Letter-Historie en Boek-Beschouwer (1763-1764)

Titelbeschrijving
De Letter-Historie en Boek-Beschouwer, Geevende Maandelyks een Naauwkeurig Bericht Zoo van de Opkomst, Voortgang en Gesteldheid der Akademiën, Gymnasiën en Maatschappyën der beschaafde Letteren, Konsten en Wetenschappen; Als van de Merkwaardige Voorvallen en Veranderingen in het Ryk der Geleerden. Waar by komen Levensbeschryvingen van Beroemde Mannen; en de Vrye en Onzydige Beoordeeling der beste Schriften in Europa uitkomende. Onder de zinspreuk Libere & Modeste. Eerste [enz.] deel.
De afleveringen hebben vanaf nr. 2 een eigen titelpagina: De Letter-Historie en Boek-beschouwer, no. II [enz.]. Waarin voorkomen [inhoudsopgave]. Onder de zinspreuk Libere & Modeste.
Vanaf nr. 5 heet het: De Letter-Historie-, Konst- en Boek-Beschouwer, no. V [enz.]. Waarin voorkomen [inhoudsopgave]. Onder de zinspreuk Libere & Modeste.

Periodiciteit
Het maandblad verscheen van januari/februari 1763 t/m december 1764 (22 nrs.). Het ondervond bij de start problemen door het koude weer, zo meldt de auteur in het Voorbericht (p. VI). De nrs. 1 en 2 bestrijken daarom de maanden januari en februari, respectievelijk maart en april 1763. Vanaf mei moest de frequentie genormaliseerd zijn. De uitgever adverteerde op 11 mei 1763 in de Leydse Courant voor nr. 2, op 3 februari 1764 voor nr. 11 en op 4 en 6 april 1764 voor nr. 13.

Bibliografische beschrijving
De 22 afleveringen in groot octavo zijn gebundeld in 4 delen (deel 1: nrs. 1-4; deel 2: nrs. 5-10; deel 3: nrs. 11-16; deel 4: nrs. 17-22). De pagina’s van deel 1 en 2 zijn doorgenummerd; die van deel 3 en 4 beginnen telkens opnieuw. Om de hierboven genoemde redenen hebben de eerste twee afleveringen meer pagina’s dan later gebruikelijk: nr. 1 telt VIII (titelpagina, ‘Voorbericht’ en ‘Korte inhoud van het eerste stuk’) + 128 pagina’s; nr. 2 telt 118 pagina’s (incl. niet meegenummerde titelpagina). De afleveringen tellen vanaf nr. 3 circa 80 pagina’s.
Vanaf nr. 2 hebben de nrs. een eigen titelpagina, waarop behalve titel en impressum ook de inhoudsopgave staat. Op de versozijde staat vaak informatie over het fonds van de uitgever. Pas op de volgende pagina begint de eigenlijke tekst van de aflevering (na eerst een titelblok met short title, maand en jaartal, en volgnummer).
Achterin deel 4 is een Register over de vier delen (p. 459-500).

Boekhistorische gegevens
Het impressum op alle titelpagina’s luidt: ‘Te Amsterdam, By Jacobus Loveringh’. Het Voorbericht meldt dat het Loveringh was die het initiatief nam voor de Letter-Historie. Op 30 mei 1763 diende hij bij de burgemeesters van Amsterdam een verzoek in om de Letter-Historie te mogen drukken en uitgeven. Het verzoek werd daarop voorgelegd aan de overlieden van het boekverkopersgilde. G. de Groot en Zoon tekenden bezwaar aan wegens zijn Republiek der Geleerden, en Dirk Onder de Linden protesteerde wegens zijn Boekzaal der Geleerde Wereld. Desondanks kreeg Loveringh op 10 juni 1763 zijn privilege, zij het met de clausule dat de privileges van de Staten van Holland voor de twee concurrerende boekverkopers niet benadeeld mochten worden.
De titelpagina’s van de Letter-Historie noemen de prijs: 7 stuivers per aflevering, met ingang van nr. 5 moest men 8 stuivers neertellen.

Medewerkers
De auteur/hoofdredacteur noemt zichzelf de ‘Letter- en Boekbeschouwer’ Urbanus. In nr. 5 zegt hij te spreken ‘uit naam van ’t Genootschap onder de Zinspreuk Liberé & Modesté’.
In het Voorbericht zegt Urbanus te rekenen op de hulp van ‘Lieden van goeden smaak op de Hooge Schoolen en in de Maatschappijën der Geleerden’ (deel 1, p. IV). Hij krijgt inderdaad berichten toegestuurd, bijvoorbeeld van vriendin Rustica, ‘in de omtrek van Lee’, over landbouwkundige kwesties (nr. 7 en 8).
Verder staan er diverse (al dan niet gefingeerde) brieven in. Van Elisabeth WOLFF-Bekker (1738-1804) staan er twee bijdragen in: ‘Verdeediging der salet-jonkeren van deezen tyd (ten onrechte opgemaakt uit de Dicht-kundige bespiegelingen over ’t genoegen, beschreven)’ en ‘Beschouwing van het leeven, als een bloem aangemerkt’ (beide in nr. 4; met reactie in nr. 5).
Ene J.S. – wiens identiteit onmiddellijk in een voetnoot wordt onthuld: de Utrechtse dichter Joan Stouw († 1785) – stuurde een kort verhaal in over de ‘Feestvieringe van ’t eerste eeuwgety van het boekverkopers, boekdrukkers enz. gilde in Utrecht den 2 van oogstmaand 1763’ (nr. 6).

Inhoud
Het tijdschrift bestaat uit twee secties. In het Voorbericht staat uitgebreid wat de inhoud daarvan is (deel 1, p. III-VI). De sectie Letter-Historie is bestemd voor de geschiedenis van universiteiten, illustere scholen, gymnasia, geleerdenacademies en genootschappen. Ook wordt er aandacht besteed aan de huidige activiteiten van deze instituties: promoties, sterfgevallen, nieuwe proeven, ontdekkingen, waarnemingen en vergelijkbaar nieuws. Ter afwisseling zal de sectie opgeluisterd worden door vertogen van ‘Spectatoriaalen, en nuttigen, zoo wel als Geest-verlustigenden inhoud’.
De tweede sectie is die der Boek-Beschouwer. Hierin worden de nieuwste en beste boeken gesignaleerd en waar mogelijk besproken. Dan volgt in het Voorbericht een exposé over de soort boeken die hier niet ter sprake zullen komen: geen zedenbedervende romans, geen leugenachtige gedenkschriften, geen beuzelvertellingen, geen laffe toneelstukken en dartele kluchten, geen prulschriften, en geen werken die op blauwboekjes, schimp- en schotschriften lijken. Verder zal de schrijver spaarzaam godgeleerde werken aan de orde stellen, omdat hij anders te veel zou concurreren met De Nederlandsche Letterverlustiging (1762-1764), een ander tijdschrift uit het fonds van Loveringh. Lange uittreksels en vertalingen, zoals die voorkomen in de Vaderlandsche Letter-Oeffeningen (1761-1876) en de Letterverlustiging, zal de lezer er evenmin in aantreffen, noch uitvoerige berichten over kleine academische disputen en programmata, zoals in de ‘Lettercouranten’ (bedoeld: de Nederlandsche Letter-Courant van Elie Luzac, met wie de schrijver van de Letter-Historie van mening zegt te verschillen).

Ook over zijn lezerspubliek laat de schrijver zich in het Voorbericht uit:

Want ik zal de Vruchten myner Letter-Reize niet alleen altoos voor de Geleerde Waereld van belang trachten te maaken; maar ook zorg draagen dat ze buiten de Geleerde Faculteiten, ook aan alle andere Liefhebbers van kunst oeffenaaren als aan Schilders, Beeldhouwers, Werkers en Handelaars in allerlei Metaalen, ja voor alle Koop en Handwerks-lieden van nut mogen worden. (deel 1, p. VI-VII)

In de afleveringen die volgen, komt de schrijver zijn beloften na, stelt hij ze bij en vult hij ze aan, bijvoorbeeld met de rubriek ‘Merkwaardige anecdoten of zeldzaamheden, die men elders hier te Lande te vergeefsch zoude zoeken’. De lezer wordt inderdaad herhaaldelijk getrakteerd op omvangrijke porties Nederlandse universiteitsgeschiedenis, waarbij de wetenschappelijke bibliotheken niet worden vergeten. Ook vindt men hier gegevens over academies van wetenschappen in Europa: oprichtingsjaar, ledenaantal, prijsvragen en dergelijke. Bijzonder zijn in dit verband het ‘Ontwerp en voorstel ter inrichting eener akademie voor de jufferschap’ (nr. 2) en het ‘Vertoog over de wiskundige geleerdheid in sommige vrouwen, en in deezen en genen landman’ (nr. 4).
De necrologie van hoogleraar rechten in Harderwijk, Gerhard Schröder, is bijzonder gedetailleerd (nr. 3); zo vindt men een exacte opgave van de bijdragen die Schröder heeft geleverd aan de Hollandsche Spectator van Van Effen. In nr. 11 wordt een zilveren medaille uitgeloofd voor de beste verhandeling over een van de opgegeven vragen. De antwoorden op de vraag ‘Wat behoort ’er tot een goede Oordeelkunde over uytkomende Boeken en Geschriften?’ zijn te vinden in de nrs. 18 en 20 (een van de inzenders is Jan Nierop, ‘bekwaam Schoolmeester’ te Schoorl).
Nr. 6 bevat een kritisch artikel over het Contrat social (1762) en Emile, ou de l’éducation (1762) van Jean Jacques Rousseau.

Relatie tot andere periodieken
Blijkens het Voorbericht kreeg uitgever Loveringh voor zijn twee parallelbladen, De Schatkamer der Geleerden (1761-1764) en De Nederlandsche Letter-Verlustiging (1762-1764), allerlei materiaal toegestuurd dat hij daar niet kwijt kon. Met De Letter-Historie wilde hij de afzenders toch een platform bieden.
In de nrs. 15, 16, 18, 21 en 22 wordt de Denker uitvoerig, van aflevering tot aflevering, gerecenseerd. Ook de Vaderlandsche historie (1749 e.v.) van Wagenaar krijgt veel aandacht.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1169 E 16-19
¶ Full text deel 1deel 2deel 3 en deel 4

Literatuur
¶ G.J. Johannes, De barometer van de smaak. Tijdschriften in Nederland 1770-1830 (Den Haag 1995), p. 132-134
¶ I.H. van Eeghen, De Amsterdamse boekhandel 1680-1725, deel 5-1 (Amsterdam 1978), p. 220.

Rietje van Vliet