Magazijn van Tuin-Sieraden (1802-1809)

Titelbeschrijving
Magazijn van Tuin-Sieraaden, of Verzameling van modellen van aanleg en sieraad, voor groote en kleine lust-hoven, voornamelijk van dezulke die, met weinig kosten, te maaken zijn. Getrokken uit de voornaamste buitenlandsche werken, naar de gelegenheid en gronden van deze republiek gewijzigd, en met vele nieuwe platte gronden en sieraden vermeerderd, door G. van Laar.
Er zijn exemplaren waarbij het woord ‘republiek’ is gewijzigd in ‘koningrijk’.

Periodiciteit
Nr. 1 wordt in Saakes’ Naamlijst van april 1802 aangekondigd (p. 314). Dit jaartal prijkt ook op de titelpagina. Nr. 24 wordt in de Naamlijst van juni 1809 aangekondigd (p. 45).
Het was gebruikelijk om plaatwerken in afleveringen in de markt te zetten, aangezien uitgevers dan sneller hun doorgaans kostbare investeringen konden terugverdienen. Bovendien konden kopers hun kosten spreiden. Er valt over te discussiëren of de plaatwerken als tijdschriften kunnen worden beschouwd.
Het uiterlijk van het Magazijn van Tuin-Sieraaden geeft weinig prijs van het periodieke verschijnen van de katernen. Toch waren die er wel. Allereerst spreekt de auteur in de ‘Voorrede’ van ‘stukjes’ en ‘uitgaven’. Verder is in advertenties in de Leydse Courant, bijvoorbeeld van 15 april 1803 en 25 juni 1804, expliciet sprake van genummerde afleveringen: daarin worden de nrs. 1-4 resp. 5-7 aangeboden. Ook in Saakes’ Naamlijst krijgen de afleveringen ieder een eigen volgnummer mee; ze zijn bovendien afzonderlijk geprijsd. Er verschenen in totaal 24 afleveringen met 190 platen.

Bibliografische beschrijving
In groot kwarto. De tot één deel gebundelde afleveringen worden voorafgegaan door een opdracht (2 ongenummerde pagina’s) aan ‘Den Heere Dirk Wynandsz. Ditmarsch, Liefhebber en Begunstiger van Konsten en Wetenschappen’. Ditmarsch was burgemeester in Broek in Waterland en bevriend met de auteur.
Dan volgt een ‘Voorrede’ van IV pagina’s, gedagtekend Alkmaar 20 november 1802. De 190 platen zijn alle romeins genummerd. In de sectie ‘Verklaring der platen’ hebben de meeste platen een aparte (doorlopend arabisch genummerde) pagina toebedeeld gekregen (in totaal 120 pagina’s). Het ‘Generaal register van de tuinsieraden’ telt VIII pagina’s.
De omvang van de afleveringen is lastig te reconstrueren doordat de titelpagina’s van de afleveringen vermoedelijk bij het inbinden zijn weggesneden. Maar aangezien de titels van de platen in de inhoudsopgave telkens per acht zijn gegroepeerd, is de conclusie gerechtvaardigd dat iedere aflevering uit 8 platen (met Verklaring) moet hebben bestaan. Dit wordt bevestigd door het aantal platen en afleveringen.

Boekhistorische gegevens
‘Te Amsterdam, bij Johannes Allart’.
De afleveringen kostten blijkens Saakes’ Naamlijst (t.a.p.) ƒ 1:16 per stuk; met ingekleurde platen bedroeg de prijs ƒ 3 per aflevering.
De populariteit van het Magazijn van Tuin-Sieraaden blijkt wel uit de heruitgaven uit de negentiende eeuw. In 1819 verscheen gelijktijdig een tweede druk bij zowel Jacobus de Ruyter in Amsterdam als bij Joh. Noman & Zn. in Zaltbommel. In 1831 bracht de laatste een derde druk uit en in 1867 zag een tot een derde ingekorte versie het licht bij G.B. van Goor te Gouda. Een ongedateerde Amsterdamse, eveneens ingekorte uitgave verscheen ongeveer tegelijkertijd.

Medewerkers
Gijsbert VAN LAAR (1767-1829) was aanvankelijk te Alkmaar boom- en bloemenkweker en legde voor menige buitenplaats de tuin aan. Daarvoor leverde hij doorgaans ook het ontwerp. In 1803 verhuisde hij naar Oudshoorn, onder de rook van Alphen aan de Rijn.
Zijn voorbeelden haalde Van Laar uit diverse buitenlandse modellenboeken, maar het Magazijn heeft ook oorspronkelijke ontwerpen. In de Voorrede roept hij collega’s op om ontwerpen ter publicatie toe te sturen.

Inhoud
Vrijwel alle afleveringen bevatten zes platen met modellen voor gebouwtjes en ornamenten, en twee met tuinontwerpen. Op de meeste platen staan meerdere modellen afgebeeld.
In de Voorrede geeft Van Laar zijn visie op de tuinarchitectuur weer. De smaak was lange tijd ‘gotisch’ gebleven, ouderwets, dat wil zeggen zonder enige afwisseling en niets overlatend aan de fantasie van de bezoeker. Maar inmiddels was de Engelse landschapstijl ook in de Republiek populair geworden. Die stijl was immers geschikt voor zowel grote als kleine landgoederen/buitenplaatsen.
De auteur benadrukt verder de aantrekkelijkheid van het buitenleven: ‘wat is ’er geschikter voor den bedaarden, werkzaamen en nijveren Nederlander om te verpoozen van zijne arbeid dan enige dagen der week aan de stille rust van het buitenleven toetewijen’. Zijn doelgroep is dan ook de ‘middenmaatig gegoede’ burger die over een eigen ‘tuintjen’ beschikt.
Het was de bedoeling van Van Laar om bij de tuinontwerpen tevens een globaal kostenplaatje te leveren, maar daar is in de praktijk niets van terecht gekomen.

Relatie tot andere periodieken
Veel modellen van tuingebouwen zijn ontleend aan het Ideenmagazin für Liebhaber von Gärten (1796-1811) van Grohmann. Enkele platen komen ook voor in Ferme ornée; or rural improvements (1795).
Parallel aan het Magazijn verschenen bij Allart de Afbeeldingen der Fraaiste, meest Uitheemsche Boomen en Heesters (1802-1808) van Johann Carl Krauss.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: OTM OG 06-315
Full text

Literatuur
¶ J. Holwerda, ‘Uitgaven en datering van Magazijn van Tuin-Sieraaden’, in: Cascade. Bulletin voor Tuinhistorie 19 (2010) nr. 2, p. 38-50
¶ A. van der Does en J. Holwerda, Concordantie Van Laar’s Magazijn van Tuin-sieraaden/Grohmann’s Ideenmagazin (Gendringen/Elst 2010)
¶ M. van den Broeke en W. Meulekamp, ‘Gijsbert van Laar (1767-1829), tuinarchitect’, in: Cascade. Bulletin voor tuinhistorie 12 (2003) 1.

Rietje van Vliet