwam het tijdschrift er met een waarschuwing vanaf.
De radicale staatsgreep op 22 januari 1798 betekende een definitief einde voor het blad. De auteur moest naar het buitenland vluchten en Heraclyt en Democryt opgeven. Het is onduidelijk waarom hij bij zijn terugkomst, na de gematigde tegencoup van 12 juni 1798, de pen niet opnieuw ter hand heeft genomen en het blad weer heeft voortgezet.

Bibliografische beschrijving
Elke aflevering telt 16 bladzijden in octavo. Nr. 36 (5 augustus 1797) was een dubbelnummer, gewijd aan een kritiek op het pamflet van een groep volksvertegenwoordigers dat zich uitsprak tegen de nieuwe grondwet. De 16 extra pagina’s hadden een aparte voorpagina met als titel Byvoegsel op de Heraclyt en Democryt.
Het motto van het tijdschrift, dat vanaf nr. 5 werd gevoerd, was ‘Nec spé, nec metú’ [sic] (vert. zonder hoop, zonder vrees).

Boekhistorische gegevens
Heraclyt en Democryt werd aanvankelijk uitgegeven door J. Plaat (1757-1815), drukker en boekverkoper op de Kalvermarkt in Den Haag. Boven de stoklijst staat zijn naam apart vermeld, met het verzoek bij hem de kopij te bezorgen. De laatste aflevering door Plaat (nr. 50) was van 11 november.
Vanaf 6 januari 1798 werd zonder opgaaf van reden zijn plaatsgenoot Isaac du Mee (1730-1808), gevestigd op de Spuistraat, de uitgever. In het tijdschrift zelf werd aan de wisseling en de lange periode zonder editie geen aandacht besteed; wel werd vermeld dat Democryt ‘een weinig geslaapen’ had (nr. 51).
Het blad was te verkrijgen te

Amsterdam, by A. van der Kroe op den Dam; Haarlem, J.J. Beets; Leiden, J van Tiffelen; ’s Hage, J. van Claef en J. Plaat; Delft, M. Roelofswaart; Rotterdam, Dirk Vis; Dordrecht, Blussé; Gorinchem, Hornaar; Brielle, Boers en Merkenburg; Schieddam, Poolman; Gouda, W. Verblaauw; Zaandam, van Aaken; Edam, Rolf; Alkmaar, J.A. van Harencaspel; Hoorn, Vermandel; Enkhuyzen, Franx; Leeuwarden, Cahais; Frnnker [sic.] Homar; Harlingen, F. van der Plaats; Groningen, Zuydema; Deventer, G. Brouwer; Campen, J.F. Brok; Zwolle, J. Clement; Nymegen J. L. Prager; Arnhem, Nyhoff; Zutphen, H. C. A. Thieme; Harderwyk, J. S. den Kasteel; Utrecht, De wed. F. van Terveen en Zoon; Middelburg, W.A. Keel; Vlissingen, Corbelyn; Goes, Huysman; Zierikzee, A. van Zetten; Breda, Oukoop; ’s Bosch, Vieweg; Bergen op den Zoom, Riemsdyk en Bronkhorst.

Deze stoklijst veranderde nagenoeg niet. Nadat er van drukker werd gewisseld, werd I. du Mee toegevoegd en verdween J. Plaat. In Amsterdam was Heraclyt en Democryt nu verkrijgbaar bij H. Gartman en M. Schooneveld, in Delft bij De Groot; in Rotterdam bij Dirk Vis en Wolfsbergen.
Het tijdschrift kostte 2 stuivers per stuk. Een abonnement was ƒ 5 per jaar of ƒ 2:10 per halfjaar. Met een jaarabonnement (52 nrs.) was men 4 stuivers goedkoper uit.

Medewerkers
Eigenlijk verklapte hij het al in nr. 3 door onder eigen naam een uitvoerige ‘ingezonden brief’ af te drukken, maar Reinier DIBBETZ (1764-1808) maakte zich pas op 2 oktober 1797 echt bekend als de auteur van Heraclyt en Democryt (nr. 40). Vanaf nr. 51 (30 december 1797), de eerste aflevering die is uitgegeven door Du Mee, wordt er onder de titel vermeld: ‘door Reinier Dibbetz’.
Dibbetz (ook wel: Dibbets) studeerde medicijnen in Franeker en werd arts in Heerenveen, waar hij actief deelnam aan de patriotse revolutie. Hij moest in 1787 de wijk nemen naar het buitenland. Na zijn terugkeer in 1795 was hij eerst kort redacteur van de Friese Courant van Seydel, maar al snel werd hij griffier van Provisionele Representanten van Friesland. Wegens de heftige troebelen aldaar moest hij deze positie in februari 1796 opgeven. In Den Haag deed hij zijn beklag bij de Nationale Vergadering en richtte aldaar het tijdschrift Heraclyt en Democryt op, waarin hij uitvoerig aandacht bleef besteden aan de ‘Friese zaak’ en het onrecht dat hem was aangedaan.
Dibbetz zag wel in dat de radicale staatsgreep van 22 januari 1798 voor hem weinig goeds betekende. Toen in de nacht van 23 januari de Commissie voor Binnenlandse Correspondentie bij hem aanklopte, was hij al gevlucht. Hij werd nog tot in Brussel en Parijs achtervolgd, maar niet gepakt. Na de tegencoup van 12 juni eiste hij tot tweemaal toe schadevergoeding, maar kreeg nul op het rekest. Het is niet duidelijk met wie hij optrok tussen 1795 en 1801, of waarvan hij leefde. In 1802 kreeg Dibbetz een tweejarige aanstelling op de Kaap. Hij is vervolgens gebleven, totdat de Engelsen de Kaap in 1806 weer overnamen. Het laatste dat van hem werd vernomen is dat hij omkwam voor de kust van Guinea, op reis naar Java in 1808.
Dibbetz is wel in verband gebracht met de Republikeinsche Courant (1797), maar daarvoor is geen concreet bewijs gevonden.
Wat de Heraclyt en Democryt betreft werd Dibbetz aanvankelijk bijgestaan door Jacobus SCHELTEMA (1767-1835). Een maand nadat de Tweede Nationale Vergadering op 1 september 1797 van start ging, besloot Dibbetz echter openlijk de redactie van het tijdschrift naar zich toe te trekken. Vermoedelijk had Scheltema het als lid van die Vergadering te druk gekregen.
Scheltema was een bekende van Dibbetz uit Friesland. Hij was daar eerst lid van het Revolutionair Comité en later lid van het Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande voor Friesland, de opvolger van De Raad van State. In september 1797 werd hij lid van de Tweede Nationale Vergadering. Mogelijk is dat een oorzaak voor de wat haperende voortzetting van het tijdschrift, tegen het einde van 1797. Scheltema keerde dankzij zijn gematigde standpunten na de staatsgreep van 12 juni wel terug in de politiek, maar hij had vooral een juridische carrière. Hij lijkt nadien weinig last te hebben gehad van de verschillende politieke machtswisselingen.

Inhoud
De titel van Heraclyt en Democryt verwijst naar de bekende tegenstelling tussen de huilende Heraclitus en de lachende Democritus. Hiermee doelde Dibbetz op de objectiviteit van zijn tijdschrift. Zijn blad kenmerkt zich met name in het begin door zijn zeer gematigde toon. Samenspraken tussen Heraclyt en Democryt, waarin Heraclyt huilde en Democryt lachte om de waanzin van het gebeurde in de politieke actualiteit, komen in praktisch alle afleveringen terug. Bij de oprichting van het tijdschrift eind 1796 was het nog denkbaar om genuanceerd en tamelijk onbevooroordeeld te schrijven over de landelijke politiek en politieke thema’s aan de hand van Heraclyt en Democryt te belichten.
Naast het commentaar op het politieke proces (in de vorm van de samenspraken) was er in Heraclyt en Democryt ruimte voor ingezonden stukken. Ook hier spreekt een gematigde visie uit. Deze brieven werden altijd netjes voorzien van een antwoord.
Gezien de achtergrond van Dibbetz was het niet verwonderlijk dat Heraclyt en Democryt verhoudingsgewijs veel aandacht besteedde aan Friesland, waar de Bataafse Revolutie zich niet zonder slag of stoot voltrok. Heraclyt en Democryt moet binnen deze context worden geplaatst, vooral ook omdat Dibbetz zich door middel van zijn journalistieke werk trachtte te verdedigen tegen het onrecht dat hem was aangedaan.
Friesland was dan ook het onderwerp van de heftigste polemiek waarin Heraclyt en Democryt betrokken raakte, namelijk tussen Dibbetz en Gerrit Paape. De polemiek laat zien hoezeer aan het einde van de achttiende eeuw de macht van de publieke opinie in de politiek is toegenomen. Aanleiding was een door Heraclyt en Democryt gepubliceerd stuk waarin het optreden van Paape, op dat ogenblik raadslid in Leeuwarden, werd bekritiseerd. De radicale Friese overheid had hard opgetreden bij onlusten in de provincie. Hierbij was een kanonschot gelost op oproerkraaiers en (erger nog) was een man zonder proces ter dood veroordeeld. Paape zette alle zeilen bij om zijn eigen reputatie en die van Friesland te repareren en schreef daartoe een paginalange apologie: eerst in de Friesche Courant (waarvan hij redacteur was), later ook in andere kranten. Deze apologie werd door Dibbetz in een aparte brochure nog eens bestreden. Interessant is hierin dat hij Paape beschuldigde van belangenverstrengeling, door als courantier mensen aan te vallen over wie hij als rechter moet oordelen.
Vanaf nr. 40 van Heraclyt en Democryt voegde Dibbetz de radicaal-politieke dienstmeid Jacobina aan zijn personages toe. Dit deed hij vermoedelijk omdat Heraclyt en Democryt beiden hetzelfde gematigde politieke standpunt vertolkten, zij het dan op verschillende wijze. Dat maakte het moeilijk in de gespreksvorm de groeiende animositeit tussen de gematigden en de radicalen aan de orde te stellen.
In het exemplaar van de Koninklijke Bibliotheek is een pamflet ingebonden waarin uitvoerig wordt gewaarschuwd tegen ‘dit Prul en Aristocratie handhavend weekblad’.

Relatie tot andere periodieken
Heraclyt en Democryt was vaak in felle pennenstrijd gewikkeld met de politieke tijdschriften van de radicale stroming. In het tijdschrift stonden regelmatig algemene verwijzingen of verwijzingen naar bepaalde passages uit De Politieke Blixem (1797-1803), Het Weerlicht (1797-1798), de verschillende Bataafsche couranten van Lieve van Ollefen en de Haagsche Courant.
Soms koos Dibbetz de aanval en beschuldigde bijvoorbeeld tijdschriften ervan te zijn gefinancierd met Engels geld. Andere keren moest hij zich verdedigen tegen soortgelijke zwartmakerij die gericht was tegen Heraclyt en Democryt of tegen zijn persoon.

Exemplaren
STCN 152501258
Full text

Bronnen
¶ Den Haag, Nationaal Archief: toegangsnr. 3.02.02 inv.nr. 440 Resoluties Provinciaal Bestuur en Provinciaal Comité ingekomen bij de Commissie van Binnenlandse Correspondentie betreffende de uitoefening van censuur op passages in de ‘Heraclijt en Democrijt’ en in de ‘Haagsche Courant’
¶ R. Dibbetz, Brief van den burger Dibbetz, aan den burger Moreau, Franschen generaal, Den Haag 1797 (Knuttel 22911)
¶ R. Dibbetz, Een woord over het stuk van G. Paape, getyteld de eer der Friezen verdeedigd, voor de vierschaar des Bataafschen volks: te vinden in de Goudasche couranten van de 8, 10 en 15 maart, en in de Friesche couranten van den 4, 7 en 9 maart, z.p. 1797 (Tresoar 3461 G).

Literatuur
¶ N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit 1750-1900 (Amsterdam 2005), p. 113-117
¶ P. Altena, Gerrit Paape (1752-1803). Levens en werken (Nijmegen 2012)
¶ A.J. Hanou, ‘Heraclyt en Democryt (1797): beelden van de vrijmetselarij, 6’, in: Thoth: Tijdschrift voor Vrijmetselaren 43 (1992) p. 220-223
¶ P. Altena, ‘“Om tot regte kennis van zaaken te komen!” De satire Het leven en sterven van een hedendaagsch aristocraat (1798) van Gerrit Paape nader beschouwd’, in: Secrete Penitentie 4 (1990) p. 1-19
¶ J.J. Kalma, Dit wienen ek Friezen (Leeuwarden 1966), p. 44-48
¶ J.I. van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren, deel 2 (Leiden 1885), p. 264-265
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘Heraclyt en Democryt’, in: Apparaat Sautijn-Kluit 1796 Staatkundige H (z.p., z.j.) (UBA Bijzondere Collecties)

Eric Jacobs