Louw en Krelis (1763-1788)

Titelbeschrijving
Louw en Krelis
¶ Deze titel wordt – in ieder geval in de jaren tachtig – wekelijks afgewisseld met Krelis en Louw.

Periodiciteit
De eerste vermelding van dit blaadje vindt men in de Leydse Courant van 16 januari 1764, waarin geadverteerd wordt voor de 51 afleveringen uit het jaar daarvoor. In de Oprechte Haerlemsche Courant van 18 januari 1766 adverteert de uitgever dat op dat moment de ‘Compleete NIEUWSVERTELDERS, Louw En Krelis’ in gereedheid zijn gebracht.
De oudste bewaard gebleven aflevering dateert evenwel van 2 januari 1781, de laatste van 27 december 1786. Omdat erin 1788 sprake was van een verbod, moet het blaadje ook toen nog hebben bestaan.
In mei 1788 ontvingen de Amsterdamse boekverkopers een missive van het gerecht, aldus de Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken over het jaar 1788 (p. 829-830), waarin zij worden gesommeerd ‘zich te wagten van het doen drukken, uitgeven of verkoopen, van zekere blaadjes, genaamd […] Louw en Krelis, Grietje en Diewertje […] of andere dergelyke blaadjes, waar in eenige Kerkelyke of Politieke bedenkingen voorkomen, of Magistraats-Persoonen of Particulieren beledigd worden’.
Een maand later, op 12 juni 1788, werd het blad in Amsterdam verboden. Dit blijkt uit Door order van Myne Heeren van den Gerechte, word aan alle gildebroederen, ten allerernstigste aangezegt, zig te wagten van het doen drukken, uitgeeven of verkoopen, van zekere blaadjes, genaamt: de Hedendaagsche praater, de Praatmoeder, de Praatvaar, de Nieuwsvertelder, Louw en Krelis, Grietje en Diewertje, de Snapster, Jaap en Teunis, Hendrik en Cornelis, of andere dergelyke blaadjes (Amsterdam 1788). Omdat het verbod niet werd nageleefd, werd het verbod nogmaals op 20-22 september 1788 omgezegd.

Bibliografische beschrijving
Iedere aflevering telt 4 pagina’s in kwarto. Het titelblok bestaat uit de titel, volgnummer en verschijningsdatum. Paginering en nummering lopen door, ongeacht de wisseling van de titels. Als Louw het gesprek begon en eindigde, dan was de titel van het blad Louw en Krelis – en omgekeerd: dan was de titel Krelis en Louw.

Boekhistorische gegevens
Colofon: ‘de Erve de Weduwe Jacobus van Egmont, op de Reguliers Breêstraat, te Amsterdam’.
Prijs per aflevering: ½ stuiver (bij de drukker) of 1 oortje (¼ stuiver; op straat). Voor de 51 nrs. uit 1763 betaalde men 16 stuivers.

Medewerkers
In het vermoedelijk door Klaas Hoefnagel geschreven Alle de Magistraatsgezinde schryvers (1780) wordt ene Berkenkamp aangewezen als de auteur van de Louw en Krelis:

Ja, een geweezene Letter-Zetters Knegt van de Amsterdamsche Courant-Drukkery […], een Man die zeer Taalkundig in ’t Nederduitsch is. Verders wel onderleid in de Goddelyke Waarheeden, zo dat ‘er verscheide Theologische Stukken van hem in de waereld zyn, die getrokken en gepreezen worden (p. 28).

Frederik BERKENKAMP (1732-1797) trad in augustus 1755 voor het eerst in het huwelijk en was volgens Hoefnagel ook verantwoordelijk voor het parallelblaadje Grietje en Diewertje (1781-1787) en de Hollandschen Weeklykschen Nieuws-Vertelder (1757-1791). In 1768 verscheen van zijn hand het boekje Vermaaklyk lusthof van zede- en zinnebeelden, met vijftig emblemata voor kinderen. Bij zijn begrafenis werd aangetekend dat hij van beroep turfdrager was.

Inhoud
De uitgever beschrijft het blad in de Leydse Courant van 16 januari 1764 als ‘Verhandelende in Ernst en Boert de meeste Gevallen van den Tyd en veele Spotternyen, Klugten &c.’.
In de jaren tachtig heeft het blad een duidelijk patriotse signatuur. Het richt zich op de lagere klassen die doorgaans prinsgezind zijn en die overtuigd moeten worden van de patriotse opvattingen over de verdeling van de politieke macht in stad en staat. De lezer wordt opgeroepen zich aan te sluiten bij het vrijkorps. De Haagse courantier Gosse krijgt het geregeld zwaar te verduren.
De Amsterdamse buurmannen Louw en Krelis bespreken het nieuws op zakelijke, kritische en soms moralistische toon. Regelmatig worden artikelen, brieven of andere officiële documenten (rekesten, propositie Van der Capellen tot den Marsch) uitvoerig geciteerd. Er staan ook liederen, dichtstukjes en gefingeerde ingezonden brieven in.
De dialogen zijn dankzij de typetjes zoals Louw en Krelis zijn neergezet, tegelijkertijd humoristisch. Dit geldt net name voor het begin van de dialogen, waarin de mannen op amicale wijze praten over hun gezondheid. Die spreektaal verdwijnt al snel tijdens elke samenspraak. Aan het eind van iedere aflevering doen de mannen de groeten aan elkaars vrouwen, Grietje en Diewertje.
De advertenties in het blad zijn van de uitgever zelf.

Het opruiende karakter van onder meer Louw en Krelis werd zo gevreesd dat Rotterdamse en Amsterdamse boekverkopers in 1788 – na de Oranjerestauratie en zelfs enkele jaren na het beëindigen van de Louw en Krelis – werden aangezegd

zich te wachten, van het doen Drukken, Uitgeven of Verkoopen, van zekere Blaadjes, genaamt: de Hedendaagsche Prater, de Praatmoer, de Praatvaar, de Nieuwsvertelder, Louw en Krelis, Grietje en Diewertje, de Snapster, Jaap en Teunis, Hendrik en Cornelis, of andere dergelyke Blaadjes, waar in eenige Kerklyke of Politique bedenkingen voorkomen, of Magistraats-Personen of Particuliere beledigt worden. (Rotterdamse Courant 14 juni 1788, Delfsche Courant 17 juni 1788)

Relatie tot andere periodieken
Tegelijk met Louw en Krelis verscheen als parallelblad Grietje en Diewertje / Diewertje en Grietje. In dit weekblad worden de echtgenotes van Louw en Krelis als sprekende personages opgevoerd. Beide bladen verwijzen regelmatig naar elkaar.
In 1782 beticht Louw en Krelis de Diemer- of Watergraafsmeersche Courant van overname van patriotse berichten uit Grietje en Diewertje. De auteur van Louw en Krelis heeft het echter vooral gemunt op orangistische periodieken, zoals de Haagsche Courant van Gosse, ‘een Oproerkweekend Dagpapier’ (Louw en Krelis nr. 2, 20 januari 1786). Veel positiever is de auteur over de Nederlandsche Courant van Schuurman, de Utrechtse Courant, de Hollandsche Historische Courant van Fijnje en de Haarlemsche Courant. Uit deze kranten wordt regelmatig geciteerd.
Het concept van een samenspraak tussen Louw en Krelis werd al in de jaren veertig toegepast. In de jaren tachtig groeiden de twee nieuwsvertellers uit tot een ware hype: nu eens doken de mannen op in een eenmalige uitgave, dan weer in een periodiek. Zo verschenen in 1781 het Nacht-praatje tusschen Louw en Krelis, over een op Kattenburg, op straat gevonden gedrukt boekje, genaamt: Aan het volk van Nederland (z.p. z.n.), en de Boeren samenspraak tusschen Louw en Krelis over den tegenwoordigen staat onzes vaderlands (Alkmaar, Maagh e.a.p.). In de jaren 1782 en 1783 verscheen de periodiek Zamenspraak tusschen de Haagsche Louw en Krelis (z.p. z.n.), toegeschreven aan Jan Gaspar Boshuizen. In 1784 kwam er een Leidse variant: Derde iets voor Leyden, in een samenspraak, tusschen de Leydsche Louw en Krelis (fictief impressum) en Vyfde iets voor Leyden, of Brief van Jan Helpgraag aan zyn goeje vrienden de Leydsche Louw en Krelis. Vanaf 1795 verscheen de Hernieuwde samenspraak tusschen Louw en Krelis / Hernieuwde samenspraak tusschen Krelis en Louw (Amsterdam, Erve de Wed. J. van Egmont). Omstreeks 1800 was verkrijgbaar de Zamenspraak tusschen Louw en Krelis, of: Wel wat denk je van de koepokken? (Amsterdam, Cornelis de Vries).
In 1806 kwam er in Amsterdam een nieuw blad uit waarin de personages een nieuwe positie hebben ingenomen: Kreelis en Diewertje, Louw en Grietje. Zamenspraak over de Tegenwoordige Tyden.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 526 D 20-25 (ingebonden achter de Hollandschen Weeklykschen Nieuwsvertelder)
STCN 173806481
¶ Full text nrs. 1-53 (1783)nrs. 1-52 (1785) en nrs. 1- 52 (1786)

Literatuur
¶ Miranda ten Wolde, ‘Een nieuw publiek voor patriotse samenspraken?’, in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 16 (2013), nr. 2, p. 5-22
¶ Pieter van Wissing, Stokebrand Janus 1787. Opkomst en ondergang van een achttiende-eeuws satirisch politiek-literair weekblad (Nijmegen 2003)
¶ Ton Jongenelen, Van smaad tot erger. Amsterdamse boekverboden 1747-1794 (Amsterdam 1998), p. 57
¶ I. H. van Eeghen, ‘Ambachten en beroepen voor almanakjes en kinderprenten van de Erven Stichter 1769-1800’, in: Jaarboek Amstelodamum 74 (1982), p. 104-130, aldaar 111-112
¶ W.P.C. Knuttel, Verboden boeken in de Republiek der Vereenigde Nederlanden (’s-Gravenhage 1914), p. 5 (nr. 16)
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘Krelis en Louw’, in: De Nederlandsche Spectator 1878
¶ J.A. Kool, Aperçu historique au sujet de la Société pour secourir les noyés (Amsterdam 1855), p. 42 (over nr. 36, 6 september 1768).

Miranda ten Wolde/Rietje van Vliet
update 06-07-2023