Kabinet van Mode en Smaak (1791-1794)

Titelbeschrijving
Kabinet van Mode en Smaak.

Periodiciteit
Op 6 december 1790 kondigde de uitgever in de Leydse Courant aan dat hij met ingang van januari 1791 het ‘maandwerk’ Kabinet van Mode en Smaak gaat uitgeven. In 1791-1793 verschenen jaarlijks 14 afleveringen; in 1794 slechts 10 afleveringen. Ze zijn gebundeld in 8 halfjaarlijkse delen.
De laatste aflevering eindigt met het gedicht ‘Aan mijne Landgenooten, bij de sluiting van het Kabinet van Mode en Smaak’, waarin de auteur oorlogshandelingen en plunderzucht noemt als reden van het stopzetten van het blad. De Franse troepen rukten in het najaar op vanuit het zuiden en zouden in de winter 1794-1795 over de bevroren rivieren de Noordelijke Nederlanden binnen trekken. Kennelijk was het debiet onder een kritische grens gezakt:

Kan u noch Modepraal, noch Kleederdracht bekooren.
Op uwen ondergang houdt gij het oog gericht –

Bibliografische beschrijving
Aanvankelijk telt iedere aflevering 64 pagina’s in octavo. Vanaf nr. 5 uit 1793 is de omvang gereduceerd tot 48 pagina’s, vermoedelijk omdat het ten tijde van de jacobijnse dictatuur steeds moeilijker werd om aan kopij uit Frankrijk te komen. Nr. 10 uit 1794, de laatste aflevering, telt 128 pagina’s.
In genoemde advertentie in de Leydse Courant geeft de uitgever informatie over het uiterlijk van het blad: ‘Ieder Stukje zal uit vier bladen Letterdruk en twee Plaaten bestaan […]. Het Werkje zal op Postpapier, met een nieuwe Garmond Letter gedrukt worden […]’. Saakes meldt in zijn Naamlijst van februari 1791 dat het blad in verschillende kwaliteiten verkrijgbaar is: gedrukt op het goedkoopste ‘Postpapier’, op ‘klein schrijfmediaan’ en op het peperdure ‘papier Velin’ (p. 92). Van de laatste twee versies zijn 40 respectievelijk 6 exemplaren gemaakt (advertentie Leeuwarder Courant 16 februari 1791).
Op de titelpagina’s van de delen staat een titelvignet met diverse attributen, waaronder een hoed met pluim, een masker en een bazuin (vervaardigd door ene ‘J.O.’). Het aantal platen wisselt per jaargang. De afleveringen uit 1791 bevatten in totaal 26 ingekleurde platen, 2 zwart-wit platen, een borduurpatroon en een muziekblad. Latere jaargangen bevatten minder platen. Bekend is dat prentenmaker en graveur Willem Kock werd ingehuurd om voor het Kabinet prenten te vervaardigen.

Het Kabinet bevat tevens een viertal portretten, vervaardigd door Nederlandse graveurs naar buitenlands voorbeeld: van de acteur Ward Bingley (Mattheus Sallieth, 1792); van de zusters Felicite en Theophile Fernig die in mei 1792 in uniform deelnamen aan een militaire veldtocht onder generaal Dumouriez (Theodorus de Roode, 1793); van de Franse hofdame prinses de Lamballe, die in 1792 door woedende revolutionairen op gruwelijke wijze werd vermoord (Hendrik Roosing, 1793); en van Charlotte Corday, die in 1793 de links-radicale politicus Marat in zijn bad vermoordde (Govert Kitsen, 1794).
In het bestudeerde (gedigitaliseerde) exemplaar zijn de titelpagina’s van de afleveringen weggesneden. Deel 1 opent met een ‘Voorbericht’. Alle delen zijn voorzien van een inhoudsopgave; deel 8 eindigt met een inhoudsopgave voor alle delen tezamen.

Boekhistorische gegevens
Het tijdschrift is uitgegeven ‘Te Haarlem, Bij A. Loosjes Pz.’.
Saakes noemt in zijn Naamlijst van februari 1791 de prijzen per aflevering: 12, 20 respectievelijk 36 stuivers per aflevering, afhankelijk van de kwaliteit papier waarop het blad is gedrukt.
Het blad was bedoeld voor een vrouwelijk én – gezien de aandacht voor herenkleding – mannelijk lezerspubliek.
Van deel 1 is in 1791 een tweede druk verschenen.

Medewerkers
Wie de vertaler en/of redacteur was, is niet bekend. De rubriek Mengelwerk in het Kabinet is voor een belangrijk deel geschreven door Adriaan LOOSJES Pieterszoon (1761-1818) zelf. Van deze doopsgezinde Haarlemse boekverkoper is bekend dat hij in de jaren ’80 vurig patriot was, in 1788 met de Algemeene Konst- en Letterbode begon en een omvangrijk literair oeuvre op zijn naam heeft staan.

Inhoud
Het Kabinet is het tweede modetijdschrift dat in Nederland werd uitgegeven. In het Voorbericht verzucht de redacteur dat er in Nederland helaas geen geschiedkundig werk bestaat over mode, zoals dat wel bestaat over schilder- en beeldhouwkunst.

Wij leeveren dus niet alleen het tegenwoordig, maar tevens het toekomend geslachte, een onbedrieglijk tafereel van den wezenlijken toestand der nu heerschende volksgenie.

Het Kabinet is dus geen tijdschrift vol frivoliteiten, zoals critici zouden kunnen beweren, maar ‘eene noodige bijdrage tot de geschiedenis des menschdoms’. Bovendien is het onverstandig om alle ‘producten der weelde’ uit te bannen omdat die juist de ‘handwerken en kunsten’ stimuleren en voor velen een noodzakelijke inkomstenbron betekenen. Hoewel losbandige weelde ‘hoogstverderfelijk’ is, verdedigt de redacteur de keuze voor een modeblad verder, is het zo dat het ‘uitwendig fatsoen van kledij niets toebrengt tot de zedelijke hoedanigheid van een volk’.
Verder worden in het Voorbericht de volgende rubrieken in het vooruitzicht gesteld:

1. Opgaave van alle zulke zaaken, welke de luxe, mode, oeconomie, vermaaken, enz. van andere natiën betreffen.
2. Beschrijving der modes en dragten der vroegere Inwoonders onzes Vaderlands.
3. Beschrijving der verschillende dragten onzer tegenwoordige Landsgenooten.
4. Tegenwoordig mode-nieuws uit Frankrijk, Duitschland en andere Landen.
5. Beschrijving van onderscheiden meubilaire Kunstwerken, nieuw uitgevonden Stoffagiën tot kleeding of sieraad, enz. die bij onze Natie worden uitgevonden.
6. Tooneelnieuws.
7. Zal het laatst artikel behelzen, eene verzameling van Stukken van smaak; Fabelen, Gedichten, Verhaalen, of al zulke stukken, welke ons, in den loop van onze arbeid, geschikt voorkomen, of door kundigen worden toegezonden.

De rubrieken 1, 4 en 6 zullen altijd in elke aflevering worden opgenomen, zo belooft de redacteur, terwijl de rubrieken 2, 3 en 5 ‘om het ander Stukjen zoo veel mooglijk zal vervolgd worden’. Verder zal elke aflevering voorzien zijn van afgezette modeplaten en nu en dan met een muziekstukje. Volgens berekening van Grunhill (1992-1993) vormen de rubrieken 1 en 7 samen het merendeel van een aflevering, van 65 tot zelfs 73 procent van de inhoud, vermoedelijk omdat de rubrieken 2-4 door toedoen van de platen het duurst waren.
Rubriek 1 bevat veel reisverhalen, historische vertogen en populairwetenschappelijke bijdragen, die doorgaans vertaald zijn uit het Duits, Engels of Frans. Aan de rubrieken 2 en 3 wordt in de eerste afleveringen om en om aandacht besteed, maar later ligt het accent op de oude drachten; in de delen 5-8 is deze laatste rubriek verdwenen.

De rubriek met modenieuws heeft de meeste illustraties. De prenten zijn vaak combinaties van voorbeelden uit het Parijse Journal de la Mode et du Goût (1790-1793) of, in een enkel geval, uit bijvoorbeeld het Magasin des Modes Nouvelles Françaises et Anglaises (1786-1789). Er lijkt kritiek te zijn geweest op de actualiteit van het modenieuws. In het berichtenblad bij zijn Algemene Konst- en Letterbode van 10 februari 1792 plaatste Loosjes een opmerking over de vertragingsfactor die nu eenmaal eigen was aan het productieproces van het Kabinet:

Dat men verkeerdelyk waanen zou, dat de Modes in dit Kabinet geplaatst, van een eenigzins laaten datum zyn, daar hy telkens de Mode die den 15den van de voorleden maand in Pars en vogue was, in zyn Kabinet van de eerstkomende Maand doet plaatsen […].

Vanaf april 1793, wanneer het Journal de la Mode et du Goût ophoudt te bestaan, verschijnen een paar afleveringen zonder modeplaten (wel illustraties van modeaccessoires), maar halverwege 1794 begint het Kabinet met een korte serie modeplaten uit, zoals Grunhill vermoedt, de Gallery of Fashion (1794-1795) van Nikolaus von Heideloff.
Voor het modenieuws zijn ook Duitse en Engelse bronnen gebruikt. Zo is er regelmatig geput uit het Journal des Luxus und der Moden (1787-1812). Een Duits meisje in een ‘zeer eenvoudig toilet’ wijst volgens de begeleidende tekst op de ‘naderenden val van het Rijk der Mode, dat door den val van de Monarchie in Frankrijk schijnt vooraf gegaan te zijn’ (deel 8, p. 76). Ook worden beschrijvingen van de modernste modeartikelen met prijzen overgenomen van Madame Teillard. Deze uitbaatster van een Parijse modezaak begon haar advertenties steevast met ‘Madame Teillard, Auteur des Robes de Fantaisie’, zoals ook steeds wordt vermeld in het Kabinet. Zij gold eind achttiende eeuw als trendwatcher en inspirator in de West-Europese modewereld. Toch plaatst de redacteur een kanttekening bij het klakkeloos navolgen van buitenlandse modetrends: ‘De meeste vreeemde dragten zien wij zelden in ons land fortuin maaken, dikwijls niet eens verschijnen’ (deel 4, p. 166).

De rubriek toneelnieuws bevat voornamelijk lijsten toneelstukken die in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam zijn opgevoerd.
In de laatste rubriek, waarin mengelwerk is opgenomen, staan behalve veel gedichten ook toneelstukken afgedrukt (met titelpagina en complete tekst).

Relatie tot andere periodieken
In 1790 werd in Nederland het eerste modetijdschrift gepubliceerd, Magazijn der Modes en Vertellingen (1790-1791). Dit blad moest in de concurrentie met het Kabinet van Mode en Smaak het onderspit delven. Pas in 1807 kreeg Nederland een nieuw modetijdschrift: Elegantia, of Tijdschrift van Mode Luxe en Smaak, voor Dames (1807-1814).

Exemplaren
STCN 318917912 (prospectus) en STCN 151528136
¶ Full text deel 1deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6deel 7 en deel 8

Bronnen
¶ Roeland van Eijnden en Adriaan van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw, deel 2 (Haarlem 1817), p. 436-437.

Literatuur
¶ Astrid Ackermann, Paris, London und die europäische Provinz. Die frühe Modejournale 1770-1830 (Frankfurt a/M enz., 2005)
¶ Ingrid Grunnill, ‘Kabinet van mode en smaak en Magazijn der modes en vertellingen. De twee eerste Nederlandse modetijdschriften’, in: Kostuum. Jaaruitgave van de Nederlandse Kostuumvereniging voor Mode en Streekdracht (1992-1993), p. 64-82
¶ Leontine Buijnsters-Smets, ‘Kabinet van Mode en Smaak (1791-1794). Het eerste Nederlandse modetijdschrift met gekleurde platen’, in: Antiek 17 (1982-1983), p. 461-478.

Rietje van Vliet