Oordeelkundige Aanmerkingen (1765-1766)

Titelbeschrijving
Oordeelkundige Aanmerkingen, over Verscheidene Zaken, Kunsten en Wetenschappen.

Periodiciteit
Voor de eerste aflevering van dit veertiendaags blad wordt op 6 mei 1765 geadverteerd in de Leydse Courant; voor de laatste op 4 november 1766 in de Oprechte Haarlemsche Courant. Het tijdschrift verscheen op maandag.
De in totaal 40 nrs. zijn gebundeld in 2 delen. De titelpagina’s hebben 1766 in het impressum.

Bibliografische beschrijving
Op het titelblad van beide delen staat een cartouche als titelvignet, met daarin een aantal heren die uitleg krijgen bij een schilderij waarop Arlequino (?) is afgebeeld.
De afleveringen zijn 16 pagina’s en bevatten in het titelblok slechts titel en volgnummer. Voor de vermelding van de onderwerpen per aflevering moet men te rade gaan bij de inhoudsopgave, voor in beide delen.

Boekhistorische gegevens
Impressum: ‘Te Amsteldam, By Jacobus Kok, Boekverkoper’. De colofon van nr. 1 noemt de volgende verkoopadressen:

Te Leiden by Hogeveen, te Haarlem by van Lee, in ’s Hage by P. van Os, te Amsteldam by J. Kok, te Utrecht by A. v. Paddenburg, en te Rotterdam by Burgvliet, verder in de meeste Steden, by de voornaamste Boekhandelaars.

Prijs van een complete set: ‘ƒ 6 de groot en ƒ 4 de klein Papieren’ (Oprechte Haarlemsche Courant 4 november 1766). Een maand later blijkt het blad inclusief kopijrecht te zijn verkocht aan weduwe J.W. Pruys, boekverkoopster en zegellakmaakster op de Gelderse Kade. In de Leydse Courant van 3 december 1766 biedt zij twee delen van de Oordeelkundige Aanmerkingen aan voor de voordeelprijs van ‘ƒ 2 de klein en ƒ 3 de groot Papieren’.

Medewerkers
Het blad verscheen anoniem, maar Mattheij (1978) laat zien dat het – in ieder geval wat een aantal afleveringen over toneel betreft – is toe te schrijven aan Johannes NOMSZ (1738-1803). 
Naar aanleiding van het conflict tussen deze toneeldichter en het dichtgenootschap Oefening Beschaaft de Kunsten in 1765/1766 werd een interne ‘Memorie betreffende geschillen met Nomsz’ opgesteld. Hij zou lasterlijke opmerkingen over het genootschap hebben geplaatst ‘in het veertien daags blaadje genaamd Oordeelkundige Aanmerkingen’. Ook had hij toegezegd een voordracht te zullen houden over het classicistische treurspel Het ontzet van Leiden van Reynier Bontius (1576-1623), maar had de tekst daarvan geplaatst in zijn ‘veertiendaagsch blaadje’ (nr. 39: ‘Brief over het ongelyk den Dichter van Het Beleg en Ontzet van Leiden, door verscheidene onkundigen, aangedaan, door het verächten van zyn Toneelstuk’). 
Nomsz lag ook niet goed in het dichtgenootschap Diligentia Omnia. Lidmaat Henri Jean Roulleaud (1729-1790) schreef zijn irritaties over Nomsz van zich af in zijn ‘Missive aan het bestuur van Diligentia Omnia’, waarbij hij onthulde dat de nrs. 14-16 eveneens van Nomsz zijn. Ook de nrs. 22 en 23 zijn door Nomsz geschreven. 

Inhoud
Het blad heeft iets spectatoriaals, dankzij de afwisseling van vertogen, brieven, vertellingen, schuitenpraatjes en dichtstukjes.
De inhoud is gevarieerd en bij tijd en wijle humoristisch. Voorbeelden van thema’s zijn: vertaalde boeken (nr. 4), het nut van zotte boeken (nr. 6), de Brondgeestiana en het hekelen van zotte verzen (nr. 8), de overeenkomst tussen gekken en schrijvers (nr. 12), hekel- en lasterschriften (nr. 13, 38), vrijmetselaars (nr. 17, 26), het misbruik dat gedichten te pas en te onpas worden voorgedragen (nr. 19), schilderijen van oude meesters (nr. 20), duelleren (nr. 30), gezelschap van vrouwenhaters (nr. 31).
Veel afleveringen hebben betrekking op toneel. Van Nomsz is bekend dat hij in zijn beginjaren nadrukkelijk stelling nam tegen de regelgeving van het classicisme. Ook was hij tegenstander van ballet op toneel. Naar aanleiding daarvan ontstond een kleine polemiek.
Zo bespreekt Nomsz in nr. 22 (‘Aanmerkingen over een Brief tegen het nieuwe Tooneel uitgegeven’) een Brief aan den schryver der Oordeelkundige Aanmerkingen, over het fraaije en volgeestige balet genaamd De brutaale hovenier, die in 1766 moet zijn verschenen. Het pamflet was geschreven door ‘een Liefhebber der Waarheid’, ondertekend met ‘Joachimius Uitroep’ en gedrukt door Jacques de La Cuisiniere te Poppendam. Achter deze pseudoniemen gaan nota bene Nomsz zelf en zijn uitgever Jacobus Kok schuil, aldus de Zeedige verdediging voor den heere Jan Nomsz (ca. 1766) (p. 10).
Ook Willem Ockers reageerde op de Brief van Nomsz: Harpoen voor den brutaalen schouburgschender, paskwillenmaaker en brievenschryver. Waar Nomsz zich tegen ballet op toneel verklaarde, was Ockers een groot voorstander.
Een reactie op nr. 10 (‘Aanmerkingen over een Schildery, geplaatst in de pleitzaal van het Stadhuis te Amsteldam’) verscheen in de vorm van het pamflet Aan den schryver der Oordeelkundige Aanmerkingen [gedateerd 20 augustus 1765]. Het wordt toegeschreven aan de Amsterdamse houthandelaar en kunstverzamelaar Cornelis Ploos van Amstel.

Relatie tot andere periodieken
Nr. 9 (‘Brief van Candidus, ter verdediging van den vernuftigen Denker’) is een reactie op De Denker (1763-1774), ‘over het woordje Goed met betrekking tot een huwelyk’. 

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 197 E 58
¶ Full text deel 1 en deel 2

Bronnen
¶ Amsterdam, Stadsarchief Amsterdam: Hs. U 00.1734 (Oefening Beschaaft de Kunsten, Memorie betreffende geschillen met Nomsz)
¶ [J. Nomsz], Brief aan den schryver der Oordeelkundige Aanmerkingen, over het fraaije en volgeestige balet genaamd De brutaale hovenier … tot verkwikking en genoegsaame vertroosting van alle Italiaanschgezinde Nederlanders, en tot vermaak aller wel geintentioneerde aanhangers van den Italiaanschen baletmeester (Poppendam, Jacques de La Cuisiniere [=Amsterdam, Jacobus de Kok 1766]) 
¶ Zeedige verdediging voor den heere Jan Nomsz […] tegens de eerrovende paskwilschryvers, waarin […] word aangetoont, dat […] hunne beschuldinge […] ongegrond zyn (ca. 1766) 
¶ [Willem Ockers], Harpoen voor den brutaalen schouburgschender, paskwillenmaaker en brievenschryver. onder den naam van Jogchem Uitroep. over zyn faamrovende aanmerkingen op het fraai en volgeestig balet genaamt De brutaale hovenier (ca. 1766). 

Literatuur
¶ Thomas Mattheij, Bibliografie van werken van en over Johannes Nomsz (Amsterdam, UvA, ongepubliceerde scriptie Instituut voor Neerlandistiek 1978)
¶ Luc Korpel (ed.), In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820 (Den Haag 1993), p. 49-64 (over nr. 4, ‘Onderzoek waaröm men voor Vertaalde Geschriften zo veel verä[c]hting voed’). 

Rietje van Vliet