Proeve van een Recensent (1801)

Titelbeschrijving
Nr. 1: Proeve van een Recensent voor de Negentiende Eeuw, tot Aankweeking van Waare Verlichting in Nederland.
Nr. 2: Dubbele Proeve van een Recensent voor de Negentiende Eeuw, tot Aankweeking van Waare Verlichting in Nederland.

Periodiciteit
Op 7 juli 1802 wordt in de Binnenlandsche Bataafsche Courant geadverteerd voor nr. 1 van de Proeve van een Recensent, die onder andere bevat ‘eene Voorreden, inhoudende het plan des Schryvers ter voortzetting deezes werks’. Voor nr. 2 – de Dubbele Proeve – wordt geadverteerd in de Nieuwe Haagse Nederlandse Courant van 27 november 1802.
In de ‘Naareden van den Redacteur van dit Tijdschrift’, verontschuldigt de schrijver zich over het feit dat hij de beloofde 4 ‘stukjens’ niet heeft kunnen leveren door de ‘traagheid der persse, waar van de uitgever zich in het eerste bediende’. De Proeve van een Recensent zou kennelijk eenmaal per kwartaal uitkomen. Als nr. 2 beter wordt ontvangen dan nr. 1, zo vervolgt de schrijver, zal hij het blad voortzetten onder de titel: Onpartydige Critische Recensent van nieuwe Boeken en Geschriften, benevens eenig Mengelwerk en Anticritiek.
Vermoedelijk is het blad al bij nr. 2 een stille dood gestorven.

Bibliografische beschrijving
Groot octavo. De paginanummering loopt door, maar is verdeeld over de rubrieken Recensies en Mengelwerk: VIII (Voorbericht) + 1-64 (deel 1, Recensies) + 1-32 (deel 1, Mengelwerk) + 65-132 (deel 2, Recensies) + 33-68 (deel 2, Mengelwerk) + II (Naareden) pagina’s.
Op het omslag van nr. 1 staat als spreuk ‘Op de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden: maar op den rug des verstandeloozen de roede (Spreuken X,13)’. Aan de versozijde van het omslag staat een overzicht van de publicaties die in deze aflevering worden besproken, en de inhoud van de rubriek Mengelwerk.
Het omslag van nr. 2 is niet bewaard gebleven. De titelpagina heeft als motto: ‘Nil melius vero, nil dulcius, esse videtur’.

Boekhistorische gegevens
Impressum: Te Delft bij M. Roelofswaart’.
Prijs per aflevering: 12 stuivers.

Medewerkers
Gerbrand BRUINING (1764-1833) was een vrijzinnig predikant van de Remonstrantse Broederschap in diverse gemeenten in Zuid-Holland. Hij bezat een vlotte pen, verkeerde in de kringen van Jan Konijnenburg en Pauls van Hemert. Hij was, aldus Vuyk (1995), gegrepen door de radicale theologie en de bijbelkritiek, en polemiseerde naar hartenlust met rechtzinnigen en atheïsten.

Inhoud
Bruining wil kritische recensies bieden, want alleen daarmee is de lezer geholpen. Maar ook zal de Proeve van een Recensent plaats bieden aan ‘nadere ophelderingen van schrijvers, die somwijlen gegronde reden zouden kunnen hebben, om zich over onze recensien, of die van anderen, min of meer te beklagen’. Er was dus plaats voor antikritiek, een begrip dat Bruining graag terug zag komen in de opvolger van de Proeve.
In de bespreking van de Nederlandse vertaling van Die vornehmsten Wahrheiten der natürlichen Religion und der Sittenlehre nach Grundsätzen der reinen Vernunft (1798), geschreven door Ludwig Emanuel Snell, wordt begrijpelijkerwijs veel aan Immanuel Kant gerefereerd. Niettemin eindigt Bruining zijn bespreking met de woorden: ‘Even wel zagen wij het stelzel van Kant voor ongeletterden gaarne nog wat beter ontwikkeld’ (Recensies, p. 74).
Het Mengelwerk van deel 1 bevat vertogen over ‘Het prophetische boek van Joël’, de uitvinding van de ‘twaalf tekenen van den Zodiak’, de wenselijkheid van een algemeen armenbestuur en over de rumfordse soepkokerijen in Nederland. Ook in deel 2 is het Mengelwerk gevarieerd en opnieuw heeft een aantal vertogen een maatschappelijk karakter. Ze gaan over de gedaanteverandering van de opgewekte Jezus, afschaffing van de slavernij (ondertekend met The Anthropophilus; vermoedelijk vertaald), vaccineren/koepokinenting, ‘Voltaires doodsangsten in het rechte daglicht’, en Boheemse ‘sansculottes’ uit de vijftiende eeuw.

Relatie tot andere periodieken
Bruining beschouwt zijn Proeve van een Recensent als opvolger van de Recensent (1787-1793), maar mislukte hierin. Het kantiaanse tijdschrift Recensent, ook der Recensenten (1806-1850), eveneens een opvolger van de Recensent, slaagde wel.
De door Bruining beoogde Onpartijdige Critische Recensent van Nieuwe Boeken en Geschriften, benevens eenig Mengelwerk en Anticritiek is nooit verschenen.

Literatuur
¶ Kees Boschma, ‘Een “Fries om utens”. De “vaderlandsliefde” van Gerbrand Bruining’, in: Nieuw Letterkundig Magazijn 28 (2010), p. 38-42
¶ Viktoria Franke, Een gedeelde wereld? Duitse theologie en filosofie in het verlichte debat in Nederlandse recensietijdschriften, 1774-1837 (Amsterdam/Utrecht 2009), p. 37-39
¶ Simon Vuyk, De verdraagzame gemeente van vrije christenen. Remonstranten op de bres voor de Bataafse Republiek (Amsterdam 1995), p. 389-391.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 460 B 4
¶ Full text nr. 1 en nr. 2

Rietje van Vliet