Nederlandsche Staats-Courant (1805-2008)

Titelbeschrijving
Bataafsche Staats-Courant (1805-1806)
Koninglyke Staats-Courant (1806)
Koninklijke Courant (1807-1810)
Moniteur van Amsterdam (1810)
Moniteur d’Amsterdam/ Moniteur van Amsterdam (1810)
Courrier d’Amsterdam / Courier van Amsterdam (1810-1811)
Feuille Politique du Département du Zuiderzee / Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee (1811-1813; na 26 maart 1812: Zuyderzee)
Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee (1813-1814)
Nederlandsche Staats-Courant of Nederlands[ch]e Staatscourant (1814-1985).

Elke titel kent wel een aantal bijlagen of specials, die onder afzonderlijke benamingen het licht zagen. Bij de Bataafsche Staats-Courant verschenen: Bijvoegsel behorende tot de Staats-Courant, het Byvoegsel tot de Staatscourant en de Bataafsche Staats Na-Courant. De supplementen bij de Koninklijke Courant hebben als titel: Bijvoegsel behoorende tot de Koninklijke Courant, de Koninklijke Na-Courant of de Extra-Ordinaire Koninklijke Courant. Verder zijn er van de Courier van Amsterdam bekend een Bijvoegsel behoorende tot den Courier van Amsterdam en een uitgave met als ondertitel Extraordinaire Courant. Het speciale nummer van het tweetalige Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee heet Bijvoegsel tot het Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee en dat van het Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee draagt als titel Extra-Ordinair Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee. De bijlagen bij de eerste zes nummers van de Nederlandsche Staats-Courant heten Nederlandsche Staats-Courant. Voor de maanden November en December [1813].

Periodiciteit
De Nederlandsche Staats-Courant kent als gevolg van de politieke ontwikkelingen in haar beginjaren diverse verschijningsvormen. Aanvankelijk waren de wijzigingen het resultaat van de zoektocht van het Staatsbewind naar mogelijkheden om binnenlands staatsnieuws in eigen beheer uit te geven.
De Bataafsche Staats-Courant verscheen drie (op maandag, woensdag en zaterdag) of meerdere keren per week (4 september 1805 t/m 11 juni 1806).
Op de laatstgenoemde verschijningsdatum, enkele dagen na het uitroepen van het Koninkrijk Holland, verscheen voor het eerst (als nr. 77 en tevens als Na-Courant van de Bataafsche Staats-Courant) de Koninglyke Staats-Courant (11 juni 1806 t/m 31 december 1806). De frequentie werd opgevoerd tot die van een dagblad.
Vanaf 25 juni 1806 verscheen er een vertaling: Gazette Royale de Hollande (25 juni 1806 t/m 31 december 1806). De Nederlandstalige versie kreeg bovendien een nieuwe, parallelle nummering (nr. [1]-173).
Deze parallelle nummering verdween met de omvorming tot de Koninklijke Courant (1 januari 1807 t/m 14 juli 1810).

Na de inlijving bij Frankrijk op 9 juli 1810 waren de naamswijzigingen het gevolg van de napoleontische perswetgeving. Die hield onder meer in dat kranten tweetalig moesten verschijnen. De Nederlandstalige Moniteur van Amsterdam (14 juli 1810 t/m 19 juli 1810) werd een week later opgevolgd door de tweetalige Moniteur d’Amsterdam/ Moniteur van Amsterdam (20 juli 1810), die reeds de dag daarop een vervolg kreeg als de Courrier d’Amsterdam / Courier van Amsterdam (van 21 juli 1810 t/m 30 november 1811).
Vanaf 9 april 1811 mocht in elk van de acht departementen nog maar één ‘feuille politique’ verschijnen, met daarnaast maximaal vier advertentie- en mededelingenbladen. Dit decreet werd niet in alle departementen in hetzelfde tempo tot uitvoering gebracht. Het bracht ook nogal wat verschuivingen met zich mee. Het departement der Monden van de Maas kreeg de Haagsche Courant, waardoor de Courier van Amsterdam zich moest scharen onder het departement der Zuiderzee (waartoe ook Utrecht behoorde). De krant werd daarna omgedoopt tot het Feuille Politique du Département du Zuiderzee /  Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee (1 december 1811 t/m 16 november 1813) en veranderde daarmee van staatskrant tot departementaal nieuwsblad.
Toen de keizerlijke decreten met betrekking tot de dagbladpers werden ingetrokken, bleef alleen de Nederlandstalige titel overeind, maar met weglating van het gehate begrip ‘departement’: Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee (17 november 1813 t/m 31 december 1813). De departementale indeling van Nederland bleef echter in stand. Het departement der Zuiderzee had eind november 1813 de Amsterdamsche Courant tot departementaal nieuwsblad verheven, waardoor in feite het Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee moest ophouden te bestaan.
Op 1 januari 1814 zagen de toenmalige bewindvoerders hun kans schoon om voorgoed met een eigen staatskrant op de markt te komen: de Nederlandsche Staats-Courant. De eerste zes nummers gingen vergezeld van gratis bijlagen met belangrijke besluiten uit de maanden november en december 1813. Deze bijlagen verschenen onder de titel Nederlandsche Staats-Courant. Voor de maanden November en December (1 januari 1814 t/m 11 januari 1814), zijn afzonderlijk 1-6 genummerd en dragen vanaf nr. 2 het jaartal 1813.
De Nederlandsche Staats-Courant werd in 1985 voortgezet als de Staatscourant; deze hield eind 2008 in papieren vorm op te bestaan. Vanaf 1 januari 2009 zijn er onder de naam SC Online en SC, wetten en regels verklaard een digitale en een wekelijkse papieren uitgave beschikbaar.

Bibliografische beschrijving
De Bataafsche Staats-Courant bestaat aanvankelijk uit twee bladzijden, een half vel folioformaat, in twee kolommen gedrukt; al snel is de dubbele krant de gebruikelijke omvang. In het titelblok staan jaartal en afleveringsnummer, het titelvignet, de titel, het uitgeversadres, de dag en datum. Vanaf 16 februari 1809 is de maandomschrijving gewijzigd in ‘sprokkelmaand’ enz. Deze maandaanduiding blijft tot 1 december 1811 gehandhaafd.

Het titelvignet bestaat uit het zegel der Republiek: een klimmende leeuw met geheven zwaard en bundel pijlen. Rondom staan de woorden ‘Concordia res parvae crescunt’ (Door eendracht komt het kleine tot bloei). Het vignet van de Koninglyke Staats-Courant bleef tot eind 1806 onveranderd.
Na 1 januari 1807 kreeg de Koninklijke Courant een vignet dat het koninklijk hermelijn voorstelt. Daarop zijn de oude wapens van de staat gecartelleerd met de Franse keizerlijke adelaar. Het geheel is gekroond met de koninklijke kroon, waarboven de woorden ‘Eendragt maakt magt’ zijn aangebracht (vanaf 27 juli 1807 staat de spreuk rondom de wapens). De titel staat aan weerszijden van het vignet. Op 22 juni 1809 keert het vignet van 1 januari 1807 terug, in een wat groter formaat maar zonder het devies ‘Eendragt maakt magt’.

Het eerste nummer van de Moniteur van Amsterdam is een half vel folio, aan één zijde bedrukt. De overige nummers zijn dubbele kranten met vier bedrukte pagina’s. Het titelvignet in het titelblok is nu, na de inlijving op 9 juli 1810, verdwenen. Nr. 6 is de tweetalige ‘eendagsvlieg’, de Moniteur d’Amsterdam / Moniteur van Amsterdam. Boven de tekst staat steeds dat de krant de opvolger is van de Koninklijke courant. Boven de tekst van de Courrier d’Amsterdam / Courier van Amsterdam wordt verwezen naar de Moniteur als voorloper.

De krant ondergaat een grote gedaanteverwisseling op 1 december 1811. Het Feuille Politique du Département du Zuiderzee / Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee omvat 8 bladzijden in kwartoformaat. In januari 1812 komen de Franse zegelmerken tevoorschijn.

Bij de transformatie tot Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee op 17 november 1813 keert het folioformaat terug. Aanvankelijk verschijnt de krant ongezegeld, maar na 25 november 1813 komt het zegel van het ‘Feuille politique’ weer tevoorschijn. De Nederlandsche Staats-Courant behoudt het folioformaat. Vanaf 1 februari 1814 zijn de nummers voorzien van een zegelmerk en op 8 maart 1814 prijkt in het titelblok voor het eerst het rijkswapen.

Boekhistorische gegevens
Zeker in de beginjaren wordt er lang niet altijd een impressum vermeld. Tot 1810 is de drukker-uitgever gevestigd in Den Haag. Aanvankelijk ‘Bij het Bureau der Bataafsche Staats-Courant, in den Haag’, vanaf 11 juni 1806 ‘Bij het Bureau der Koninglijke Bataafsche Staats-Courant in den Haag’ en vanaf 12 juni 1806 ‘Bij het Bureau der Koninglijke Staats-Courant in den Haag’. Sinds 1 januari 1807 is het adres ‘By het Bureau der Koninklijke Courant in den Haag’. Tevens wordt dan in een Nota Bene aangegeven: ‘Alle Brieven, Stukken, Pakketten, Advertentiën, Gelden, enz., aan deze Courant gerigt, moeten franco of vragtvrij toegezonden worden, onder het adres aan den Directeur der Koninklijke Courant in den Haag’.
Op 13 november 1807, nadat koning Lodewijk zijn residentie en de zetel der regering had verplaatst naar Utrecht, meldt de Koninklijke Courant dat ook het bureau en de drukkerij van de krant zullen verhuizen. Vanaf 16 november 1807 luidt dan ook het adres ‘By het Bureau der Koninklijke Courant, te Utrecht’. In april 1808 vertrok de koning, en met hem de zetel der regering, naar Amsterdam. Op 1 juli 1808 wordt ook de verhuizing van de krant aangekondigd:

Te beginnen met Zondag den 3den Julij aanstaanden, zal het Bureau der Koninklijke Courant geplaatst zijn te Amsterdam, op de Keizersgracht, bij de Huidenstraat, tegenover het Lands-Kantoor; aan welk adres voortaan alle Brieven, Paketten, Advertentiën, Gelden, enz., aan deze Courant gerigt, franco of vrachtvrij zullen moeten worden toegezonden.

Vanaf 14 juli 1810 is het adres van de inmiddels tot Moniteur van Amsterdam omgedoopte krant: ‘Bij het Bureau van den Moniteur, te Amsterdam’. Vanaf 21 juli 1810 heet het ‘Bij het Bureau van den Courier, te Amsterdam’. Het Feuille Politique du Département du Zuiderzee / Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee verschijnt, vanaf 1 december 1811, eveneens in Amsterdam maar zonder adres. Het adres blijft ook achterwege bij de opvolger, het Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee. In het laatste nummer hiervan wordt aangekondigd: ‘De uitgave van de Nederlandsche Staats-Courant in ’s Gravenhage, zal geschieden aan het locaal van het bureau derzelve Courant, op het Binnenhof’. Het adres van deze nieuwe Staats-Courant luidt dan ook: ‘Bij het Bureau der Nederlandsche Staats-Courant, in ’s Gravenhage’.

Het staatsbesluit van 14 augustus 1805 om met de Bataafsche Staats-Courant te beginnen hield onder meer in dat de krant gedrukt zou worden onder toezicht van de directeur der Staatsdrukkerij, ‘in zoodanig Locaal als door Commissarissen der Nationale Gebouwen zal worden aangewezen’. Alle materiële en personele kosten, inclusief het salaris van de directeur, moesten gefinancierd worden uit de inkomsten van de krant. De boekhouding moest daarom losstaan van die van de Staatsdrukkerij en kwam onder verantwoordelijkheid van de ‘Secretarissen van Staat voor de Binnenlandsche Zaken en voor de Finantiën’.
Een addertje in het gras voor logementhouders, herbergiers en andere uitbaters met een leestafel, was de eis van gedwongen winkelnering. Zij waren verplicht minstens één exemplaar van de staatskrant af te nemen. Deze bepaling moest garanderen dat in ieder geval het break-even point van de krant bereikt werd, maar leidde tot hevig protest van de particuliere courantiers. Aanvankelijk leek het verzet tot niets te leiden. Sterker zelfs, de Bataafsche Staats-Courant nam steeds vaker advertenties op van particuliere aard, hetgeen tot nog meer klachten leidde, afkomstig van particuliere courantiers.
Over hun protesten, die vooral gericht waren tegen ‘het geforceerde debiet’, leze men Memoire concernant les gazettes en Hollande – Memorie, betrekkelijk de couranten in Holland (1806). De kwestie werd in handen gesteld van de minister secretaris van Staat, Alexander Gogel, die sinds 9 augustus 1806 de directeur van de Staatsdrukkerij verving waar het het toezicht op de staatskrant betrof. Op 21 november 1806 besloot de minister de voor de concurrentie zo pijnlijke bepalingen uit de reglementen van de Koninklijke Courant te schrappen. In het Koninklijk Besluit van 18 december 1813 met betrekking tot de Nederlandsche Staats-Courant komt een variant op de gehate bepaling terug: gemeentebesturen zijn dan verplicht tot afname van minimaal één exemplaar.
Over de winkelprijs van de krant in haar beginjaren is niets bekend. Op 12 september 1808 refereert de toenmalige directeur aan de klachten over de prijzen die door boekhandelaren en omlopers in rekening worden gebracht. Hij stelt met nadruk dat de prijs van de Koninklijke Courant bedraagt ‘1½ stuiver per nummer voor particulieren; blijvende de prijs voor de uitgevers op denzelfden voet’. Blijkens de laatste nummers van 1812 en het eerste van 1813 bedroeg de abonnementsprijs van het tweetalige Feuille Politique du Département du Zuiderzee voor de stad 30 francs per jaar, 26 per halfjaar en 14 per kwartaal. Als de krant per post moest worden verstuurd, dan bedroegen de prijzen respectievelijk 70, 36 en 19 francs, franco. De Nederlandsche Staats-Courant kostte blijkens het bericht onder het titelblok 1½ stuiver per aflevering.
Het Register op de Koninklijke Courant moest ƒ 1:4 per stukje opleveren (Koninklijke Courant 15 juni 1809) maar werd uiteindelijk voor ƒ 1:6 verhandeld (Dordrechtsche Courant 22 september 1810).

Medewerkers
De zakelijke leiding van de staatskrant was, blijkens het besluit van 14 augustus 1805, in handen van de hoofdredacteur (‘directeur’). Zijn aanstelling gebeurde door de raadpensionaris, op voordracht van de secretarissen van Staat voor de Binnenlandse Zaken en voor de Financiën. Op voordracht van de hoofdredacteur konden voorts nog worden aangesteld een tweede redacteur, een boekhouder/kassier, een of twee klerken, en een of twee expediteurs. De minister secretaris van Staat (Gogel) kreeg als toezichthouder gaandeweg steeds meer invloed op het reilen en zeilen van de krant.
De laatste bepaling van het besluit met betrekking tot de staatskrant-in-oprichting luidde dat Wybo FIJNJE (1750-1809) werd aangesteld tot directeur en eerste redacteur. Deze vroegere courantier van de Hollandsche Historische Courant was na een carrière als politicus sinds de tweede staatsgreep in 1798 ambteloos burger. De nieuwe betrekking in de parlementaire journalistiek kwam hem dan ook zeer wel uit, vooral omdat hij zijn zoon Jean Etienne FIJNJE (1777-1866) als tweede redacteur kon aanstellen. Verder werd ene Martinus Jacobus BUITENWEG in dienst genomen als eerste klerk en Jan Pieter WESTERWYK FORSBORGH (1768-1822) als boekhouder-kassier.
Per 1 januari 1807 onderging de redactie van wat nu de Koninklijke Courant heette, een aantal wijzigingen. Eerste redacteur werd Jean Etienne Fijnje, tweede redacteur was de voormalige secretaris van het agentschap Buitenlandse Betrekkingen, P.F.D. CHANDON. In januari 1807 heeft Gogel ook de dichter-advocaat Willem BILDERDIJK (1756-1831) benaderd met het verzoek als redacteur mee te werken. Het zou vooral gaan om artikelen over de Nederlandse letterkunde, maar het is zeer de vraag of Bilderdijk werkelijk bijdragen geleverd heeft. De dichter kreeg bovendien op 15 december 1807 het toezicht op de krant, maar volgens Colenbrander is hij nooit in functie getreden.
Intussen is Wybo Fijnje uit het zicht verdwenen. Van hem is een verzoekschrift bewaard gebleven, gedateerd maart 1807, waarin hij zegt te hopen ‘dat een gunstig oog op hem mogt worden geslagen bij gelegenheid der reorganisatie van de Besturen’. Er was voor hem kennelijk weinig eer te behalen aan een krant die zo streng onder staatstoezicht stond. Desondanks is hij, in ieder geval in naam, tot zijn dood in 1809 aan de krant verbonden gebleven.
Intussen was Steven DASSEVAEL (1770-1838) tijdelijk aangesteld als secretaris-archivist. Hij werd belast met het algemene toezicht op de redactie van de krant. Op 16 mei 1808 droeg hij de administratie over aan Jonas Daniel MEIJER (1780-1834), de nieuwe directeur van de Koninklijke Courant. Zijn team bestond, aldus de krant van 18 juni 1808, uit de volgende leden: oudgediende Westerwyk Forsborgh was boekhouder-kassier en Buitenweg was weer eerste commies. Nieuwkomers waren J. TERSTEEG als eerste redacteur en Jacob BELINFANTE (1780-1845) als tweede redacteur. De laatste had ook al meegewerkt aan het Dagverhaal der Handelingen van de Nationale Vergadering (1796) en de Haagsche Courant van weduwe De Groot, was courantier geweest van de Vlaardingsche Courant (1804) en zou tot 1836 ook bij de opvolgers van de Koninklijke Courant betrokken blijven. Twee andere nieuwe gezichten waren de klerken J. LEÖN en J.H. BRENDEL. De namen van Fijnje en Chandon komen niet meer voor in de annalen van de krant, mede als gevolg van een ruzie tussen hen beiden die in juni 1808 was uitgemond in een rechtszaak.
Met het beëindigen van de Koninklijke Courant was er ook een einde gekomen aan de werkzaamheden van Meijer voor de krant. Wie hem heeft opgevolgd is niet bekend.

Inhoud
Officieel orgaan van de overheid (pro-Frankrijk, pro-Napoleon, pro-Koning Lodewijk) dat onder een steeds strenger wordend toezicht kwam te staan. Alleen ten tijde van de inlijving bij het Franse keizerrijk was de krant – onder de naam Feuille Politique du Département du Zuiderzee / Staatkundig Dagblad van het Departement der Zuiderzee– slechts een departementaal nieuwsblad. De opvolger, het Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee, heeft alleen voor Amsterdam en Noord-Holland de rol van een officieel overheidsorgaan vervuld. Sautijn Kluit (1881) concludeert dan ook dat de Nederlandsche Staats-Courant als eerste een officieel landskarakter had en derhalve geen echte voorgangers kent.
Op 14 augustus 1805 nam het Gouvernement onder ‘presidentschap’ van raadpensionaris Schimmelpenninck het besluit dat er een staatskrant moest komen waarin alle berichten van overheidswege kosteloos moesten kunnen worden geplaatst. Hiermee moest een einde komen aan de dure publicaties van overheidsberichten in particuliere kranten. Ook werd de inhoud van de staatskrant omschreven:

1o. Binnenlandsch nieuws, zoo door of van wegen het Gouvernement als van elders aan den Directeur derzelve gesuppediteerd. 2o. Buitenlandsch nieuws, het zij aan denzelven opgegeven door of van wege het Gouvernement, het zij overgenomen uit andere Dagbladen. 3o. Gemarqueerde Zee-tijdingen; en 4o. De Prijzen der Binnen- en Buitenlandsche Effecten.

Berichten of advertenties van particulieren werden geweigerd. De Koninklijke Courant zou echter volgens het besluit van 13 september 1806 ‘behalve het Staatkundig vak, handelen over Onderwerpen tot de Wetenschappen, Letteren en Kunsten betrekkelijk’. Vanaf januari 1807 kende de krant een rubriek van deze naam.
De Nederlandsche Staats-Courant kent volgens Koninklijk Besluit van 18 december 1813 de volgende inhoud:

1o. Alle besluiten, benoemingen en aanschrijvingen van de ministers en van alle nationale kollegien en ambtenaren, civiele en justitiële, welke dezelven aan het publiek willen mededeelen. 2o. Alle Advertissementen en annonces van dezelve kollegiën en personen. 3o. Zoodanige diplomatieke stukken, officiële tijdingen en verdere berigten, als het gouvernement wil hebben medegedeeld. 4o. Annonces en advertissementen van departementale en plaatselijke besturen en ambtenaren, voor zoo verre die de plaatsing daarvan, tegen betaling van het gewone advertentiegeld, mogten verlangen.

Onder de directie van Meijer hebben de redacteuren Tersteeg en Belinfante in drie halfjaarlijkse afleveringen (‘stukjes’) een Register op de Koninklijke courant (1809-1810) vervaardigd, uitgegeven te Amsterdam bij de zaak van Jacob Belinfante en zijn broer, Belinfante & Comp. Achter elk stukje vindt men bovendien een Aanhangsel,  waarin alle in de courant vermelde akten van het gouvernement en geconstitueerde magten onder de bijzondere hoofden zijn gebragt, van ieder der magten, van welke dezelve zijn geëmaneerd. Het derde stukje bevat tevens een Bijvoegsel, op het aanhangsel.
De directeur van de krant heeft veel moeite moeten doen om de lezer te doordringen van het unieke, officiële karakter van de staatskrant. Vanaf 21 oktober 1805 staat boven het nieuws van iedere krant de waarschuwing (in varianten): ‘In deze Staats-Courant moeten alleenlijk als Officiëel worden aangemerkt, de daarïn geïnsereerde Acten van het Gouvernement, en van de onderscheidene Geconstituëerde Autoriteiten’. Deze waarschuwing verdwijnt vanaf 7 juli 1808.
Ook op andere manieren moest de kwaliteit van het overheidsnieuws worden gewaarborgd. Het was particuliere courantiers in beginsel toegestaan te publiceren over parlementaire zaken en overheidsnieuws, maar hiervan moest eerst melding zijn gemaakt in de staatskrant (bijv. decreet 8 januari 1808). De redactie van de staatskrant blijft het echter belangrijk vinden de lezer te waarschuwen voor ‘lediggaande, of oppervlakkig beschouwende correspondenten’ die particuliere nieuwsbladen voorzien van schijnbaar officiële berichten (20 februari 1809).

Relatie tot andere periodieken
In zekere zin kent het Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee twee opvolgers. De eerste opvolger is het Departementaal Dagblad van de Zuiderzee en Amsterdamsche Courant (1814). Deze krant was een voortzetting van de Amsterdamsche Courant die eind november 1813 de positie van departementaal nieuwsblad had overgenomen van het Staatkundig Dagblad van de Zuiderzee. De tweede opvolger is de Nederlandsche Staats-Courant,die net als de eerste van start ging op 1 januari 1814.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: T 948 en NBM Mfe 49.

Bronnen
¶ Den Haag, Nationaal Archief: 2.21.048 Inventaris archief S. Dassevael, doos 21. – Idem: 2.21.004.14, Inventaris archieven A.J.J.H. Verheyen, inv.nr. 3h, brieven van J.D. Meijer aan Verheijen.
¶ Den Haag, Nationaal Archief: 2.04.43 Inventaris archief ministerie van Binnenlandse Zaken: Algemeene Landsdrukkerij en het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, 1814-1984.

Literatuur
¶ René Vos, ‘“Een taaie kongsie uit het Oude Volk”. De families Belinfante en Vas Dias. Hun Nederlandsch Correspondentiebureau voor Dagbladen en andere journalistieke besognes (1799-1940)’, in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 14 (2011), nr. 1, p. 26-48
¶ C. Kroes-Ligtenberg, Dr. Wybo Fijnje 1750-1809. Belevenissen van een journalist in de patriottentijd (Assen 1957), p. 214-226
¶ A.C. Kruseman, De Fransche wetten op de Hollandsche drukpers 1806 tot 1814 (Amsterdam 1889), p. 191 e.v.
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De Staats Courant vóór 1814’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1881), p. 1-86.

Rietje van Vliet