Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek (1765-1775)

Titelbeschrijving
Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek; Waarin in het kort voorgedragen worden alle Nieuwe Werken, Welke, in de Geneeskunde en Natuurlyke Historie, buiten ons Vaderland uitkomen.
De titel op de titelpagina’s der delen wijkt hier enigszins van af: Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek. Bevattende den zaakelyken inhoud van alle nieuwe Werken, welke, in de Geneeskunde en Natuurlyke Historie, buiten ons Vaderland uitkomen.

Periodiciteit
De Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek verscheen van 1765 t/m 1775. De ‘stukken’ (afleveringen) werden jaarlijks tot een deel samengevoegd, met een afzonderlijke titelpagina.
Het blad kwam eenmaal per kwartaal uit, al kon de schrijver blijkens het programmatische Voorbericht in deel 1 geen exacte verschijningsmomenten noemen. In de voorrede van deel 2 beloofde hij wegens succes meer afleveringen per deel en deze ook groter te maken. Hierdoor loopt de omvang van de delen sterk uiteen.
Toen deel 10 in 1774 gereed was, legde de redacteur zijn pen neer: hij had er door zijn professoraat geen tijd meer voor.

Bibliografische beschrijving
Er zijn elf delen in octavoformaat; deel 11 bevat het register over de gehele periodiek.
De pagina’s zijn in het eerste deel doorlopend genummerd tot p. 796, exclusief het uit 8 pagina’s bestaande katern met titelblad en Voorbericht. Vanaf deel 2 loopt het jaarlijkse aantal pagina’s op tot 968 in deel 9. Er is dan tevens sprake van een kleine prijsverhoging. De vier daarop volgende delen bevatten circa 900 pagina’s, maar over een eventuele prijsreductie wordt niet meer gerept. Daarna neemt de omvang weer toe met zo’n 50 pagina’s.
De titelpagina’s van de afzondetlijke afleveringen worden opgesierd met een vignet waarop een meerman en een meermin een varende driemaster flankeren.

Boekhistorische gegevens
Blijkens het impressum is het blad uitgegeven ‘In ’s Gravenhage, By Pieter van Cleef’.
Over de oplage is weinig meer bekend dan dat het blad ‘met groot genoegen’ en met ‘algemeene goedkeuring’ is ontvangen (deel 2, Voorbericht).
De afleveringen kostten in 1765 en 1766 per stuk ƒ 0:16. Het uitdijen der delen was ‘zonder noemenswaardige prijs-verhooging’. Aan het einde van deel 6 adverteerde Van Cleef voor de zes delen bij elkaar, voor de prijs van ƒ 21:16. Blijkens de advertentie in deel 9 kostten negen delen tezamen ƒ 33:12.

Medewerkers
De auteur is blijkens de titelpagina’s Eduard SANDIFORT (1742-1814). Hij schrijft in de Voorreden van deel 4 over zijn naamsvermelding – de afleveringen zelf zijn omwille van de objectiviteit anoniem – en over de hulp die hij van vele buitenlandse geleerden kreeg. Nadrukkelijk meldt hij dat hij de enige auteur is: hij leest alles zelf en beoordeelt alles zelf. Alleen wanneer hij het werk zelf niet in handen kan krijgen, beperkt hij zich tot de meningen van derden.
Reeds twee jaar na zijn promotie tot medisch doctor aan de Leidse universiteit begon Sandifort met zijn Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek. Op dat moment was hij praktiserend geneesheer in Den Haag. Zijn hoofdredacteurschap bracht hem in contact met geleerden in heel West-Europa. Dit, in combinatie met ‘zijn veelzijdigheid, zijn uitgebreide talenkennis en zijn onvermoeide vlijt’ (Suringar), bezorgde hem lidmaatschappen van vele genootschappen en maakte hem zelf tot een geneeskundige met groot wetenschappelijk aanzien. Hij werd in 1770 benoemd tot lector, en in 1772 tot gewoon hoogleraar anatomie en chirurgie aan zijn alma mater. Zijn belangrijkste werk, het monumentale Museum Anatomicum (1793), getuigt van zijn grote ervaring op pathologisch-anatomisch gebied.

Inhoud
Sandifort richtte zich met zijn Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek op vakgenoten, maar ook op lezers die als leken vermaak scheppen in het lezen over geneeskunde en natuurlijke historie (deel 2, Voorbericht). Toch vormen de laatsten niet zijn primaire doelgroep (deel 4, Voorbericht).

Al in deel 1 refereert de auteur aan zijn lezerskring, bij zijn uitleg over het waarom van dit blad. Vakgenoten zouden niet meer in staat zijn alle wetenschappelijke publicaties op hun vakgebied bij te houden: het ontbreekt hun aan geld, tijd en/of aan talenkennis (deel 1, Voorbericht). Vandaar dat er nu een blad komt waarin ‘alle boeken, kleine verhandelingen, Academische schriften en redenvoeringen, met een woord, al het geene ons uit vreemde landen ter hand komt’, met betrekking tot de geneeskunde (pathologie en behandelmethoden) en natuurlijke historie, voor het voetlicht wordt gebracht.
Op verzoek van de lezers wordt met ingang van deel 2 niet meer volstaan met een objectieve beschrijving, maar geeft de schrijver ook commentaar of uitleg bij de besproken werken (deel 2, Voorbericht). In latere delen komen ook meteorologische waarnemingen voor. De inenting met kinderpokken is een frequent terugkerend onderwerp.
Iedere aflevering wordt afgesloten met een overzicht van alle in de afgelopen periode verschenen geneeskundige werken, vaak met een verwijzing naar de recensie in de Vaderlandsche Letter-Oefeningen, ‘Natuur- en Genees-kundige Nieuwigheden’ (prijsvragen, levensbeschrijvingen en berichten) en een inhoudsopgave. Indien mogelijk of noodzakelijk bevatten de afleveringen tevens een necrologie van een (buitenlands) geneeskundige geleerde. Van dit laatste voornemen kwam echter in de praktijk weinig terecht.

Relatie tot andere periodieken
In het Voorbericht, voorafgaand aan deel 1, legt Sandifort uit wat zijn voorbeelden waren. Eerst noemt hij de Commentarii de Rebus in Scientia Naturali et Medicina Gestis, in 1752 begonnen door Christian Gottlieb Ludwig, hoogleraar geneeskunde te Leipzig, met samenvattingen van wetenschappelijke publicaties op genoemde terreinen. Het Latijn begon echter een obstakel te vormen, aldus Sandifort, en dus nam Rudolph Augustin Vogel, hoogleraar aan de universiteit van Göttingen, het intitatief tot een vergelijkbaar periodiek, de Neue Medicinische Bibliothek (1754-1772), geschreven in het Duits.
De Nederlandstalige Uitgezogte Verhandelingen uit de Nieuwste Werken van de Societeiten der Weetenschappen in Europa en van andere Geleerde Mannen (1757-1765) konden volgens Sandifort de vergelijking met Vogels wetenschappelijke periodiek doorstaan, maar er stonden te veel bijdragen in die met geneeskunde en natuurlijke historie weinig van doen hadden. Dat gold ook voor de Vaderlandsche Letter-Oefeningen: nuttig maar met een veel te ruime actieradius. Desondanks beschouwde Sandifort zijn Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek als een aanvulling op het laatste blad, aangezien de Letter-Oefeningen wel alle in de Republiek verschenen werken bespraken. Dit gegeven heeft zijn keuze bepaald: Sandifort concentreerde zich daarom alleen op buitenlandse publicaties.
Sandiforts geesteskind kreeg een opvolger in de Nieuwe Natuur- en Genees-Kundige Bibliotheek (1774-1775), geschreven door de Haarlemse geneeskundige Bartholomeus Tersier. Hiervan zijn slechts drie afleveringen verschenen.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1419 D 1-11
¶ Full text deel 1deel 2deel 3deel 4deel 5deel 6deel 7deel 8deel 9deel 10 en deel 11

Literatuur
C.C. Delprat, De geschiedenis der Nederlandsche geneeskundige tijdschriften van 1680-1857 (Amsterdam 1927), p. 48-53
G.C.B. Suringar, ‘Vertegenwoordiging der pathologische anatomie door Gualtherus van Doeveren en Eduard Sandifort’, in: Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 2e reeks, 4 (1868), 1.

Rietje van Vliet