Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek (1781-1788)

Titelbeschrijving
 Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek, waar in Beoordeelingen en Berichten van Verscheidene Boeken en Kleindere Geschriften, benevens eenige Mengelstukken, worden opgegeeven: Alles tot bevordering van Geleerdheid en Weetenschappen, en voornaamelijk ingericht tot Bevestiging en Verdediging van den Christelijken Godsdienst.
¶ Short title afleveringen in band 1 van ieder deel: Uittrekzels en Beoordeelingen van Boeken.
¶ Short title afleveringen in band 2 van ieder deel: Mengelstukken.

Periodiciteit
Voor nr. 1 van dit maandblad wordt geadverteerd in de Hollandsche Historische Courant van 8 februari 1781. De voetteksten wijzen op 15 afleveringen per jaar.
De afleveringen zijn opgenomen in 8 jaardelen, die van 1781 t/m 1788 zijn gebundeld in 16 banden (‘stukken’): het mengelwerk is opgenomen in de tweede band van het desbetreffende jaar.
Het einde van het blad was onder meer het gevolg van de ‘geesteskrankheid’ van uitvoerend hoofdredacteur Habbema, die hem reeds in 1787 in zijn werk steeds meer begon te hinderen. Ook waren er irritaties ontstaan tussen de uitgever en de rest van de redactie. Dit leidde tot een coup van de uitgever, die de redactie aan de kant zette.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen circa 100 pagina’s in groot octavo. In het geraadpleegde (gedigitaliseerde) exemplaar zijn alleen de short titles nog te zien. Vermoedelijk hadden de afleveringen ook een aparte titelpagina.
De krantenadvertenties, met steeds een korte inhoudsopgave, laten zien dat elke aflevering bestaat uit een gedeelte besprekingen/uittreksels en een gedeelte apart gepagineerd mengelwerk. Bij het bundelen zijn deze gedeeltes opgesplitst. De eerste band van een jaardeel bevat de recensies. De band eindigt steeds met een opgave van de besproken werken. De tweede band bevat het mengelwerk.
Alle delen (met uitzondering van deel 8) beginnen met de mededeling ‘Gevisiteerd en geapprobeerd door de E. Classis van Schieland’. Achterin de eerste band van elk jaardeel is een lijst der besproken boeken opgenomen. De tweede band eindigt steeds met een inhoudsopgave van het mengelwerk en een zakelijk register van besproken bijbelteksten. Vanaf deel 8-1 is er een nieuw titelvignet. Nieuw is ook dat de inhoudsopgave van deel 8-2 is ingedeeld naar wetenschappelijke disciplines. Ook is het register op besproken bijbelteksten vervangen door een onderwerpsregister.

Boekhistorische gegevens
Impressum deel 1 t/m 5: ‘Gedrukt te Rotterdam, En te bekomen Te Amsterdam Bij Martinus de Bruyn, Op het Rokkin, tusschen de Gaasper- en Duifjes-Steegen’. Vermoedelijk is het blad gedrukt bij de gerenommeerde drukkersfirma Stefanus Mostert en Zoonen uit Rotterdam, waaraan verscheidene boekverkopers hun drukwerk uitbesteedden.
Impressum deel 6 t/m 7: ‘Gedrukt te Rotterdam, En te bekomen Te Amsterdam bij Martinus de Bruijn, In de Warmoesstraat, het zesde Huis van de Vischsteeg, Noordzijde’.
Impressum deel 8: ‘Te Amsterdam bij Martinus de Bruijn In de Warmoesstraat, het zesde Huis van de Vischsteeg, Noordzijde’. De Bruijn had eind 1787 afscheid genomen van zowel de Rotterdamse drukker als de Rotterdamse redactie.
Prijs per aflevering: 8 stuivers.

Medewerkers
De redactie van de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek was t/m deel 7 in handen van de twee rechtzinnige Rotterdamse predikanten Petrus HOFSTEDE (1716-1803) en Johannes HABBEMA (1732-1800). Hofstede was sinds 1770 ook professor honorarius aan de Illustere School van Rotterdam. Bosch (1989) noemt hem een ‘katalysator van spanningen’: vurig orangist en fanatiek bestrijder van tolerantie en Verlichting. Dit laatste bleek in de ‘Socratische oorlog’, eind jaren zestig, waarin hij het standpunt verdedigde dat heidenen niet in de hemel konden komen. Ook de vele reacties op de voorganger van het blad, de Nederlandsche Bibliotheek, laten zien dat de door Hofstede gedebiteerde opinies veel kwaad bloed zetten.
Volgens De Bie (1899) was Habbema degene die het uitvoerende werk deed binnen de redactie. Hofstede zelf noemde zijn compaan de ‘Bestierder der Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek’ en schrijft in zijn Vervolg der vorige apologiën (Rotterdam 1789): ‘Men zag Hem, dagelyks, naer de Drukpers gaan, en dikmaals verbeterde Hy, aldaar, de proeven, in tegenwoordigheid van Meester en knegts’ (p. 13).
Habbema was verdraagzamer dan Hofstede. Dankzij Habbema’s contacten werd de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek steeds gevisiteerd en geapprobeerd door de classis van Schieland. In 1787 maakte de uitgever gebruik van Habbema’s geesteskrankheid door van de approbatie af te zien (deel 8). In 1789, een jaar nadat de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek was stopgezet, was volgens De Bie (1899) zijn geest al dermate verzwakt dat hij ook zijn ambt als predikant moest neerleggen. 
Ypey/Dermout (1824) melden dat Habbema door het verlies van zijn ‘uitmuntende verstandsvermogens’ voor het redactiewerk ongeschikt was geworden. Dit nam de uitgever ‘te baat, om zich van Hofstede, met wien hij zich in velerlei opzigten niet verdragen kon, te ontslaan’. Bovendien wilde hij geen bijdragen meer ‘waarin met opzet de herstelde landskonstitutie verdedigd werd, en de oude stijve, kerkelijke regtzinnigheid den boventoon had’ (p. 662-663).
Habbema en Hofstede werden al in 1787 aan de kant gezet, aldus De Bie, die onder verwijzing naar het reeds aangehaalde Vervolg der vorige apologiën (Rotterdam 1789) van Hofstede schrijft dat uitgever De Bruijn in 1788 doorging met het blad en nog 15 nrs. uitgaf onder de titel Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek. De lezers werden hierover niet ingelicht, hetgeen Hofstede misleiding noemde.
De recensies zijn anoniem; bij een aantal bijdragen in het mengelwerk worden naam en toenaam vermeld. Een van de contribuanten was de rechtzinnige Johannes Jodocofilius HERINGA (1733-1816), hofprediker van Willem V. Niettemin verklaarde hij zich openlijk tegen het optreden van de stadhouder tijdens de patriotse revolte. Hij was oprichter van het Haagsche Genootschap tot verdediging van de Christelijke godsdienst (1785) en lid van Kunstliefde Spaart Geen Vlijt. Ook Johannes CLARISSE (1770-1846), die in 1787-1788 in Leiden theologie studeerde, heeft bijdragen geleverd aan de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek. Van Jona Willem TE WATER (1740-1822), hoogleraar godgeleerdheid in Leiden, is eveneens bekend dat hij artikelen inzond. Er is niet nagegaan of zij recensies schreven dan wel hun medewerking verleenden aan het mengelwerk.
Dat laatste is wel bekend van de Diemer predikant Bernardus BOSCH (1746-1803), die in 1783 (deel 3-2) een bijdrage aan het mengelwerk leverde in de vorm van het dichtstuk ‘Ruime dankstof’. Na 1787 werd hem de toegang tot de kansel ontzegd wegens de patriotse denkbeelden die hij actief uitventte, maar zijn politieke standpunt speelde voor de redactie van de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek blijkbaar nog geen rol. In ditzelfde deel 3-2 staat ook het dichtstuk ‘Het welgevallen van Christus uitgelokt’ van Maria Petronella WOESTHOVEN (1760-1830), de latere schoonzus van Willem Bilderdijk.

Inhoud
Orthodox-protestants recensieblad, met als motto: ‘Candide et Modeste’ (vert. Oprecht en bescheiden).
In het Voorbericht van deel 1 legt de redactie uit dat er inhoudelijk geen verschil is met de voorganger van het blad, de Nederlandsche Bibliotheek:

De bevordering van kunsten en weetenschappen, de handhaving van den Christelijken Godsdienst in het gemeen, en van den Hervormden in het bijzonder, zal, met de verdediginge onzer gezegende Lands-Constitutie, steeds door ons, als het voornaam doel-einde van onzen arbeid, worden onder het oog gehouden.

De kritiek op het mengelwerk in de Nederlandsche Bibliotheek heeft de redactie van de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek ter harte genomen: er komt meer variatie en de bijdragen daarin zullen meer gewicht krijgen en minder breedsprakig zijn.
De besproken werken bestrijken alle takken van wetenschappen: van theologie en letterkunde tot en met natuurkunde, sterrenkunde, biologie en geneeskunde. Het mengelwerk bestaat uit vertogen, zedekundige vertelsels, levensbeschrijvingen, historische verhalen of bijvoorbeeld een vergelijkend onderzoek naar de lengte van mijlen binnen Europa. Een enkele keer staat er een lied of dichtstuk in. Vele bijdragen in het mengelwerk zijn vertaald.
Opmerkelijk is dat de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek, anders dan haar voorganger, geen reacties teweeg bracht in de vorm van pamfletten. De hoogoplopende pennenstrijd tussen Habbema en zijn Rotterdamse collega Johan Jacob le Sage ten Broek over de gereformeerde verzoeningsleer (1783) is niet in het tijdschrift gestreden maar in afzonderlijke pamfletten.
De enige reactie op het blad is van Hofstede zelf. Eenmaal aan de kant gezet door De Bruyn moest hij toezien hoe deel 8 buiten zijn medewerking om gevuld werd. In zijn Vervolg der vorige apologiën (Rotterdam 1789) reageerde hij uiterst getergd op de recensie van Nederland tot dankbaarheid aan God en tot boetvaardigheid gewekt (Groningen 1788) van de Groningse hoogleraar Petrus Abresch. ‘De ruwe Ontleder van het lighaam dezer manlyke Preek gebruikt overal zyne ongekorte nagels’ (p. 7). Ook de recensie van De treurende maar opgebeurde patriot (‘s-Gravenhage 1788), geschreven door de Rijswijkse predikant Johannes Brill, was in de ogen van Hofstede de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek onwaardig (p. 7-8).

Relatie tot andere periodieken
De Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek is een voortzetting van de Nederlandsche Bibliotheek (1773-1780), die was opgericht als orthodox-protestantse tegenhanger van de Vaderlandsche Letter-Oeffeningen.
Zelf werd de redactie van de Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek eind 1788 overgenomen door Jacob Kantelaar. Het blad onderging toen een scherpe koerswijziging en werd omgedoopt tot de Vaderlandsche Bibliotheek (1789-1796) en later tot de Nieuwe Vaderlandsche Bibliotheek (1797-1804).

Exemplaren
¶ STCN 293109591
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: O 06-1363-1378 (compleet)
¶ Full text deel 1-1deel 1-2deel 2-1deel 2-2deel 3-1deel 3-2deel 4-1deel 4-2deel 5-1deel 5-2deel 6-1deel 6-2deel 7-1deel 7-2deel 8-1 en deel 8-2 

Literatuur
¶ Roel Bosch, lemma ‘Petrus Hofstede’, in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 4 (1998)
¶ J.P. de Bie en J. Loosjes (red.), Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland, deel 3 (’s-Gravenhage 1919-1931), p. 433-436 
¶ J.P. de Bie, Het leven en de werken van Petrus Hofstede (Rotterdam 1899), m.n. p. 474-475
¶ J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde(Amsterdam 1888-18912) (lemma Te Water
¶ A. Winkler Prins (red.), Geïllustreerde encyclopedie, deel 8 (Amsterdam 1876), p. 305-306 (lemma Heringa)
¶ B. Glasius, Biografisch woordenboek van Nederlandsche godgeleerden, deel 1 (’s-Hertogenbosch 1851), p. 254-263 (lemma Clarisse), aldaar p. 261
¶ A. Ypey en I.J. Dermout, Geschiedenis der Nederlandsche hervormde kerk, deel 3 (Breda 1824).

Rietje van Vliet