Liefhebbers der Kundige Nederlandsche Autheurs (1777)

Titelbeschrijving
De Liefhebbers der Kundige Nederlandsche Autheurs, en verdere beminnaars der oudheden, leerzaame, weetenswaardige en nuttige zaaken.

Periodiciteit
Maandblad, waarvan ten minste twee afleveringen verschenen zijn. Dit blijkt uit een advertentie in de Leydsche Courant van 5 maart 1777:

Op Heden word by de Boekverkoopers H. van Wesel en J. Verlem op het Water, op de hoek van de Zoutsteeg te Amsterdam, uitgegeeven: De Liefhebbers der kundige Nederlandsche autheurs, enz., eerste Deel, No. II, voor de maand February 1777.

De eerste aflevering zal dus in januari 1777 verschenen zijn. In dezelfde krant wordt op 17 maart 1777 nog slechts voor de nrs. 1 en 2 geadverteerd. Vermoedelijk is het bij deze eerste twee afleveringen gebleven.

Bibliografische beschrijving
In groot octavo.

Boekhistorische gegevens
Bij H. van Wesel en J. Verlem. Volgens genoemde advertentie was de prijs van nr. 2 acht stuivers, ‘en zal met haast alom verzonden worden’.

Inhoud
Er bestaat nog een Plan en bericht van inteekening van genoemde boekhandelaars, waarin zij zeggen een ‘Maandwerk’ te willen gaan uitgeven, onder de titel Liefhebbers der Kundige Nederlandsche Autheurs. Het moet een blad worden zoals het enkele jaren eerder opgerichte, ‘vonnis spreekende Werk, waarvan veelmaalen de Reputatie der Autheuren, en het welvaaren der Boekhandelaars afhangt’, te weten, de Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-Oefeningen.
De opzet laat zich slechts raden aan de hand van de inhoudsopgave in de advertentie voor nr. 1 (Amsterdamse Courant 20 februari 1777):

Behelzende: Beschrijving der Stad Dordrecht; het Leven van den Heere George, uit ’t Engelsch; de Coffy-Huis-Nouvellist; Aanmerkingen over de Hedendaagsche Vaderlandsche Letter-Oeffeningen; Byzonderheden; Mengelwerk; Scheepstydingen; Overledenen, enz.

In de Leydse Courant van 5 maart 1777 en de Haarlemsche Courant van 6 maart 1777 wordt geadverteerd voor nr. 2:

behelzende Vervolg van de Beschryving der stad Dordrecht; Vervolg van het Leven van den Heer George, uit het Engelsch vertaald; De Koffyhuis Nouvellist, handelende op een aangenaamen en vrolyken Trant over Staats-Zaaken, waar in een gesprek tusschen een Engelschman en een Amerikaan; Verweerschriften tegen de Nederlandsche Letter-Oefening en Nederlandsche Bibliotheek; Byzonderheeden over verscheide Voorvallen; Mengelwerk; Vervolg van het Leven van Scheik Daber Omar enz.; Scheepstydingen; Overleedenen enz.

Een nadere indruk van het Mengelwerk wordt gegeven door een mededeling in het Echt Historisch Verhaal Zo uit de Mond als Pen, van drie Zeelieden met naame Harme Hendrik Kreuger; Geboore tot Oldennesch, zynde een Dorp in ’t Graafschap Delmenhorst. En deszelfs Zoon Harme Hendrik Kreuger Junior, Mede geboore op Bovengemelde Plaats. En Carsen Cuulce, Gebooren te Lezem, in het Hanoversche. Wegens het verongelukken van hun Schip, de Wilmiena, waar op Commandeerende als Commandeur Jacob Hendrik Broertjes. Van de Helder (…) (Amsterdam, 1778).
De anonieme schrijver van deze rampzalige reis ter walvisvaart (tevens de auteur van de eveneens anoniem verschenen Singulieren of byzonderen Historien, wegens het verongelukke van het Groenlands schip, De Jufffrouwen Anna Cornelia en Anna, waarop Commandeerde als Commandeur Dirk Cornelisse Hoogerduin, van de Helder (…) (Amsterdam, 1774) onderbreekt op p. 7 zijn relaas om twee verzen van eigen maaksel te citeren ‘uit de Lof der Godheid, die hy gepasseerde Jaar in het Mengelwerk gemaakt heeft, agter een Maand-Boekje genaamd de Liefhebbers der Nederlandsche Autheurs, alwaar onze Schryver zich aldus laat hooren.

Het sterkste Masten-bos, moet voor de woeden bukken,
Der Watergolven, die het na den Afgrond Rukken,
Krygs-Leegers, koomen op een half verbryzeld wrak,
Aanvliegen, daar de Storm, hun doet door Smak op Smak,
Zo Slingere, dat zy met Schip, met Roer, met Zylen,
Op eener Golven-Berg naar ’t zwerk toe staan te Eylen,
Wanneer het een klaps, in de zwarte kolken stort,
Daar ’t door ’t verbolgen Nat terstont verslonden word.

***

Zeg my nu, wie het is, die boove in de Wolken,
Den Donder hoore laat – wie is ’t die in de Kolken,
Van ’t onderaardsche Diep, met de stem den Stormen Bruist –?
Spreek nu gy Twyfelaars –! Of is u tong verhuist –?
Wie is het die de Baaren, dat men ’er van moet Eyzen?
Dus op elkander rold, en doet als Bergen Ryzen?
De Donder –, Zee – en Storm, Roept Akelig, Brullent Zot
Vermeetel Schepsel ’t is, wat twyfeld gy ’t is GOD.

Exemplaren
¶ Geen exemplaar gevonden.
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: KVB PPA 652:3 (prospectus)
¶ Leiden, Naturalis Biodiversity Center: RBR B00560:3 (Echt Historisch Verhaal)

André Hanou/Hans Beelen