Kosmopoliet, of Waereldburger (1776-1777)

Titelbeschrijving
De Kosmopoliet, of Waereldburger.

Periodiciteit
Maandags weekblad. Van 1 januari t/m 30 december 1776 verschenen 53 afleveringen; van 6 januari t/m 29 december 1777 verschenen 54 afleveringen.

Bibliografische beschrijving
Uitgave in octavo. Deel 1 heeft VIII + 424 doorgepagineerde bladzijden, deel 2 bevat VIII + 416 doorgepagineerde bladzijden. Het voorwerk bevat telkens een titelpagina en een ‘Korte inhoud der vertoogen’.
Elke aflevering telt 8 bladzijden. Het titelblok geeft titel, nummer- en datumaanduiding.

Boekhistorische gegevens
Impressum: ‘Te Amsteldam, By de wed. David Klippink, in de Nes. 1776. [1777]’. De colofon van nr. 1 (1776) luidt:

Deeze vertoogen worden alle maandagen uitgegeeven te Amsteldam in den boekwinkel van de weduwe David Klippink, in de Nes, als mede te Dordrecht by P. van Braam en A. Blussé en Zoon, Haarlem by J. Bosch, Delft by E. v. d. Smout, ’s Gravenhage by J. Guilliart, Leiden C. v. Hoogveen en F. de Does P.Z. Rotterdam by Hofhout en Wolfsbergen en D. Vis, Utrecht by J. van Schoonhoven en Comp. en G.T. van Paddenburg, Harlingen by F. van der Plaats, enz.

Medewerkers
De auteur, die zich in de eerste aflevering als ‘jong’ voorstelt, is Otto Christiaan Frederik HOFFHAM (1744-1789). Hij was afkomstig uit het Brandenburgse maar werd vanaf 1754 in Nederland opgevoed. Tussen 1757 en 1760 was hij notarisklerk te Amsterdam; daarna werkte hij op een Amsterdams koopmanskantoor. In 1773 ging hij terug naar Duitsland, maar bleef vandaaruit Nederlandse teksten naar Amsterdam sturen, waaronder zijn Proeve van slaapdichten (1784/85).
De Man (1992) meent met betrekking tot De Kosmopoliet, dat hoogstwaarschijnlijk naast Pieter Johannes UYLENBROEK (1748-1808) ook Joannes NOMSZ (1738-1803) en Izaak DE CLERCQ (†1794) voor dit periodiek hebben geschreven.
De toeschrijving aan Hoffham komt voor de rekening van Uylenbroek. Deze schrijft dit in de als ‘Voorbericht’ gepresenteerde levensschets van Hoffham, in diens verzameld werk De boerenschouwburg (1801). Hoffham had ook al bijdragen geleverd aan De Denker (1764) en De Rhapsodist (1771-1783).
Afgezien van het door De Man meegedeelde: in dat eerste nummer heeft de auteur, naar zijn zeggen, nog geen medewerkers. Twee maanden later zegt hij te schrijven vanuit en met steun van een wekelijks bijeenkomend gezelschap van zeven man, mede bestaande uit de Amsterdamse kooplieden Philareet, en Quintus, de luitenant ter zee Kunstlief, ene S., de Zeeuwse koopman Jan van Dreven, en de Fries mr. Hero Batema. Deze lieden zijn mogelijk fictief, maar er lijken echte medewerkers genoeg geweest te zijn. Vertogen werden ingestuurd door P., C., en vooral K. en Q. Er zijn zeer vele (soms inderdaad fictieve) brieven, te veel om op te noemen, uit vooral Amsterdam. Poëzie wordt geleverd door B., F., M., P.J.U., en X.

Inhoud
Dit spectatoriale blad wordt in de allereerste aflevering door de auteur aangekondigd als ‘een nieuw zedekundig blaadje’:

De zucht om mynen landgenooten een nuttig vermaak te verschaffen, spoort [my] aan om in een’ gezelligen omgang met hem te treeden, en de vruchten myner opmerkzaamheid nopens de zeden en hart, geregeld hem te leveren.

De opvattingen van Addison, Voltaire en anderen, over wat goed burgerschap van een waar vaderlander is, inspireren hem daarbij. ‘Dus beschouw ik de waereld, als myn vaderland; dus ben ik een waereldburger, een Kosmopoliet.’
De eerste vertogen zijn nog tamelijk zwaartillend en ouderwets-moralistisch. Geleidelijk krijgt een wat lichtere toon de overhand. Onderwerpen en bewoordingen krijgen iets origineels en levendigs. Vaak wordt commentaar gegeven vanuit een (fictief) genootschap (dat der beuzelaars, dat der kunstkuurmakers, dat der drie letteren). Zo vindt men naast serieuze betogen als ‘Over de verpligting der moeders om haare kinderen zelven te zoogen’, ‘Verhandeling over de schaamte en onbeschaamdheid’, ook een ‘Schertsende brief van Dicax, een’ daemon, over de bezetenheid veeler menschen’, of ‘Brief van S.J.E. een hongerig geleerde’. Een specialiteit is het behandelen van spreekwoorden, op een wat burleske manier. De auteur is vertrouwd met de wereldliteratuur, bijvoorbeeld met de Sentimental journey van Sterne (deel 2, p. 387).
De Kosmopoliet wordt in de Leydse Courant vele malen geadverteerd met steeds de nadruk op ‘oorspronkelijk’; zo bijvoorbeeld op 14 januari 1777: ‘een geheel nieuw oorspronglyk Neerlands Mengelwerk’.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1192 C 14-15
¶ Full text deel 1 en deel 2

Literatuur
¶ O.C.F. Hoffham, Proeve van slaapdichten, editie J. de Man (Leiden 1992), vooral p. 29
¶ A. Hanou, ‘Tempel of Tafel? De Vrye Koks van De Kosmopoliet (1776). Beelden van de vrijmetselarij, 4’, in: Thoth 43 (1992), p. 84-93
¶ P.J. Buijnsters, Spectatoriale geschriften (Utrecht 1991), p. 55, 60.

André Hanou