Titelbeschrijving
De Nieuwe Post van den Neder-Rhyn.
Periodiciteit
Het weekblad, waarvoor op 4 maart 1795 voor het eerst werd geadverteerd (Utrechtse Courant), verschijnt van 10 maart 1795 t/m 6 december 1799. De 260 nrs. zijn vanaf 1796 gebundeld in 5 jaardelen. Bovendien zijn er 10 Bijlagen tot den Nieuwen Post van den Neder-Rhijn.
Na 9 september 1799 verschijnt het blad zeer onregelmatig, vermoedelijk doordat de auteur het wegens zijn werk te druk heeft (door de Engels-Russische invasie in Noord-Holland en de daarmee corresponderende inval van gewapende orangisten in het graafschap waar hij werkzaam was). Er volgen nog slechts drie afleveringen: op 15 en 22 november, en op 6 december 1799. Theeuwen (2008) veronderstelt dat de auteur ook teleurgesteld was door het – door toedoen van de Fransen – snel slinkende enthousiasme bij zijn lezers voor de patriotse/Bataafse zaak.
Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen nominaal 8 pagina’s in octavo. Soms zijn de afleveringen langer. Het titelblok bevat de titel, de auteursnaam, het volgnummer en de verschijningsdatum (met daarbij de vermelding van ‘Het Eerste [enz.] Jaar der Bataafsche Vryheid’).
Het voorwerk van deel 1 bevat de french title, ‘Verklaaring van het vignet’, de titelpagina, het Voorberigt (ondertekend door de auteur), en de inhoudsopgave van deel 1. Aan het einde van dit deel adverteren de boekverkopers Van Paddenburg en Schalekamp voor ‘Het welgelykend Portrait van den Schryver van de Nieuwe Post van den Neder-Rhyn’. Het titelvignet stelt een Bataaf (‘Batavier’) voor die na lange tijd geketend te zijn geweest, bevrijd wordt door de Fransen. Links van het tafereel staat een putto met een schild, waarop de woorden ‘Vrijheid Gelijkheid Broederschap’ zijn te lezen.
Het voorwerk van deel 2 bestaat uit de french title, ‘Verklaaring van het vignet’, de titelpagina, ‘Voorberigt’ en ‘Korten inhoud van het tweede deel’. Het titelvignet neemt de hele titelpagina in beslag. Te zien is een sokkel met de letters G.V.B. (Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap): het ‘voetstuk’ waarop een zuil (de ‘Constitutie’) wordt geplaatst.

Het voorwerk van deel 3 is vergelijkbaar. Midden op het titelvignet zit de personificatie van de Vrijheid op haar troon, met vrijheidshoed op haar lans. Rechts van haar wordt een zuil geplaatst (‘Constitutie’), op de voorgrond geketende figuren.
Het voorwerk van deel 4 bestaat uit dezelfde onderdelen. Het ‘Voorberigt’ is in vergelijking met de voorberichten in voorgaande delen lang (XII pagina’s). Het titelvignet is deze keer de personificatie van de Vrijheid, met een frygische muts op haar lans, staande op een zuil. Op de sokkel staan boven en onder het woord ‘Constitutie’ de data 22 januari 1798 en 23 april 1798 gegraveerd. Op de treden naar de sokkel staan van boven naar beneden de fundamenten van de grondwet: ‘Orde, Wetten, Volksgezach, Broederschap, Gelijkheid’.
In het bestudeerde exemplaar van deel 5 ontbreekt het voorwerk. Dat dit wel degelijk is uitgebracht, blijkt uit een advertentie in de Leydse Courant van 29 oktober 1800.
Boekhistorische gegevens
Impressum: ‘Te Utrecht, bij J. Mulder’.
Het was voor de auteur een welbewuste keuze om bij Jan Mulder en niet meer bij zijn vertrouwde uitgever Van Paddenburg te publiceren: deze zou zijns inziens te veel sympathiseren met de orangistische regentenkliek.
De stok aan het einde van nr. 1 noemt de volgende boekverkopers bij wie Mulder voor het weekblad ‘een Bureau’ heeft opgericht:
Te Amsterdam bij M. Schalenkamp, te Rotterdam bij I.P. van Heel, te Haarlem bij F. Bohn te Leiden bij B. Onnekink ’s Hage I.C. Leeuwestijn, te Amersfoort bij W. Pannekoek, en te Woerden bij R. Paling.
Boekverkopers elders kunnen zich voor bestellingen melden bij het ‘generale Bureau te Utrecht’. Verder worden de lezers bij de uitgave van nr. 3 verzocht om in te tekenen voor de duur van 3 maanden; dit kan bij alle boekverkopers. Mulder eindigt de verkoopinformatie met zijn handtekening: het bewijs dat het desbetreffende exemplaar geen nadruk is.
De belangstelling voor het blad was aanzienlijk. Zo werd de lijst ‘Bureaux der Nieuwe Post van den Neder-Rhyn’ in hoog tempo fors uitgebreid – tot en met Petrus Doekema uit Groningen – getuige de advertentie in bijvoorbeeld de Haarlemse Courant van 21 maart 1795. Ook bleek de oplage te klein, want nr. 1 moest al na 3 weken worden herdrukt (Rotterdamse Courant van 9 april 1795).
In de Leydse Courant van 29 oktober 1800 adverteert de uitgever voor de titelplaat en het voorwerk van deel 5. Bij het bureau van Schalekamp uit de Warmoesstraat te Amsterdam zijn op dat moment nog losse afleveringen en bijlagen voor de gewone prijs verkrijgbaar, ‘zullende na dien tyd alle afzonderlyke Stukjens vernietigd worden’.
Alleen de advertenties van Doekema maken melding van de prijs per aflevering: 1½ stuiver. Prijs per bijlage: 16 stuivers.
Oplage: 1400 exemplaren.
Medewerkers
Na zeven jaar ballingschap in Frankrijk keerde de schrijver Pieter ’T HOEN (1745-1828), wiens naam staat vermeld in het titelblok van alle afleveringen, terug naar de Republiek. Tijdens het Bataafse bewind pakte hij zijn pen weer op, deze keer voor de opvolger van zijn eens zo populaire Post van den Neder-Rhyn.
Hij bekleedde diverse bestuurlijke functies maar werd na de staatsgreep van 19 september 1801 langzamerhand wegens zijn radicaal-democratische standpunten uitgerangeerd. Tot zijn verontwaardiging moest hij toen genoegen nemen met het ambt van eerste commies. Teleurgesteld, zo meldt Theeuwen (2008), trok hij zich uit het openbare leven terug. ’t Hoen legde definitief zijn pen neer nadat hij in 1811 griffier was geworden van het Vredegerecht in Amersfoort.
Behalve Pieter ’t Hoen was ook een aantal vaste correspondenten bij het blad betrokken; hun aantal is echter een fractie van het aantal correspondenten van de Post van den Neder-Rhyn. De correspondenten konden ook een ander standpunt innemen dan ’t Hoen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vorming van een eenheidsstaat.
Inhoud
Bataafse doorstart van het oude patriottenblad de Post van den Neder-Rhyn. Het politieke weekblad staat geheel in het teken van de opbouw van de Bataafse Republiek, waarvan sinds 19 januari 1795 sprake was.
De nrs. 8 en 9 (21 en 28 april 1795) bevatten een blauwdruk voor een Bataafse grondwet, met hoofdstukken over onder andere democratie bij representatie en opheffing van de gewestelijke soevereiniteit ten gunste van ‘ééne en onverdeelbaare Republiek’. Ook de wettelijke gelijkheid van alle religieuze gezindten moest volgens ’t Hoen in de grondwet worden verankerd.
’t Hoen verdedigde zijn unitaristische standpunt met verve, al aarzelde hij bij het samenvoegen van de staatsschulden van de zeven gewesten. In verschillende bijdragen werkte hij zijn ideeën uit over de Bataafse financiën, waaronder in een revalorisatieplan ter bestrijding van de inflatie. De propaganda die hij voor dit plan voerde in de Nieuwe Post, had echter geen effect en het plan verdween dan ook onaangeroerd in de kast.
Radicaal was ’t Hoen ook in zijn standpunt om alle kerkelijke gezindten hun gebouwen af te nemen: ze konden de kerken voortaan huren (en delen met andere gezindten). Vletter (2009) noemt tevens de aandacht in de Nieuwe Post voor de discussie over Bataafse burgerbewapening, met dienstplicht/rekruteringspraktijken naar Frans model. Partijtwist was volgens ’t Hoen een probleem dat met militaire dienstplicht kon worden opgelost.
’t Hoen had in zijn blad de radicale staatsgreep van 22 januari 1798 gesteund, die de eenheidsstaat had mogelijk gemaakt. Hij schonk echter geen aandacht meer aan de tekortkomingen van het unitaristische bewind; dat liet hij over aan zijn correspondenten. Ook de staatsgreep van 12 juni 1798 liet hij onvermeld. Theeuwen (2008) constateert dat ’t Hoen en zijn correspondenten in de laatste anderhalf jaar van de Nieuwe Post zichtbaar teleurgesteld zijn in de falende politiek en ‘de veerkracht van het democratisch patriottisme’.
Relatie tot andere periodieken
De Nieuwe Post is een voortzetting van De Post van den Neder-Rhijn (1781-1787).
In nr. 258 (15 november 1799) kondigt ’t Hoen een opvolger aan van zijn Nieuwe Post, dat door anderen zou worden geredigeerd maar waaraan hij wel bijdragen zou leveren. Hiervan is echter geen enkel exemplaar aangetroffen; het is vermoedelijk nooit verschenen.
Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 454 F 20-24
¶ Full text deel 1, deel 2, deel 3, deel 4 en deel 5
Literatuur
¶ Floris Vletter, ‘De Bataafse Burgermacht als bolwerk der vrijheid. De politieke en militaire betekenis van een burgerschapsideaal’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 122 (2009), p. 492-507
¶ Peet Theeuwen, ‘Van patriotse idealen tot Bataafse praktijk. Twee ‘Posten van den Neder-Rhijn’ in vergelijkend perspectief, 1781-1787 – 1795-1799’, in: P. van Wissing (red.), Stookschriften. Pers en politiek tussen 1780 en 1800 (Nijmegen 2008), p. 231-252
¶ Peet Theeuwen, Pieter ’t Hoen en De Post van den Neder-Rhijn (1781-1787). Een bijdrage tot kennis van de Nederlandse geschiedenis in het laatste kwart van de achttiende eeuw (Hilversum 2002).
Rietje van Vliet
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.