Politieke Blixem (1797-1798) – editie Leiden

Titelbeschrijving
De Politieke Blixem.
De Haagse Politieke Blixem en zijn titelvarianten, en de Delftse Politieke Blixem hebben een eigen lemma (zie aldaar).

Periodiciteit
Het openingsnummer van deze Leidse Politieke Blixem kwam uit op donderdag 1 juni 1797, het slotnummer (nr. 56) op donderdag 5 juli 1798. Het blad verscheen aanvankelijk om de andere week, maar werd vanaf nr. 3 (22 juni 1797) wekelijks, doorgaans op maandag uitgegeven. Nr. 4 heeft 29 juli 1797 als datum, in plaats van 29 juni 1797.
Bij Proclamatie van het Uitvoerend bewind der Bataafsche Republiek, betreffende het misbruik van de vrijheid der drukpersse, geärresteerd den 22. Mei 1798 kregen diverse tijdschriften, waaronder de Politieke Blixem, een verschijningsverbod opgelegd. De redactie van het blad refereert hieraan in nr. 51 (28 mei 1798, p. 405), maar besluit hieraan geen gevolg te geven.

Bibliografische beschrijving
In octavo. De 56 afleveringen van 8 pagina’s tellen 448 genummerde bladzijden. De Politieke Blixem draagt het bekende motto ‘Procul a Jove, procul a fulmine’ (vertaling: Ver van Jupiter, ver van zijn bliksem), ontleend aan de Proverbia van Diogenianus van Heraclea.

In het KB-exemplaar zijn na de nrs. 9 (31 juli 1797) en 56 (5 juli 1798), de nrs. 39 (8 december 1800) respectievelijk 59 (27 april 1801) van de Burger Politieke Blixem gebonden, een van de opvolgers van de Politieke Blixem.

Boekhistorische gegevens
In octavo. Drukker tevens uitgever was de Leidse uitgever en boekverkoper Hendrik Coster (ook Koster), die niet alleen onder meer werk van de oranjegezinde Johannes Le Francq van Berkhey drukte en uitgaf, maar in de jaren tachtig en negentig van de achttiende eeuw niet vies was van patriots, later Bataafs drukwerk.
Het colofon is doorgaans:

Dit blad word provisioneel om de 14 dagen des Donderdags uit gegeeven by Hendrik Koster, Boekhandelaar te Leyden, te Utrecht by G. T. van Paddenburg, Wed. ter Veen Amsterdam, F. J. Tetterode, J. A. Craijenschot; H. van Staade, D. Weege enC. Romyn, Hoorn, Vermandel; Alkmaar, Molkman; Leeuwaarden, Sydel, Haarlem, Beets; ’s Hage, Leeuwestyn en J. Plaat; Delft Graauwenhaan en M. Roelofswaart, Rotterdam, Vis, J. Hofhout en Wolfsbergen, Dordrecht, Blussé en de Haas, Schiedam, H. Sweben; en verder in alle Steden van de Bataafsche Republiek. (nr 2, p. 16)

Van sommige afleveringen zijn verschillende drukken uitgebracht, zoals van de nrs. 1-3 en van nr. 8.
De prijs per aflevering bedroeg 1½ stuiver.
Het toesturen van exemplaren aan Saakes bleek een vergissing, zo leert het slot van nr. 2 (p. 16):

De boekhandelaar A.B. Saakes te Amsterdam zy niet bevreesd, dat hem voor de tweedemaal eenige Exemplaaren van dit blad zullen gezonden worden. – Wy hadden ’er niet aan gedacht, dat in een Boekwinkel van een fyne Zemelknooper de POLITIEKE BLIXEM een raar figuur zou maken naaat [sic] BUNJAN CHRISTEN REIZE.

Medewerkers
Er heerst enige schimmigheid over de vraag wie de redactie vormde. Het zouden ‘de drie Unitarissen’ zijn (p. 27), die zich in het eerste nummer als ‘Een klein gezelschapje Unitarissen’ afficheerden, overigens zonder verdere concrete aanduiding:

Allerwegen doet men navorschingen, om te ontdekken, wie de schryvers zyn van dit Blad: – de een doodverft Kok, hoofd-directeur van ’t Verhuur-Comptoir in den Haag; –  de ander verzekert, dat het Professor van Hemert is te Amsterdam; – de derde zweert by kris en kras, dat het niemand zyn kan, als Irhoven van Dam, ex-schryver van de Courier van Europa: – geen van drieën zyn ’er agter; en noch zy, noch anderen zullen ’er ligt agter komen; wy houden geen vast verblyf op dit Bataafsch tranendal; – overal zyn wy thuis; en de Communicatie met onze zendelingen, Spions en al dat duivel-gejaag, gaat door middel van onzigtbaaren telegraphen, waarvan JUPITER het opperbewind voert. – Wy laggen ons een bult, dat de voortbrengselen van die Unitarissen zo veel stoffe tot nieuwsgierigheid en gissingen verschaft; dan wy bekreunen ons even min aan deze nieuwsgierigen, als aan de recenseurs van ons werk. – Men moge vry zeggen, dat wy behooren, of tot de dolle Revolutionnaire, of tot de Oranje-party, of wel tot de bedil-zieken, ie al wat maar onder hun bereik komt vegen of gispen.

Regelmatig hengelen lezers, politieke vijanden en concurrenten naarstig naar de identiteit van de redacteuren, maar even vergeefs (bijvoorbeeld p. 313-320). Het is het spel dat bijvoorbeeld ook Janus (1787) in zijn beste dagen met zijn publiek speelde.
Elders worden de redactieleden van de Politieke Blixem ‘goede Patriotten’ genoemd (p. 159), die types als de advocaat, bankier en koopman Jan Bernt Bicker de oren willen wassen. Het weekblad de Constitutioneele Vlieg (p. 15-16), waarvan Johan Christiaan Hespe, een van de veronderstelde redactieleden van de Politieke Blixem, redactielid was, beweert hun namen te kennen: Lambertus Christoffel VONK (1757-1846), Theodorus VAN LEEUWEN (1743-1809) en HESPE (1757-1818) zelf, in weerwil van zijn milde zelfkritiek (p. 46).
Ter verhoging van de verwarring vermeldt de Politieke Blixem zelf later een eerste naamlijst van de ‘Apparente Schrijvers van de Pol. Blixem’ (p. 376), liefst vijftig namen, onder wie Daendels, Wybo Fynje, Hespe, Pieter ’t Hoen, uitgever Koster, Van Leeuwen, Quint Ondaatje, Vonk, Pieter Vreede, Van Woensel en de pruikenmaker van La Pierre.

De koopman Vonk was in 1783-1784 lid van het Rotterdamse vrijkorps, dat in 1786 het bedreigde Utrecht te hulp kwam. In 1787 vluchtte Vonk naar Frankrijk. Na de Bataafse omwenteling maakte hij deel uit van het Comité van administratie van de Franse troepen in soldij van de Bataafse republiek. Op 12 juni 1798, een maand voordat de Politieke Blixem ophield te bestaan, werd Vonk gearresteerd en gevangengezet op Huis den Bosch.
Bij besluit van 18 augustus 1798 werd hij weer vrijgelaten. Tussen 1799 en 1806 vervulde hij verschillende bestuursfuncties in Holland. In 1807 vestigde hij zich als advocaat in Amsterdam; in 1811 verscheen zijn dissertatie Quaestiones juridicae inaugurales, quas […] eruditorum exami submittit (Utrecht 1811). In 1799 publiceerde hij de driedelige Geschiedenis der landing van het Engelsch-Russische leger in Noord-Holland […] (Haarlem 1801). Op het eind van zijn leven was hij gouvernements-solliciteur.

Theodorus van Leeuwen werd op 19 maart 1743 te Arnhem gedoopt. In 1769 was hij apotheker te Amsterdam. In in de jaren tachtig toonde hij zich overtuigd patriot, onder meer blijkend uit zijn bestuurslidmaatschap van het Amsterdamse exercitiegenootschap Tot nut der schutterij. In 1787 werd Van Leeuwen president van het defensiewezen van Amsterdam en lid van de burgercommissie ‘tot de expeditie der militaire zaaken’. Bij de komst van de Pruisen week hij uit naar Frankrijk.
In 1795 keerde hij terug naar Amsterdam. Voordat hij als plaatsvervangend lid werd van de Tweede Nationale Vergadering, was hij enige tijd lid van de raad van Amsterdam (mei-oktober 1797). Bij de staatsgreep van 12 juni 1798 werd Van Leeuwen wegens ongeoorloofde correspondentie met de Franse gezant gearresteerd en gevangengezet op Huis ten Bosch, en evenals Vonk, bij besluit van 12 augustus 1798 weer vrijgelaten.

Hespe (1757-1818) was doctor in beide rechten, maar kwade tongen beweerden dat hij nooit een academie had bezocht. In Harderwijk vertaalde Hespe ‘eenige drooge’ Latijnse theses, die uiteindelijk tot zijn promotie hebben geleid. In Amsterdam vestigde hij zich als advocaat; druk werd het niet in zijn praktijk. In 1786 werd hij secretaris van de burgersociëteit, opgericht om via de burgerkrijgsraad invloed op de (Amsterdamse) vroedschap te krijgen. In 1787 vluchtte hij naar Frankrijk.
Hoewel hij in 1788 ‘een onbezonnen stuk in eenige Nederlandsche couranten’ liet plaatsen naar aanleiding van een molestatie, verscheen hij reeds op 18 januari 1795 te Amsterdam in de vergadering van het Committé Révolutionair. In die periode ijverde hij voor gelijkstelling van de Joden. Hespe was liever journalist dan politicus. Hij was als medewerker betrokken bij de Nederlandsche Courant van Verlem. Ook was hij de belangrijkste redacteur van de Politieke Kruyer en mederedacteur van de Constitueele Vlieg.

Inhoud
In het openingsnummer van de met de Republikeinen sympathiserende Politieke Blixem schrijft de redactie, een ‘klein gezelschapje Unitarissen’, dat het blad niet gratis verkrijgbaar is:

neen – die ons werk leezen wil, moet het kopen; want het zetten, drukken en andere onkosten moeten niet uit de beurs van de Schrijvers, maar uit die van de Lezers komen; anderszins zoude het den waan hebben, als of men slinksche oogmerken bij het uitgeven van zijn werk had. – Verwagt ook niet, dat de zonneschijn altijd ons werk bestralen zal: – neen, de lucht is in het Zuiden en Westen zo duister, dat het binnen kort waarschijnlijk zal waaijen, stormen, regenen, sneeuwen, hagelen, ijzelen, donderen en blixemen. – Een ieder wagte zich alsdan voor schade!

Onder het hierboven genoemde motto trekt de redactie satirisch en ironisch ten strijde tegen de gebreken van de tijd en ander onmin, zoals het gedrag van sommige leden van de Nationale Vergadering.
De redactie volgt de volksvertegenwoordigers in Nederlands eerste parlement (1796-1798) – vooral enkele ex-ballingen – in hun debatten over de inhoud, bevoegdheden en uitvoering van de constitutie, het Ontwerp van Constitutie. Gewilde slachtoffers zijn bijvoorbeeld een ‘ronkenden Redenaar’ als Pieter Vreede, alias ‘Doctor Raasbollius’, alias Pieter Pax en Jan Bernt Bicker, die door de redactie uiteindelijk als een regent van de oude stempel werd beschouwd.
Hoewel schatplichtig aan de Franse staatkundige voorganger konden de Bataven de Franse politieke inmenging niet helemaal negeren. De redactie van de Politieke Blixem koos in deze ontwikkeling de Republikeinse kant, die van de unitarissen die relatief veel invloed van het volk op de regering voorstonden en daarbij onorthodoxe maatregelen ter bereiking van de ideale staat niet uit de weg gingen. In hun optiek was er voor orangisten uit de jaren tachtig geen plaats in de nieuwe regeringen. Op dat punt stonden zij tegenover de Moderaten (globaal gematigde Republikeinen en Federalisten, onder wie Coert Lambertus van Beyma) die de orangisten wel een plaats in de nieuwe politieke structuur gunden. Elke burger moest zich aansluiten bij de Republikeinse beweging, zo niet, dan werden ze uitgesloten van de politiek. Hun radicale visie brachten ze op 22 januari 1798 in de praktijk. Hun decreet van 4 mei 1798 werd door velen uitgelegd als een doorzichtige poging hun politieke macht te consolideren; die werd evenwel op 12 juni 1798 door de zich Bataven noemende politici gekortwiekt.
Omdat er geen kandidaatsstelling was bij de verkiezingen van leden voor de Nationale Vergadering, kozen de burgers eenvoudig voor degenen die naar hun overtuiging het meest geschikt leek. Opmerkelijk is dat militairen burgers stemadviezen gaven op basis van al dan niet juiste inside-informatie, die vol overtuiging als ‘de waarheid’ wordt gebracht. Bronnen zijn quasi afgeluisterde gesprekken’ tussen een Jood, een militair, een Bataaf en een Burger in verschillende samenstellingen. Soms mengt Jupiter zich in het gesprek.
Persoonlijke omstandigheden en het feit dat de gekozen leden hun functie in Den Haag moesten bekleden, vaak ver van familie, vrienden en kennissen, weerhielden sommige gekozen burgers ervan de functie te aanvaarden, temeer omdat ze ook in verschillende commissies zitting moesten nemen. Soms moesten de onwilligen van heinde en ver worden gehaald. Al in het openingsnummer en steeds daarna hekelt de Politieke Blixem de onwil en willekeur van de gekozen leden. Zo vraagt de redactie zich af waarom de patriotse oud-pensionaris van Gouda, Jacob Blauw, liever een diplomatieke post in Venetië ambieerde – waar hij van geen enkel nut voor de Republiek was – in plaats van te kiezen voor de Nationale Vergadering, ‘waar hy de belangens van ’t volk van Nederland, door zyne uitgestrekte kundigheden, standvastigen yver, en onbezweken trouwe, had kunnen helpen bevorderen!’ (p. 3).
De redactie neemt vooral (veronderstelde) kongsi’s op de korrel, wat impliceert dat de redactieleden een goed politiek netwerk moeten hebben onderhouden en uit die kringen afkomstig zijn.

Nr. 56 (donderdag 5 juli 1797) opent met een nieuwe oproep om te hengelen naar de namen van de redactieleden. Even verder zegt de redactie een ingezonden brief niet te zullen beantwoorden ‘daar wy ons werk voor een tyd uit de handen leggen’ (p. 446). Gedoeld werd op het referendum over het Ontwerp van Constitutie (Grondwet) dat rond die tijd (1 augustus 1797) zou worden gehouden. Hoewel het Ontwerp volgens de officiële uitslag op 13 september 1797 met een grote meerderheid van stemmen werd verworpen, was dit voor de redactie geen aanleiding de Politieke Blixem voort te zetten. De redactie verzocht uitgever Coster á la Janus haar prullenmand te bekijken op mogelijk publicabele tekstrestjes.

Op p. 448 eindigt deze Blixem met nr. 56, maar op p. 493 (KB-exemplaar) begint nr. 59 (maandag 27 april 1801) en heet het weekblad nu De Burger Politieke Blixem. Een ander politiek regime, andere uitgevers, andere redactieleden, een ander lemma.
Het einde van de Politieke Blixem wordt in twee grafschriften ingeluid. De Constitutioneele Vlieg (1798, p. 83) rijmt:

GRAFSCHRIFT
Voor den Burger wylen den Politiken Bliksem
De BLIKSEM rust hier in dit graf:
Zyn vuur is uitgedoofd: zyn punten zyn versleeten.
Hy was den boozen tot een straf
En schoot zyn flitsen uit ter zuivering van ’t geweeten.
Zo ging de WEERLICHT heen! zo volgt de BLIKSEM na!
’t Schyne echter Pluto’s wil, dat ons de DONDER sla!

Den Haag                                                                 M.v.d.B.
den 5 July 1798.

Een andere concurrent, de Revolutionairen Vraagal of den Zwaager van den Politieken Bliksem, schrijft:

IETS OP DENZELVEN.
De BLIKSEM is niet meer! de WEERLICHT is verdweenen!
De DONDER brult van verr’! zo dryft het onweêr heenen!

Den Haag,                                                        B.v.d.B.
den 5 July 1798.

Relatie tot andere periodieken
In nr. 8 (24 juli 1797) neemt de redactie de collega-redacteur van de Republikeinse Courant de maat, omdat deze schrijver nogal nonchalant omging met het feit dat in Breda het stedelijk reglement zonder volkse bemoeiing was ingevoerd.
Soms overstijgen de aanvallen het jijbak-niveau en wordt er onder de gordel gemikt, bijvoorbeeld wanneer Reinier Dibbets (Dibbetz) in nr. 38 van zijn ‘schandblad’ Heraclyt en Democryt schrijft dat de Politieke Blixem niet meer is dan ‘een secreet waar op yder een zomaar te kakken zou kunnen gaan’. De redactie van de Politieke Blixem noemt in haar reactie Dibbets een ‘verlope Griffier van Friesland’. Alleen serieuze stukken worden geplaatst, luidt het antwoord van de Blixem; de redactie is gelukkig niet afhankelijk van ‘Joha en Consorten’ (Thomas Joha, de anti-orangistische Friese predikant, eerder moderaat dan federalistisch), zoals Dibbets zijn ‘in gal gedoopte pen verhuurd’ had om een redelijk bestaan te vinden voor hem en zijn gezin (p. 102). Vlak voor het verscheiden van Heraclyt en Democryt (20 januari 1798) meldt de Blixem (nr 30 van 1 januari 1798) dat de ‘Kunstkooper Labberdaan’ (!) voornemens is een overlijdensprent uit te geven, waarop te zien is dat Dibbets’ weekblad in een ‘doodkist van vloey-papier’ ten grave wordt gedragen.
Aan Janus is de rubriek ‘Prijzen van Effecten’ ontleend, waarin politieke en andere tegenstanders op de beurs voortdurend in waarde dalen. Zo is er nauwelijks vraag naar ‘Reinier Ex Griffiereaansche Lasterhypotheeken, gewaarborgd door de Friesche Paus Jehova’ (p. 248): opnieuw een sneer naar Heraclyt en Democryt.

De Politieke Blixem werd opgevolgd door het niet minder felle weekblad de Politieke Donderslag, dat slechts enkele maanden in 1798 (juli-september) verscheen. De Weerlicht verscheen tussen 9 mei 1797 en 12 juni 1798. Van Jupiter met den Politieken Bliksem gewapend kwam op 1 maart 1799 het eerste nummer uit; na het tweede nummer hield het blad ermee op.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 558 G 1 [1]
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1191 E 48
¶ Full text

Bronnen
¶ Proclamatie van het Uitvoerend bewind der Bataafsche Republiek, betreffende het misbruik van de vrijheid der drukpersse, geärresteerd den 22. Mei 1798 (Den Haag 1798).

Literatuur
¶ Joris Oddens, Pioniers in schaduwbeeld. Het eerste parlement van Nederland 1796-1798 (Nijmegen 2012)
¶ Pieter van Wissing, Stokebrand Janus 1787. Opkomst en ondergang van een achttiende-eeuws satirisch politiek-literair weekblad (Nijmegen 2003), p. 313-316
¶ Peet Theeuwen, ‘Johan Christiaan Hespe (1757-1818). Proces tegen een “Politieke Kruyersbaas” en zijn uitgever’, in: Anna de Haas (red.), Achter slot en grendel. Schrijvers in Nederlandse gevangenschap 1700-1800 (Zutphen 2002), p. 192-199
¶ A.M. Elias en Paula C.M. Schölvinck met medewerking van H. Boels, Volksrepresentanten en wetgevers. De politieke elite in de Bataafs-Franse tijd 1796-1810 (Amsterdam 1991), passim
¶ M.N. Bisselink en A. Doedens, Jan Bernd Bicker: een patriot in ballingschap. De autobiografische reisverslagen van een gevlucht Amsterdams regent en patriot van ‘progressieve’ signatuur (Amsterdam 1983)
¶ K. van der Veen, ‘De “Politieke Blixem”’, in: De Tijdspiegel 75 (1918), p. 745-767
¶ W.P. Sautijn Kluit; ‘Janus, de Politieke Blixem; en beider gevolg’, in: De Nederlandsche Spectator 44 (1867), p. 347-352.

Pieter van Wissing