Ordinarise Middel-Weeckse Courante (1638-1669)

Titelbeschrijving
Ordinarise Middel-Weeckse Courante.
Aanvankelijk heette de krant de Extra-Ordinaire Courante maar deze titel wijzigde zich in 1639 in de Extra-Ordinaire of Middel-Weeckse Courante. Vanaf 1640 luidde de titel Ordinarise Middel-Weeckse Courante, of – in iets gewijzigde spelling – de Ordinarise Middelweeckse Courante (na 1665) en Ordinaris Middel-Weeckse Courante (1669).

Periodiciteit
Het eerste nummer dateert van dinsdag 22 juni 1638. De verschijningsdag is gekozen, aldus Der Weduwen (2017), om te kunnen concurreren met de twee andere Amsterdamse kranten, van Broer Jansz en Jan van Hilten, die op zaterdag uitkwamen.
De verschijningsfrequentie veranderde in 1656 op last van de stedelijke overheid van Amsterdam. De vier kranten die destijds in Amsterdam verschenen, moesten voortaan alternerend om de twee weken verschijnen: twee op dinsdag en twee op zaterdag.
In 1656 is de uitgeefster aangeklaagd wegens belediging van een vorst uit het Pruisische graafschap Oost-Friesland. Dit was echter niet de reden van het beëindigen van de krant. Het lijkt erop dat de concurrerende bladen op den duur meer en betere nieuwsberichten per aflevering bevatten dan de Ordinarise Middel-Weeckse Courante. Het nieuwsnetwerk van de uitgeefster was duidelijk minder uitgebreid. Haar overlijden in december 1669 betekende uiteindelijk het einde van de krant.

Bibliografische beschrijving
Folioformaat; de tekst is in twee kolommen opgemaakt.

Boekhistorische gegevens
In 1639 was de uitgever Françoys van Lieshout. Na zijn overlijden op 29 oktober 1646 zette zijn weduwe Sara Vlaminck de krant voort. De aflevering van 26 juli 1667 heeft als impressum: ‘Gedruckt, tot Amsterdam. Voor de Weduwe van François van Lieshout, Boeckverkoopster op den Dam, in’t Groot Boeck’.
Abonnementsprijs bedroeg ƒ 3 per jaar.

Inhoud
De berichten zijn niet, zoals in de toenmalige kranten gebruikelijk, geografisch gerangschikt maar staan in chronologische volgorde. Er staan advertenties in, onder anderen van collega-courantiers Van Hilten en Jansz.

Relatie tot andere periodieken
Eind 1638 kreeg Van Lieshout met zijn ‘Middel-Weeckse’ verschijning er in Amsterdam een concurrent bij: Ordinaris Dinsdaegsche Courante van Joost Broersz.
In 1658 verscheen een pastiche op de krant van Van Lieshout, de Ordinary Middel-Weeksche Courant. Het impressum van nr. 1 luidt: ‘Gedrukt tot Haerlem, voor Christoffel van Beecq Bruidegom, en zyn Bruidt Juffr. Josina Backer, den 18 May’.
Na het overlijden van Sara Vlaminck en het beëindigen van de Ordinarise Middel-Weeckse Courante zette haar schoonzoon Matheus Cousaert in 1670 de familietraditie voort door vanaf dat jaar, als een van de vier courantiers, de dinsdageditie van de Amsterdamsche Courant (1670-1903) te drukken en uit te geven. Deze krant kan daarom in zekere zin beschouwd worden als de opvolger van de Ordinarise Middel-Weeckse Courante van Van Lieshout.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: C 1102 [: 1] (twee nrs. uit 1639, aanwezig in de Kungliga Biblioteket Stockholm); C 1102 [: 2] (diverse nrs. uit 1642-1662, aanwezig in de Kungliga Biblioteket Stockholm); C 1112 [: 15] (diverse nrs. uit 1641-1667, in het Niedersächsisches Staatsarchiv Oldenburg); 483 C 15 (26 juli 1667).

Literatuur
¶ A. der Weduwen, Dutch and Flemish Newspapers of the Seventeenth Century, 1618-1700 (Leiden 2017), p. 481-482
¶ F. Dahl, ‘Amsterdam. Earliest newspaper centre of Western Europe. New contributions to the history of the first Dutch and French corantos’, in: Het Boek 25 (1938/39), p. 161-197, 186, 189
¶ M. Schneider, De Nederlandse krant van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad (Amsterdam 1943), p. 50-51
¶ M.M. Kleerkooper en W.P. van Stockum, De boekhandel van Amsterdam voornamelijk in de 17e eeuw. Biographische en geschiedkundige aantekeningen (’s-Gravenhage 1914-1916), p. 367-368
¶ ‘Persdelict in den jare 1656’, in: Navorscher 62 (1913), p. 457-460
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De Amsterdamsche courant’, in: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, Nieuwe reeks, deel 5 (1868), p. 209-292, 226.

Rietje van Vliet