Post naar den Neder-Rhijn (1782-1784)

Titelbeschrijving
De Post naar den Neder-Rhijn.

Periodiciteit
Maandags weekblad, waarvoor op 28 januari 1782 voor het eerst wordt geadverteerd (Leydse Courant). De afleveringen zijn niet gedateerd maar Van Wissing noemt op basis van onder meer de opgenomen brieven 28 januari 1782 als verschijningsdatum van nr. 1. De voorlaatste aflevering verschijnt op 14 juni 1783 (nr. 81) en de laatste aflevering medio 1784 (nr. 82).
Het oponthoud wordt veroorzaakt door de detentie van de schrijver van het blad, die op 14 juni 1784 op vrije voeten wordt gesteld.
Nr. 81 is de opmaat naar het einde van de Post naar. Het blad hekelt hierin de houding van de Goudse magistraat jegens de Rotterdamse orangistische boekverkoper Richard Bennet. De aflevering wordt in Leiden op 24 juni 1783 verboden omdat het blad zich zou toeleggen op het uitstrooien van ‘het zaad van onëenigheid en tweedragt onder de goede In- en Opgeseetenen’. Het geeft valse informatie en ruit het volk op tegen de wettige regering.
Uiteraard wordt er ook in Gouda een verschijningsverbod tegen het blad uitgevaardigd, net als in Den Haag. In Rotterdam was de Post naar al vanaf nr. 75 verboden (Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant 26 mei 1783). In Den Haag worden de toenmalige uitgever en drukker gevangen genomen en na betaling van ƒ 3000 in vrijheid gesteld. In het Advertissement aan het publiek door de schryvers van den Post naar den Neder-Rhijn (1783) ontkennen de schrijvers voortvluchtig te zijn.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen 8 pagina’s in octavo. Het titelblok meldt slechts titel en volgnummer. 
Het register en de titelplaat, aangekondigd in nr. 62, zijn nooit verschenen.

Boekhistorische gegevens
Tijdgenoten tasten in het duister waar het gaat om de identiteit van de drukker en uitgever van de Post naar. In de genoemde advertentie in de Leydse Courant staat een groot aantal verkoopadressen genoemd, maar een aantal van hen zal zich groen en geel hebben geërgerd bij het zien van hun naam als verkoper van een orangistisch blad. 
Van Wissing (2008) vermoedt op grond van uitspraken van tijdgenoten dat Johannes François Jacobs d’Agé uit Den Haag de werkelijke uitgever van het blad was. Toch wordt diens naam niet in de colofons vermeld.
Dat is wel het geval met zijn 29-jarige plaatsgenoot Thomas van Os, die vanaf nr. 21 als enige in de colofons staat vermeld en er ook publiekelijk voor adverteert. Hij biedt bovendien in de Leydse Courant van 28 mei 1783 een herdruk van de uitverkochte nummers te koop aan (waaronder nr. 67). De drukker van het blad is Johannes de Groot (nrs. 21-50) en na hem de 71-jarige Johannes Rogatsnik (nrs. 51-80).
Nr. 82 is bij Jan Hendriksen uit Rotterdam verschenen.
Prijs per aflevering: 1½ stuiver.

Medewerkers
De hoofdredacteur van de Post naar de Neder-Rhijn is de broodschrijver Philippus VERBRUGGE (1750-1806), voormalig predikant in het Noord-Hollandse Koedijk en ten tijde van de Post naar woonachtig op de Oude Langedijk te Delft. 
De Drentse drost Sigismund Pieter Alexander van Heiden Reinestein had hem ingehuurd om een periodiek ten gunste van Oranje te redigeren. Aanvankelijk krijgt Verbrugge hiervoor ƒ 14 per week, maar nadat hij met een staking had gedreigd ontvangt hij voor het redactiewerk van de Post naar vanaf 6 december 1782 een jaarlijks pensioen van ƒ 900.
Een enkele keer heeft Verbrugge van de Drentse drost onderwerpen aangereikt gekregen, bijvoorbeeld de ‘Sint Nicolaas Vrolijkheid van 6 december 1782’. Op 13 juli 1783 wordt Verbrugge wegens zijn werk voor de Post naar in Delft gevangen genomen. Hoger beroep leidt uiteindelijk tot verbanning uit Holland. 

Van een beperkt aantal mensen is bekend dat zij bijdragen hebben geleverd.
Een van hen is Johannes OLIVIER, die Rijklof Michael van Goens had bijgestaan bij de eindredactie van de Ouderwetse Nederlandsche Patriot (1781-1782). Dit Haagse blad werd vanaf nr. 28 gedrukt door Johannes Rogatsnik en gedistribueerd door diens stadgenoot Johannes François Jacobs d’Agé: dezelfde personen die nadien ook verantwoordelijk waren voor de productie van de Post naar. Olivier heeft, aldus Van Wissing, aan dit blad bijgedragen met een enkele ingezonden brief, wat oorspronkelijk werk en een paar vertalingen. Olivier speelde allerlei informatie over Verbrugge door aan Van Goens.
Mogelijk heeft ook de Rotterdamse predikant Dingeman Wouter SMITS (1747-1806) bijdragen geleverd aan de Post naar. Een andere naam die door tijdgenoten met de Post naar in verband wordt gebracht, is ene Hoeting, achter wie Van Wissing (2008) Theodorus HOETING vermoedt, schrijver bij de Admiraliteit op de Maze en lid van de burgersociëteit in Overschie. Van Vliet (2005) noemt bovendien de Leidse boekverkoper en publicist Elie LUZAC (1721-1796) als iemand die wellicht enkele bijdragen heeft geleverd; hij werd er door tijdgenoten in ieder geval van verdacht.

Inhoud
Het orangistische blad is, aldus Verbrugge, bedoeld om op een neutrale manier over oorlog en vrede te schrijven. Hij verwijst daarbij naar de Vierde Engelse Zeeoorlog en de kwalijke rol die Amsterdam daarbij voert door met Frankrijk in zee te gaan. Een groot aantal afleveringen is gewijd aan dit landverraad en de beoogde vrede met Engeland. 
In de patriotse Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant van 27 februari 1782 betoogt de uitgever van de Post naar dat zijn blad ook is bedoeld om de foute boodschap van de patriotse Post van den Neder-Rhijn te weerleggen. Door de schrijver(s) van de Post van in een kwaad daglicht te stellen probeert de Post naar hen te framen als ‘turbateurs van de Gemeene rust’. Uiteraard tracht Verbrugge hiermee de buitenlandse politiek van het stadhouderlijk kamp en de reputatie van Oranje en de hertog van Brunswijk in een gunstig daglicht te stellen.
Andere thema’s in dit verband: erkenning van de onafhankelijkheid van Amerika, naäperij van de Fransen (ook in de mode), hun valse karakter, vrijkorpsen. Sommige afleveringen zijn redelijk geslaagde pogingen om de lezer te trakteren op satire. Zo worden er parodieën gegeven op het literair patriotse dichtwerk van Jacobus Bellamy (aka Zelandus) dat eerder was verschenen in de Post van.
Het verwondert niet dat de Post naar werd gehaat door patriotten. Zo noemt de Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant van 1 april 1783 het zojuist verschenen het

PESTINENT [sic] OF OMSTANDIG VERHAAL van het geen ‘er is geschied, tot hartzeer en Verdriet, van alle de Engelsgezinde, die de POST NAAR DEN NEDER-RHIJN beminden: En hoe dat Weekblad tot eeuwige schandt, opentlyk op een Houtstapel is verbrand.

Volgens Sautijn Kluit (1876) vond die verbranding plaats in Leeuwarden in een particulier gezelschap, door een jonge maagd die daarvoor van elk van de aanwezige heden een zoen had gekregen.
De pesterijen kwamen natuurlijk ook van de kant van de mannen achter de Post naar den Neder-Rhijn. In de Leydse Courant van 29 juli 1782, waarin geadverteerd wordt voor de nrs. 29 en 30, wordt als Nota Bene gezegd:

Allen den geenen die GEHEEL EN AL BLIND en DOOV te gelyk zyn, word by dezen, ten strengste verboden deze Nummers te koopen, of te lezen, of te zien of te hooren lezen, op poene van niet meer onder de BLINDEN en DOOVEN gerekend te zullen worden. Zullende daar en tegen alle FRIESEN, benevens allen den Burgeren en Inwooneren der Steden SCHIEDAM, SCHOONHOVEN en GOES, als mede aan alle KOEK-KRAMERS, de lecture dezer Nummers volkomen vry staan […].

Schiedam voelde zich genoodzaakt daarop te reageren met een lange ingezonden brief, afgedrukt in de Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant van 9 augustus 1782.

Relatie tot andere periodieken
De Post naar den Neder-Rhijn is de orangistische tegenhanger van de patriotse Post van den Neder-Rhijn (1781-1787) van Pieter ’t Hoen. ’t Hoen reageerde echter nauwelijks op de Post naar, waaraan Verbrugge zich enorm moet hebben geërgerd. Hij spreekt dan ook van het pedante gedrag van ’t Hoen, die de ‘klem der waarheid’ ontduikt. 
Verbrugge en zijn Post naar den Neder-Rhijn kregen veel kritiek te verduren, onder andere door Cees Vermijnen in nr. 10 van zijn Nouveau Lanterne Magique (1783) en Klaas Hoefnagel en zijn Nouveaux Lanterne Magique (1782-1783) en Vrolyke Walon met de rarekiek-kas (1782).
Opvolger is Hardloper van Staat (1784), eveneens van Verbrugge.

Exemplaren
¶ STCN 242673430 
¶ Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG): nr. 81 (13 juni 1783)
¶ Nijmegen, privécollectie
¶ Full text nr. 17 

Bronnen
¶ De advocaat, voor Johannes Rogatsnik, en Thomas van Os, boekdrukker en boekverkoopers in ’s Hage; die ieder in een boete van 3000 guldens gecondemneerd zyn; behalven nog daar en booven sluiting hunner winkels, en beroving hunner kostwinning, zo voor hun als voor hunne knegts (z.p., [1783])
¶ Het pertinent of omstandig verhaal van het geen ‘er is geschied, tot hartzeer en verdriet van alle de Engelschgezinden, die de Post naar den Neder-Rhyn beminden: en hoe dat weekblad tot eeuwige schand, opentlyk op een houtstapel is verbrand (z.p. [1783])
¶ Advertissement aan het publiek door de schryvers van den Post naar den Neder-Rhyn (Rotterdam [1784]) 
Copiën van echte stukken, betrekkelyk zekere onderhandeling tusschen Willem den Vyfden, Prins van Oranje en Philippus Verbrugge […] (z.p. 1787) 
¶ Gemeenzame briev van Philippus Verbrugge, schrijver van […] de Post naar den Neder-Rhijn […] houdende een […] verhaal van de drukkende bezwaren, die hij […] in zijne detentie, heeft moeten ondergaan (z.p. 1784)

Literatuur
¶ Pieter van Wissing, ‘De Post naar den Neder-Rhijn: een ‘mission impossible’?’, in: Pieter van Wissing (red.), Stookschriften. Pers en politiek tussen 1780 en 1800 (Nijmegen 2008), p. 37-58
¶ Pieter van Wissing, In louche gezelschap: Leven en werk van de broodschrijver Philippus Verbrugge 1750-1806 (Hilversum 2018), p. 70-98
¶ Pieter van Wissing, ‘De kwaadaardige bedrijven van Philippus Verbrugge (1750-1806)’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 29 (2006), p. 147-166 
¶ Rietje van Vliet, Elie Luzac (1721-1796). Boekverkoper van deVerlichting (Nijmegen 2005), p. 396, 636
¶ Ton Jongenelen, lemma Dingeman Wouter Smits, in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme deel 3 (1988), p. 336 
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘De Post naar den Neder-Rhijn, enz.’, in: Nederlandsche Spectator 29 (1876), p. 230-233, 239-240, 247-249, 257-259.

Rietje van Vliet