Oliekoek Duivel (ca. 1783)

Titelbeschrijving
De Oliekoek Duivel.
Dit is slechts de titel van de eerste aflevering. De overige heten (in volgorde van de band waarin de auteur ze heeft laten inbinden): (2) De Klappermansduivel, (3) Monsieur den Ikker, (4) De Blokke Zaager, (5) De Stomme leid de Blinde, (6) Joosje met de Rommelpot, (7) De Roje Haan, (8) De Hoornekruiper, (9) Fabel van de Snoek en de Baars, (10) De nieuwe Politieke Weegschaal, (11) De Nieuwe Maaneschyn, (12) Fabel van de Abdisse Campersteur, (13) Het Raadhuis, (14) Het Omgekeerde Slot van Oud Stavoren.

Periodiciteit
De verschijningsjaren en –data zijn onbekend. De frequentie is onduidelijk. Aanvankelijk werd gesuggereerd dat het dagelijks verscheen: ‘En wagt gerust een dagelyks blad, / Uit der Poëten harssenvat’ (‘Aan den Lezer’). Maar aan het einde van De Oliekoek Duivellijkt het een maandblad te zijn: ‘Elke duivel heeft zyn maand.’

Bibliografische beschrijving
In octavo. De afleveringen zijn niet genummerd en hebben geen datum. De pagina’s zijn genummerd. De omvang varieert van 1 pagina (nr. 11) tot 16 pagina’s (nr. 9). De Hoornekruiper (nr. 8) heeft een spotprent in folioformaat als bijlage. De Nieuwe Politieke Weegschaal (nr. 10) heeft als toegift ‘Joost van Vondel. Uit den Barneveldsche Hemel op den Barneveldschen disch’ (gedateerd 1783). Een korte strofe wordt gevolgd door twee gravures die afkomstig zijn uit Vondels Hekeldichten (Amersfoort 1707).
Iedere aflevering kent een vergelijkbare layout: onder de titel is in een vierkant kader een emblematisch prentje weergegeven, dat in zijn eenvoud sterk doet denken aan illustraties op centsprenten of aan de vroeg 18e-eeuwse Harlequins. Daaronder staat in gotische fraktur een kort gedicht dat dient als verklaring van de titelprent: ‘by elk rympje dat men kroont / Een steeklig printje word vertoont’ (‘Aan den Lezer’). Het merendeel van de aflevering wordt in beslag genomen door de eigenlijke tekst in romein, eveneens in dichtvorm.

Boekhistorische gegevens
De afleveringen hebben geen impressum, noch stoklijst.
Blijkens het aftitelingsgedichtje aan het einde van De Oliekoek Duivel kost elke duivel 2 stuivers: ‘Dit Duiveltje met zyn grimasjes, / Gaat nog voor andre Satanasjes, / Elk voor 2 stuivers afgehaald, / Want ziet Graveerkonst dient betaald […]’.
Volgens hetzelfde gedichtje was de oplage slechts 100 stuks: ‘En zoo u deze grap verwonderd, / Wees zoet, wy drukken ’er maar honderd’.

Monsieur den Ikker (nr. 3) is ook uitgegeven in folioformaat. De layout is sterk afwijkend van het origineel. De prijs is 1 stuiver. Deze uitgave is ingebonden na de eerste editie.
De Oliekoek Duivels zijn in de oorspronkelijke versie opgenomen in [J. le Francq van Berkhey], Verzameling van Leydsche keur en hekeldichten van eenen echten Vrank en Vryen ouwerwetschen patriot, met een bekorte sleutel. Van 1783 tot Ao. 1788 (gedrukt op de vrye drukpers van Ridendo dicere verum, [1788]).

Medewerkers
Joannes LE FRANCQ VAN BERKHEY (1729-1812) was sinds 1773 lector natuurlijke historie aan de Leidse academie. Als vurig aanhanger van Oranje heeft hij gedurende de jaren 1780-1787 een belangrijk aandeel gehad in de politieke gebeurtenissen in Leiden. In 1783 schreef hij op uitnodiging van onder anderen zijn vroegere (patriotse) uitgever Frans den Does Aan mijne mede-burgeren, een kritisch betoog over het vrijcorps.
Daarmee was Berkhey met open ogen in de val gelopen. Diverse vooraanstaande patriotten voelden zich door Berkhey aangevallen en deden hun beklag bij de curatoren van de universiteit. Ze lieten zich bijstaan door Jean Luzac en Franciscus Gualtherus Blok, twee mannen die hij in de Oliekoek Duivels zou aanvallen. De brochure leidde uiteindelijk tot een schorsing uit zijn academische ambt.
Berkheys niet aflatende stroom lof- en schimpdichten, toneelstukken en pamfletten tegen de patriotten maakte hem tot een gehaat man. Hij was eerlijk, maar onbuigzaam. Doordat hij geterroriseerd werd door zijn politieke opponenten, was zijn maatschappelijke situatie zo benard geworden, dat hij in 1783 bijna failliet ging.

Inhoud
In iedere duivel liggen een of meer patriotse Leidenaars onder vuur. Zo wordt met de oliekoekduivel de boekverkoper Frans de Does bedoeld, die samenspande met de journalist François Bernard, alias ‘Mynheer de Batavier’ (nr. 1). Andere mikpunten: Jean Luzac, hoogleraar en courantier van de Gazette de Leyde (nr. 3), de schepen Franciscus Gualtherus Blok (nr. 4), de patriotse cabaal in Leiden, met mensen als Pieter Vreede en François Adriaan van der Kemp (nr. 5), schepen Joost Romswinkel (nr. 6), schepen Jan van Roijen (nr. 7), de secretaris van de vierschaar Cornelis Pieter Chasteleijn (nr. 8), schepen Matthijs Snoek (nr. 9) en de Rijnsburgse weduwe Hekkenhoek, zus van Petrus Camper (nr. 12).

Relatie tot andere periodieken
De Oliekoek Duivel komt inhoudelijk deels overeen met een passage uit Iets voor de Patriotten (1785, p. 8). De relatie met Zeven dorpen in brand […] of Historie van de Oliekoeken (1781) van Rijklof Michaël van Goens verdient nader onderzoek.

Exemplaren
Leiden, Regionaal Archief: collectie Berkhey, band 17 en 21.

Literatuur
¶ A.J. Hanou, ‘De literator als politiek commentator. Het geval: Janus (1787)’, in: A.J. Hanou, Nederlandse literatuur van de Verlichting (1670-1830) (Nijmegen 2002), p. 143-185
¶ R.P.L. Arpots, Vrank en Vrij, Johannes le Francq van Berkheij (1729-1812) (Nijmegen 1990)
¶ J.I van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren, deel 2 (Leiden 1885), p. 4.

Rietje van Vliet