Prinslyke Courant (1785)

Titelbeschrijving
Prinslyke Courant, voor Oranje, Vaderland, Vryheid, Eendragt, Vreede, Waarheid, en Recht.

Periodiciteit
Vermoedelijk is slechts één aflevering verschenen: het openingsnummer op dinsdag 21 juni 1785. Het blad, dat wekelijks op dinsdag en vrijdag zou uitkomen, werd meteen – in Den Haag en om onduidelijke redenen – verboden.

Bibliografische beschrijving
De Prinslyke Courant is in folioformaat en opgemaakt in twee kolommen, plano, met bedrukte voor- en achterkant. Een guirlande omkranst de ondertitel, maar Frederik Berkenkamp, de auteur van nr. 27 (5 juli 1785) van Louw en Krelis, zette de toon meteen bij de beschrijving van de titelprent:

Een dikbebladerde en met vyf Appeltjes van dien naam [prinseappeltjes?], voorziene tot een gebreklyk Kransje saamgekromden Tak is het openbaar merk boven deeze Courant. Dit Kransje is in Houtsnede, denklyk van een Oranjeboom. In het midden is een ydele ruimte gelaaten, om ’er in te kunnen zetten wat men wil, met gewoon gegoote Letteren, en men heeft verkoozen in hetzelve deeze uitdrukkingen te plaatsen: Voor Oranje, / Vaderland, Vryheid, / Eendragt, Vrede, / Waarheid, en / Recht.

Boekhistorische gegevens
Het eerste nummer werd gratis uitgegeven. De stoklijst vermeldt:

Dit Blad, waar van dit eerste Numer [sic] alöm Gratis te bekoomen is, zal tweemaal ter Week, te weeten Dingsdag en Vrydags, met een Numer [sic], voor den geringen Prys van zes duiten, vervolgd worden.

Het werd verkocht ‘te Amsterdam by van der Vaart, Arend, M. Uurling’ en nog 45 andere wederverkopers. De Prinslyke Courant verscheen volgens het eerder genoemde weekblad Louw en Krelis bij de Amsterdamse uitgever Willem Coertse, die evenwel niet in de stoklijst voorkomt.
De redacteur geeft aan dat hij advertenties en aankondigingen wil opnemen, maar ze moeten wel ‘behoorlyk onderteekend’ zijn.

Medewerkers
Dat Philippus VERBRUGGE (1750-1806) de schrijver was van de Prinslyke Courant, vermoedde Berkenkamp in de genoemde aflevering van Louw en Krelis. Ook Diewertje en Grietje, nr. 25 (23 juni 1785), zinspeelde erop.
Verbrugge werd na zijn studie theologie te Leiden in 1778 als predikant beroepen in het Noord-Hollandse Koedijk. Daar kreeg hij al snel ruzie met zijn diakenen over de herplaatsing van een lichamelijk gehandicapte weesjongen in een rooms-katholiek gezin. Het was één conflict uit vele, die ten slotte tot zijn schorsing en ontzetting uit zijn ambt zouden leiden. Hij is slechts twee jaar predikant geweest. Daarna solliciteerde Verbrugge onder meer naar een gouverneursplaats, maar vond geen ouders die opvoeding en onderwijs van hun kinderen aan hem wilden toevertrouwen.
Na verschillende pamfletten en andere publicaties (sommige onder pseudoniem) te hebben gepubliceerd begon Verbrugge in 1782 zijn meest succesvolle onderneming: De Post naar de Neder-Rhyn. Na een jaar kreeg dat blad een verder verschijningsverbod opgelegd en belandde Verbrugge in de gevangenis. Toen hij in juli 1784 het slotnummer van De Post uitgaf, verscheen nog dezelfde maand het eerste nummer van De Hardloper van Staat. Zijn ambitieuze Prinslyke Courant, die Verbrugge na De Hardloper uitgaf, smoorde in de kiem.
Verbrugge heeft gedurende zijn leven periodieken geschreven, eenmansacties, die hem meestal een celstraf, een boete of een verspreidingsverbod opleverden.

Inhoud
Het mag dan bij één nummer gebleven zijn, de Prinslyke Courant opende wel met een originele monoloog:

Klingelingelingeling ……. Dat is affreus, dat is onbeschaafd bellen! — Wie of dat zyn mag? — Laat zien: — Het schynt een Boekverkopers Jongen te zyn: — Die assurante Bobbekop moet wel iets byzonders my te brengen hebben, dat hy zo buitengewoon hard aan de Schel trekt — en is het anders, dan kan hy ook verzeekerd weezen, dat de hartelykste soufflet, die ik ooit heb uitgedeeld, tegelyk zyn loon, en morgen groet zal zyn………

Het is voorstelbaar dat het eerste (gratis) nummer van bladen als de Prinslyke Courant op deze manier, via de jongste bedienden van de wederverkopende boekhandelaren, aan de man werden gebracht.
Redacteur Verbrugge berichtte vervolgens vooral over zijn ‘Plan en de Inrigting van dit Tydschrift’. Na allerlei in omloop zijnde patriotse bladen was het nu hoog tijd voor een oranje blad, een dagblad, zoals hij het noemde. Uitgebreid ging hij in op de vraag waarom hij voor een courant in plaats van een tijdschrift koos (periodiciteit).
De Prinslyke Courant werd echter geen krant met zeetijdingen en advertenties, omdat hij de courantier in de stad (Amsterdam?) niet wilde beconcurreren, want dan zou hij een octrooi moeten aanvragen. Verbrugge wilde vooral ‘tydingen, voorvallen, gebeurdenissen, vertoogen, en andere Stukken’ opnemen, waarin de liefde voor de prins, zijn doorluchtige familie of de stadhouderlijke regering doorklonk. Uiterst partijdig dus.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG): PM 1704
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: KW 1645 B 8.

Literatuur
¶ Pieter van Wissing, In louche gezelschap. Leven en werk van de broodschrijver Philippus Verbrugge (1750-1806) (Hilversum 2018)
¶ Pieter van Wissing, ‘De post naar den Neder-Rhijn: een ‘mission impossible’?’, in: idem, Stookschriften. Pers en politiek tussen 1780 en 1800 (Nijmegen 2008), p. 37-58
¶ Pieter van Wissing, Stokebrand Janus 1787. Opkomst en ondergang van een achttiende-eeuws satirisch politiek-literair weekblad (Nijmegen 2003), p. 344
¶ W.P.Sautijn Kluit, ‘De Post naar den Neder-Rhijn, enz.’ in: De Nederlandsche Spectator 29 (1876), p. 248.

Pieter van Wissing