Nieuwe Domoor (1795)

Titelbeschrijving
De Nieuwe Domoor.
Blijkens de hierna aangehaalde advertenties werd het blad ook wel De Domoor genoemd. In de Amsterdamse Courant van 10 oktober 1795 wordt gesuggereerd dat de titel is: De Domoor of Babbelaar. Sautijn Kluit (1877) houdt het op de Nieuwe Domoor.

Periodiciteit
De datering – tweede helft van 1795 – is gebaseerd op de reeks klachten over De Domoor, afgedrukt in voornamelijk de Amsterdamse Courant. Er zijn minimaal 22 afleveringen verschenen.

Boekhistorische gegevens
Amsterdam, Jacobus Wendel, boekdrukker in de Angelierstraat (Amsterdamse Courant 20 oktober 1795).

Inhoud
De schrijver van de Nieuwe Domoor nam geen blad voor de mond, wat een groot aantal keren tot heftige reacties leidde. In korte tijd regende het klachten over het blad. Zo adverteerde ene Machiel Otto op 15 september 1795 in de Amsterdamse Courant dat hij in de nrs. 5 en 12 van het ‘Laster- en Schandpapier’ beledigd was. Hij houdt de schrijver voor een ‘infaame Schelm en Eerroover’ en nodigt hem uit om hem persoonlijk te vertellen wat hij misdaan heeft.
Op 17 september 1795 volgt in dezelfde krant opnieuw een (anonieme) klacht over – in dit geval nr. 12 van – het ‘Dagblad’, dat geschreven is door een ‘infaame Schelm, Eerdief, Eerrover en Schurk’. Op 19 september is het de groenteverkoopster Izabella Matthyse, wonende op de Reguliersgracht, die verontwaardigd reageert op een lasterlijk stukje in De Domoor. Hierin werd ze er ten onrechte van beschuldigd een Engelse familie met haar leveranties te hebben benadeeld. Onzin, verklaarde ze, want ze kon de familie zelfs in haar voordeel laten getuigen. Laat die ‘Eerdief en Groote Schurk en Gauwdief’ z’n mond houden!
J. van Bronkhorst maant in de Nationaale Courant van 30 september 1795 de anonieme auteurs van onder andere De Domoor op te houden met schelden en voortaan hun stukken met eigen naam te ondertekenen: ‘vergeet dan uw naamen niet weder onder uwe bladen te plaatzen, of zo gy dat niet doen durft zwygt dan’.
Maar deze vermaning zette weinig zoden aan de dijk. Op 6 oktober 1795 schreef ‘Bs. Van Hussem’ in de Amsterdamse Courant verbolgen over de ‘verregaande Laster, Leugentaal en Hoon’ die het blad hem en zijn huis heeft aangedaan. Hij heeft daarom een formele klacht ingediend bij het Committé van Waakzaamheid. Middels deze advertentie maakt Van Hussem bekend een beloning van 20 ducaten uit te loven aan degene die de aantijgingen van De Nieuwe Domoor met bewijzen kan staven. En verder houdt hij de schrijver ‘voor een Canailje en een Pest in de Republiek, niet waardig om in een eenige Maatschappy gedoogd te worden’.
Albert Smits deed zijn beklag in de Amsterdamse Courant van 10 oktober 1795 en herhaalde dit twee dagen later in de Nationaale Courant. De schrijver van de Domoor zou hem ervan hebben beschuldigd thuis ‘een Collegie, veel minder een Cabaal van Oranje’ gehouden te hebben. Hij looft 25 ducaten uit voor degene die hem de naam van de anonieme schrijver kon geven.
Op 15 oktober 1795 is het in de Amsterdamse Courant weer raak. Deze keer doet Geertruy Grote, keukenmoeder van het St. Jorishof, haar beklag over de Domoor. Op 20 oktober 1795 voegt ene G.J. Peetoogen (?) zich bij de rij klagers in de Amsterdamse Courant, op 26 oktober 1795 in de Nationaale Courant gevolgd door Willem Brederhuyzen. Deze laatste was vooral verbolgen over nr. 22 van de Domoor en had zijn grieven, samen met ene Wolters en Meynadier, aangekaart bij de Burger-Wykvergadering waar zij als lid deel van uitmaakten. Deze Wykvergadering (wijk 55, bij de Leidsegracht) verklaarde in de Amsterdamse Courant van 20 oktober 1795 het onbegrijpelijk te vinden dat

den Schryver van hetzelve [De Nieuwe Domoor] heeft kunnen goedvinden, drie Burgers, Lieden hunner Vergadering, op schandelyke wyze ten toon te stellen, namelyk: De Burgers J. WOLTERS, S. MYNADIER en W. BREDERHUYZEN, welken in gemelde Blad afgemaald zyn, als met Contra-Pattriottische Denkbeelden bezield, vinden zig gedrongen, uit liefde der Waarheid en tot maintien van de Eer hunner Wykvergadering, zo wel als tot die, van de drie bovengemelde Burgers, te moeten declareeren dat gemelde Burgers by hun alle bekend zyn als Waare Patriotten; waar omme zy verder declareeren den Schryver van het zelven te houden voor een infaame Lasteraar en Eerroover, en hem te zullen blyven houden als een zodanige , tot zo lange hy met gegronde bewyze al hebben aangetoond, dat de gestelde gezegdens waarheid zyn.

Relatie tot andere periodieken
De Nieuwe Domoor behoort tot een tijdschriftfamilie waartoe bijvoorbeeld ook De Domkop (1795-1796) en De Domoor Reviseur (1801) behoren.

Exemplaren
Geen exemplaar gevonden.

Literatuur
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De reizende Nieuwsbode’, in De Nederlandsche Spectator (1877), p. 4-5 (overdruk).

Rietje van Vliet