Janus Janus-Zoon (1800-1801)

Titelbeschrijving
¶ Janus Janus-Zoon (jrg. 1, nrs. 1-46)
¶ Janus (jrg. 1, nrs. 47-52 en jrg. 2, nrs. 53-87)
¶ De Oude Echte Janus (jrg. 2, nrs. 88-103)
Janus Janus-Zoon, nu Janus (titelpagina jrg. 1)

Periodiciteit
De Janus Janus-Zoon en het eerste deel van de Janus zijn gebundeld als jaargang 1. De 52 afleveringen zijn gedateerd: nr. 1 van dit donderdagse weekblad verscheen op 10 juli 1800; het laatste nummer op 2 juli 1801. De naamswijziging wordt verklaard in nr. 46 (21 mei 1801): het is om een bastaard-Janus dwars te zitten. De Janus moet vanaf 28 mei 1801 (nr. 52) t/m 4 maart 1802 (nr. 87) zijn verschenen. Van de nrs. 81-87 is overigens geen exemplaar bewaard gebleven.
Het tweede deel van de Janus en De Oude Echte Janus vormen samen de tweede jaargang. De transformatie moet hebben plaatsgevonden per 11 maart 1802 (nr. 88): in dit nummer wordt de nieuwe titel toegelicht. Het blad heeft onder deze laatste titel voortbestaan t/m 24 juni 1802 (nr. 103). Het weekblad werd eind juni 1802 verboden.
Er zijn 12 Bylagen op Janus Janus-Zoon; behelzende sententien en indaagingen op en jegens de patriotten verschenen. Sautijn Kluit (1867) meldt dat ze gebonden zijn achter nr. 25 (25 december 1800): vermoedelijk zijn ze rond die tijd voltooid. De bijlagen hebben in het titelblok een eigen volgnummer en zijn niet gedateerd. – In het gedigitaliseerde exemplaar zijn de bijlagen overigens gebonden achterin de eerste jaargang.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen 8 pagina’s in groot octavo. 
Het voorwerk van de gebundelde eerste jaargang (nrs. 1-52) opent met een bladzijde met een citaat uit de Talmoed: ‘Die de GERECHTIGHEID handhaaft, richt een Land op; die zich haarer onttrekt, is oorzaak van deszelvs bederf’. Dan volgen een ‘Opdragt aan de Laödiceërs van dezen tyd’ in de vorm van een korte dialoog tussen een catechiseermeester en een discipel (Laodiceërs: onverschillige mensen), een ‘Voorrede, inleiding en narede. Voor – tot – en op het eerste deel’ in de vorm van een anekdote over rabbijn Assi, een Joodse Talmoed-geleerde uit de derde/vierde eeuw, en een ‘Antwoord aan Gryphart, Ridens, en Dolens’ waarbij expliciet verwezen wordt naar ‘No. 52, of de Laatste van het eerste, en No. 53, of de eerste van het tweede deel van Janus, Janus-Zoon, nu Janus’.
Het titelvignet met de dubbele Januskop heeft in het titelblok aan weerszijden de jaartallen 1798-1800 (nrs. 1-25), of 1798-1801 (nrs. 26-52), 1801-1798 (nrs. 53-78), 1802-1798 (nrs. 79-??) of 1802-1799 (nrs. ??-103). Zie hierover het ‘Antwoord aan Gryphart, Ridens, en Dolens’. Onder het titelvignet staat steeds het bekende Janus-motto: ‘Suum Cuique’ (vert. Ieder het zijne) of omgekeerd ‘Cuique Suum’.
De bijlagen (in totaal 98 p.) hebben een eigen titelpagina; het titelblok bevat titelvignet en volgnummer.

Boekhistorische gegevens
Impressum titelpagina jrg. 1: ‘Ter drukkerye van Sneyders, van Tienen, en Comp.’. Uit het colofon van nr. 1 blijkt dat het blad in het hele land verkrijgbaar was:

In den Haag, ter Drukkery van Sneyders en van Tienen in Comp., zal alle Donderdagen een Nummer van JANUS worden uitgegeven à 1½ stuiver, en te bekomen zyn, te Amsterdam by van der Kroe, Schoonevelt en Wynands; Haarlem Wed. van Brussel; Leyden Trap; Delft Roelofswaart en Bakker; Rotterdam van Santen; Gouda Verblauw; Schiedam Zweeben; Maassluis de Heer; Dorth Blussé en Zoon; in den Haag Plaat en Sluiter; Alkmaar Molkman; Zaandam van Aaken; Hoorn Breebaart; Utrecht Wed. Terveen en Zoon; Deventer Brouwer; Campen Brok; Zwoll Clement; Harderwyk Kastele; Groningen Zuidema; Leeuwaarden Cahais; Sneek Brandsma; den Bosch Pallier; Breda van Bergen; Bergen op Zoom Verkouteren; Middelburg Wed. W. Abrahamse; Vlissingen Corbelyn; Zirikzee van Setten; Goed Huisman; en verder alom.

Het colofon van nr. 88, De Oude Echte Janus, bevat de volgende informatie: ‘Gedrukt en werd Uitgegeeven in Den Haage, by A. Rosmuller in het Kettingstraatje, en verder alöm te bekomen à één en één halve Stuiver’.
Jacob Sneyders en Marinus van Tienen hadden begin januari door dat beroepsoplichter Jacob Eduard de Witte van Haemstede, op dat moment in gevangenschap in Alkmaar en ooit medewerker van de Janus, de redactie voerde over een ‘valsche Janus’. Hij had zich het eigenaarschap van dit blad toegeëigend (Utrechtsche Courant, 4 januari 1802). Iets dergelijks flikte hij ook met de Politieken Blixem, waaraan hij tijdens zijn detentie in Den Haag eveneens korte tijd had meegewerkt. Eenmaal overgeplaatst naar Alkmaar was hij een eigen tijdschrift onder diezelfde naam begonnen.
In genoemde advertentie protesteren Sneyders en Van Tienen tegen De Wittes inbreuk op hun kopijrecht op beide bladen en verklaren met instemming van de redacteurs:

dat J.E. DE WITTE, Gedetineerde op de Gevangen-Poort in den Haag, na van ons Ondergetekenden, meer uit meede lyden voor zyne arme Famille dan wel uit noodzaakelykheid, tot redacteur onzer Weekbladen, DE POLIETIEKE BLIXEM en JANUS, gebruikt en door ons als zodanig, om genoegzame redenen, bedankt te zyn: – dat J.E. DE WITTE zich heeft durven verstouten, zich als Eigenaar dier Bladen op te werpen, en met een laatdunkenden trotsch door een Circulairen aan alle onze Correspondenten te verzoeken, hem met hunneCorrespondentien te willen favoriseeren; als meede, dat hy Redacteur, de verzending en incasseering van Penningen en het doen van Liquidatien aan zekeren MEYER, woonende alhier [Den Haag] op de Prinsegragt No. 4 heeft overgegeeven.” – Dit berigt oordeelden de Ondergetekenden noodzaaklyk en tevens genoegzaam voor eerlyke Boekverkooperen en Correspondenten, om hun de Schelmachtige [s]treeken en de zwarte ondankbaarheid van gemelden DE WITTE, die meer overschryver der toe gezonden Stukken dan wel Steller van gemelde Blade CIRCA zes weeken geweest is, te doen kennen, en hun voor dien ELLENDELING, wien eene eeuwige Gevangenis tot zegen zoude strekken, te waarschouwen. – Verders, vertrouwen de ondergetekenden, dat alle Boekverkoopers, die Bladen, gedrukt bij ROSMULLER, als een ROOF zullen beschouwen, en daar meede zodanig handelen, als zy in dergelyke gevallen, ter beveiliging van hun Eigendom, ter instandhouding van den Boekhandel en ter eere van de Vryheid der Drukpers, van hunne meede Confraters zoude verwachten, – terwyl zy op dien grond met de Uitgave hunner Weekbladen op de zelfden wyze zullen voordgaan.

De vermelding van Rosmuller in de advertentie is opmerkelijk: alsof De Witte zijn ‘valse Janus’ bij hem had laten drukken. Wisten de redacteurs, die in een aparte advertentieregel verklaarden ‘zich te confirmeeren met bovenstaande Advertentie’, dan niet dat zij juist Rosmuller zouden vragen het drukwerk van de getransformeerde Janus, in casu de Oude Echte Janus, voor zijn rekening te nemen?
In nr. 79 van de Janus (7 januari 1802) vaart een van de redacteurs uit tegen Jacob Eduard de Witte van Haemstede. ‘Ik dacht de eenige Man met twee Koppen te zyn’, zo zet deze Janus-schrijver zijn aanval op de ‘ellendeling’ in.
De Janus-schrijver wist vermoedelijk nog niet dat Van Tienen dubbelspel speelde, maar dat duurde niet lang. Op 19 januari werd de drukkerij van de firma Sneyders en Van Tienen en Comp. van overheidswege verzegeld, omdat er in nr. 102 van het parallelblad de Politieken Blixem een tekst (‘een Droom’) had gestaan die niet door de beugel kon. Van Tienen, ene mevrouw Van Nierop, en de burgers Bongers, Bernardus Bosch en Hespe moesten mee. Iedereen mocht ’s avonds naar huis, behalve Hespe, die door Van Tienen was aangewezen als de schrijver van de gewraakte droom. Van Tienen werd ‘onder handtasting ontslagen’ (Bataafsche Leeuwarder Courant 28 januari 1802).
Pas op 18 maart 1802 werd de drukkerij ontzegeld. Tot die tijd kon Sneyders niets meer uitrichten met zijn drie persen. Dit verklaart de snelle overstap van de Janus naar de Haagse boekdrukker Rosmuller, die vanaf donderdag 21 januari 1802 de Oude Echte Janus zou uitgeven: een titel waarmee het verschil met de ‘valse Janus’ werd benadrukt.
Intussen was de relatie tussen Sneyders en Van Tienen er bepaald niet beter op geworden. Sneyders plaatste namelijk in de Amsterdamse Courant van 27 februari 1802 een lange advertentie. Hij wist inmiddels dat Van Tienen als drukker betrokken was bij de productie van de ‘valse Janus’ van Jacob Eduard de Witte van Haemstede, die gedrukt werd bij Jacobus Wiegman in Delft. En ook had Sneyders gemerkt dat Van Tienen nog altijd uit naam van hun compagnie, die kennelijk was ontbonden, goederen bestelde, geld opnam, wissels trok en assignaties uitgaf ‘ook daar, alwaar dezelve niets te vorderen heeft’. Doe dus alleen zaken met de compagnie, waarschuwde Sneyders, als mijn handtekening erbij staat. Verder verklaart hij

Dat het doen drukken en debiteeren van gemelde Schandbladen [Janus en Politieken Blixem], door en by Wiegmans, te Delft, geheel buiten zyn [Sneyders’] medeweeten en toestemming geschiedt; en door hem Ondergetékende, en de Echte of oorspronglyke Redacteurs van de Politieke Blixem en Janus, by Rosmuller in Den Haag, wordende uitgegeven, – als een inbreuk en illusie, of bespotting, ten aanzien van de Justitie (na het verzégelen der Drukkery en der ingrediënten van dien, der gemelde Compagnieschap) wordt beschouwt, en – in een tweede opzicht, op deze Ondergetékendens en der Echte Redacteurs, van de Politieke Blixem en Janus, hun wettig Recht en Eigendom (door het vervolgen en doen aandrukken op hunne Numero’s, en strydig met den styl en in den Boekhandel altoos geëerbiedigden en practicabelen régel) is indringende […].

Ruim een week later, op 11 maart 1802, haalde de redacteur van de Oude Echte Janus (nr. 88) flink uit naar Van Tienen. Die had zich schuldig gemaakt aan ‘bedrog en onëdelen handel’ door het ‘nadrukken van onzen Tytel, Motto en Nommer’.
De relatie tussen de redacteurs en Sneyders heeft niet echt onder druk gestaan, al was hij niet meer betrokken bij de Oude Echte Janus. – Misschien wilde Sneyders dat ook niet meer? In de laatste afleveringen wordt als correspondentieadres gegeven de uitgevers Sneyders en Meyer, ‘in de Boekhorststraat Wyk U No. 259’.

Medewerkers
In het blad wordt gesproken van ‘de redacteurs’. Bernardus BOSCH (1746-1803), radicaal patriot in hart en nieren, was de voornaamste redacteur. Ooit begonnen als predikant in Diemen, maar nadat zijn positie als voorganger onmogelijk was geworden, maakte hij naam als broodschrijver en later ook politicus.
Vanaf nr. 55 hebben ook andere auteurs bijdragen geleverd, aldus Van Wissing. Welke bijdragen dat waren, is niet bekend. Het gaat om Pieter ’T HOEN (1744-1828) en Pieter Philips Jurriaan Quint ONDAATJE (1758-1818). Beide patriotten hebben sporen verdiend in de journalistiek: ’t Hoen met zijn Post van den Neder-Rhyn (1781-1787), en Ondaatje met onder andere de Courant van Waarheid en Gezond Verstand (1795-1796). Uit de strijd tegen de bastaard-Janus blijkt dat voordien ook Jacob Eduard DE WITTE VAN HAEMSTEDE (1763-1853) enige tijd tot de medewerkers behoorde.
De bijlagen zijn, aldus de uitgeverscompagnie in het postscriptum van nr. 12,  niet door de eigen redactie samengesteld maar als kopij ingekocht. Ze zijn niet compleet; wie aanvullingen heeft kan die toesturen naar de eigen boekverkoper die ze dan doorzendt naar de uitgever. Of dit iets heeft opgeleverd, bijvoorbeeld een vervolg van de bijlagen, is niet bekend.

Inhoud
Goed geschreven satirisch patriots blad. Binnen één aflevering wordt gebruikgemaakt van diverse literaire vormen. Die vormen variëren van quasi ingezonden brieven (bijvoorbeeld over het drankgebruik en hoererij tijdens de wijkvergaderingen), dito advertenties, nieuwsberichten, zeetijdingen tot dichtstukjes, samenspraken, vertogen (bijvoorbeeld ‘getrokken uit de nagelatene Schriften van myn Overgrootvader’, in casu Janus den Ouden).
Sommige stukjes zijn niet zozeer satirisch als wel informatief, bijvoorbeeld over de zittingsduur van de huidige leden van het staatsbewind, de begroting per ‘ministerie’, en een lofzang in proza op ‘den Grooten Buonaparta’ wegens de zojuist gesloten Vrede te Amiens, die nu eindelijk in Europa de vrede zou inluiden. Opvallend zijn de vele verwijzingen naar de valse Janus en de valse Politieken Blixem, en naar gefingeerde kooplieden uit Alkmaar in fake advertenties.
De bijlagen bevatten een alfabetische namenlijst van patriotten uit alle provincies, die sinds de Oranjerestauratie zijn bestraft voor hun politieke activiteiten. Het overzicht bevat veel feitelijke informatie over de tenlasteleggingen, straffen en al dan niet gehonoreerde verzoeken tot amnestie.

Relatie tot andere periodieken
De bastaard-Janus die Bosch deed besluiten de Janus Janus-Zoon van een nieuwe naam te voorzien, is de Janus (1801-1802) van Jacob Eduard de Witte van Haemstede. 
Janus Janus-Zoon kan worden gezien als voorloper van de Heer Janus Janus-Zoon (1801-1802) van Bernardus Bosch. Het wordt nog met een paar afleveringen voortgezet terwijl de Heer Janus Janus-Zoon al van start is gegaan.
Janus Janus-Zoon c.s. behoort tot de ‘jani’, de grootste en interessantste politieke weekbladfamilie van de achttiende en begin negentiende eeuw, waarvan de bladen in personele (= redactionele) of inhoudelijke zin met elkaar verwant zijn. De ‘stamvader’ is het weekblad Janus (1787). In nr. 1 van Janus Janus-Zoon wordt reeds in de openingszin verwezen naar de opvolger van deze oer-Janus, de Janus Verrezen (1795-1798): ‘Ja, Bataven! ik ben de echte Zoon van JANUS, die den 2 April 1798 onder u is ingeslapen’.
De bladformule is tussen 1787 en 1806 herhaaldelijk gekopieerd of met kleine wijzigingen voortgezet. Andere titels uit de Janus-familie zijn onder meer de Arke Noachs (1799-1800), Sem, Cham en Japhet (1800) en Janus Boer (1801).

Exemplaren
¶ STCN 292520409 (Janus Janus-Zoon)  
STCN 245594663 (Bijlagen)
¶ Full text jaargang 1 (Janus Janus-Zoon en Janus) 
¶ Full text jaargang 2 (Janus en Oude Echte Janus)

Literatuur
¶ Arianne Baggerman, ‘“Alles kan gebeuren”. Het verborgen tweede leven van Jacob Eduard de Witte’, in: Cis van Heertum, Ton Jongenelen, Frank van Lamoen (red.), De andere achttiende eeuw. Opstellen voor André Hanou (Nijmegen 2006), p. 167-201
¶ Pieter van Wissing, ‘“De voetstappen van den onsterfelijken Grijsaart”. Janus en zijn opvolgers (1787-1802)’, in: Tijdschrift voor Tijdschriftstudies#20 (2006), p. 6-15
¶ Pieter van Wissing, Stokebrand Janus 1787. Opkomst en ondergang van een achttiende-eeuws satirisch politiek-literair weekblad (Nijmegen 2003), p. 108, 111, 305, 316-318
¶ Jacob Eduard de Witte, Fragmenten uit de roman van mijn leeven. Ed. Grietje Drewes en Hans Groot (Hilversum 1993)
¶ C.W. Bruinvis, Jacob Eduard de Witte van Haemstede (z.p. [1987]), p. 8-14
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De Politieke Kruyer’, in: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 3e reeks, nr. 1 (1882), p. 176-273
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘Janus; de Politieke Blixem; en beider gevolg’, in: De Nederlandsche Spectator 1867, nr. 44, p. 347-352.

Rietje van Vliet
14-12-2021