Narrensteinsche Courant (1807-1811)

Titelbeschrijving
Narrensteinsche Courant.

Periodiciteit
De krant verscheen om de vier, vijf à zes weken (ca. 25 nrs.); de afleveringen dragen fictieve data. De nrs. 0 en 2 worden geadverteerd in Saakes’ Naamlijst van juni resp. september 1807 (p. 335 en 359), nr. 4 in maart 1808 (p. 408), de nrs. 4-8 in juli 1809 (p. 55), de nrs. 9-14 in mei 1810 (p. 136), de nrs. 15-20 in augustus 1811 (p. 255).
De directeur van het landelijke departement van politie, Devilliers du Terrage, had in 1811 te Amsterdam een bureau ingericht dat alle gedrukte teksten op politieke onjuistheden moest controleren. Dit bureau trad veel strenger op dan de landelijk ingestelde censor van Nederlandse boeken en de inspecteurs voor drukkerij en boekhandel. De ijverige Amsterdamse censors stuurden in februari/maart 1811 onder andere een aflevering van de Narrensteinsche Courant naar Parijs, omdat het beledigingen aan het adres van de regering zou bevatten. De Amsterdamse commissaris van politie, uitgever Willem Holtrop, zou hierbij een rol hebben gespeeld, met name bij de gevangenneming van de auteur omdat deze staatsgevaarlijk zou zijn.

Bibliografische beschrijving
Aanvankelijk een half vel groot kwarto (4 pagina’s, doorlopend genummerd), maar vanaf nr. 7 in het gebruikelijke folioformaat van kranten. Het titelblok bevat een fictief jaar, volgnummer, vignet en titel, met daaronder dag en datum (bijvoorbeeld: ‘Zaturdag avond den ¼ van pretmaand’). Het titelvignet bestaat uit twee apen met narrenstokken, zittend aan weerszijden van een fictief wapen. Daaronder staat het motto ‘Dulce est desipere in loco’ (vert. Heerlijk om bij gelegenheid eens dwaas te zijn; – bron: Horatius, Ode 4, 12, r. 28).
De tekst is net als bij kranten in twee kolommen opgemaakt; in de folio-opmaak loopt de tekst door overdwars, in de marge. Ook de indeling in landen – zij het nu vaak met fictieve namen als Woest-Arrabiën, Carmioliën en Marcolinca – en rubrieken als zeetijdingen en toneelvoorstellingen, is als in contemporaine kranten. De krant bevat ook advertenties; uiteraard fictief.

Boekhistorische beschrijving
Op de laatste pagina van het oudst bewaarde nummer (nr. 2) staat: ‘Gedrukt te Narrenstein, ten nadeele van den Aucteur, en zijn te bekomen te Amsterdam bij H. Moolenyzer, Junior.’ Blijkens de Ommelander Courant van 13 oktober 1809 was het blad ook te koop: ‘te Leeuwarden by de Wedw. de Roy; Franeker, Romaar; Sneek, van Gorkum; Groningen, Groenenbergh, Schierbeek en Groenewolt’.
Voor het nulnummer moest men volgens attestatie bij Saakes 4 stuivers neertellen. De prijs van nr. 1 bedroeg blijkens een advertentie in de Leydse Courant van 9 juli 1810 2 stuivers; de nrs. 1-15 samen kostten dan ƒ 1:10. Nr. 1 wordt ook nog in 1814 bij Saakes aangekondigd voor de prijs van 2 stuivers (p. 32). Het blad vond veel kopers en lezers.

De krant werd later door Moolenijzer herdrukt als De Narrensteinsche Couranten of Verzameling van ernst en boert (voor vrienden van vrolijke luim) (1839).

Medewerkers
Het blad verscheen anoniem maar alleen al uit de herdruk die uitgever Moolenyzer na de dood van de auteur op de markt bracht, is bekend wie dit is: Arend FOKKE SIMONSZ. (1755-1812), Amsterdams schrijver en genootschapsman, bekend om zijn komische vertogen. Het is niet bekend in hoeverre lezers gevolg hebben gegeven aan de oproep, dikwijls onder het titelblok, om ‘Narrensteinsche nieuws-berigten’ toe te zenden.

Inhoud
Kolderieke pastiche op kranten, geschreven in scabreuze, rabelaisiaanse stijl. Er wordt regelmatig de draak gestoken met voormalige patriotten, radicaal-revolutionairen, Fransen en gezagsgetrouwe overheidsdienaars. Het is echter de vraag of desbetreffende afleveringen niet na het vertrek van de Fransen verschenen zijn.

Relatie tot andere periodieken
Sautijn Kluit vermoedt op grond van vergelijking van exemplaren dat sommige afleveringen zijn herdrukt. Dit verklaart de aankondiging van nr. 01 (sic) drie jaar na beëindiging van het blad, bij Saakes in april 1814 (p. 32). Dit verklaart tevens dat er in nr. 3 – in het bestudeerde Leidse exemplaar – een bericht kon staan over een ‘Beproeft middel tegen het dol worden van polietike [sic] honden’, die een mengsel van arsenicum, bietenstroop en een pint patentolie krijgen voorgeschreven.
Een paar jaar later nam de uitgever het initiatief tot een nieuw, vergelijkbare krant, de Utopiaansche Courant (1819-1820), geschreven door J.B.D. Wibmer. Deze wilde echter ‘niet in den trant der Narrensteinsche Courant werken, waarin vele walgelijke uitdrukkingen werden gevonden, maar een geschrift […] vervaardigen, bijzonder geschikt om jonge lieden van goede huize, in snipperuren te vermaken’.
Vooral na het vertrek van de Fransen werd Narrenstein een hype. Verscheen eerst in 1810 de fopcatalogus Catalogus van eene overtollige en schaarsgezochte verzameling rarieteiten en boeken, waar onder vele prullaria en narrige werken uitmunten. Nagelaten door den heer J. Al te Geleerd, voornaam liefhebber te Narrenstein (Saakes 1810, p. 135), in 1814 volgden  vlak na elkaar de Narrensteinsche Moniteur (1814) en de Narrensteinsch Weekblad (1814). Het jaar daarop was er een Gevonden Narrensteinsch postvalies (Saakes 1815, p. 166) verkrijgbaar en verder bestond er een ‘Narrensteinsche Maatschappij, ten zinspreukende voerende: Ten nutte van die zijn, en die nog zullen komen’ (Saakes 1815, p. 111).

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1077 B 5 (incomleet)
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: UBM: Kr. 1608 (incompleet).

Literatuur
¶ R. van Vliet, ‘Een luimig spotkrantje. De Narrensteinsche Courant (1807-1811) van Arend Fokke Simonsz’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 2014-2, p. 280-288
¶ M. de Niet, ‘… En als hij begon, wist hij van geen uitscheiden’. De verhandelingen van Arend Fokke Simonsz (1755-1812) (ongepubliceerde doctoraalscritpie, Leiden vakgroep Nederlands 1988)
¶ E. Roche, La censure en Hollande pendant la domination française (9 juillet 1810 – 16 novembre 1813) (Den Haag/Parijs 1923), p. 59, 259
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De Narrensteinsche, Utopiaansche en Liliputsche couranten’, in: De Nederlandsche Spectator 1872, p. 105-109
¶ W.A. Elberts, ‘Nog iets over de Narrensteinsche courant’, in: De Nederlandsche Spectator 1872, p. 125.

Rietje van Vliet