Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart (1784-1785)

Titelbeschrijving
Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart.

Periodiciteit
Er zijn 2 afleveringen (‘stukjes’) verschenen, beide met 1784 in het impressum. Nr. 1 verscheen zomer 1784 (advertentie Middelburgsche Courant 23 september 1784), nr. 2 in januari 1785 (advertentie Zuid-Hollandsche Courant 29 januari 1785).
Een vaste frequentie wordt niet beoogd, zo melden de schrijvers in het bericht ‘Aan Lezers en Lezeressen’. Wel realiseren zij zich dat daardoor ‘het tegenwoordig geschrift den middenstand bekleedt van periodieke, en niet periodieke werkjes’.
Op de versozijde van de titelpagina van nr. 2 worden meer nrs. in het vooruitzicht gesteld: drie of vier afleveringen zullen samengevoegd worden tot één deel. Hiervan is het door het overlijden van een van de belangrijkste auteurs niet meer gekomen.

Bibliografische beschrijving
In groot octavo.
De paginering van de nrs. 1 en 2 is doorlopend: 194 pagina’s in totaal.

Boekhistorische gegevens
Impressum: ‘Te Utrecht, Bij J.M. van Vloten’.
Prijs per aflevering (gedrukt op postpapier): 18 stuivers.
In 1790 verscheen bij de Dordtse boekverkopers De Leeuw en Krap een tweede druk van de Proeven. Zij hadden in 1786 de resterende exemplaren en het kopijrecht overgenomen van Jan Martinus van Vloten. De schrijvers van de Nieuwe Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart (1794) hadden kritiek op deze herdruk – die volgens Van Doorninck (1870) vermoedelijk met medewerking van de Dordtse predikant Gerardus Kuypers tot stand was gekomen – omdat de Dordtenaren met hun titelvignet suggereerden dat alles door Bellamy was geschreven. Ook is de uitgave vermeerderd met enkele anonieme bijdragen die Bellamy zelf nooit geplaatst zou hebben. Bovendien, zo klinkt het beledigd, de auteurs van de Proeven zijn nooit benaderd om op welke wijze dan ook aan de heruitgave bij te dragen.
In 1825 verscheen bij A.F.H. Smit in Rotterdam een derde druk, met een inleiding van Tielman Olivier Schilperoort.

Medewerkers
Blijkens de titelpagina is het tijdschrift geschreven ‘door eenige Nederlanders’. Het initiatief was uitgegaan van de patriot Willem Anthony OCKERSE (1760-1826), predikant te Baarn en vanaf 1784 in Wijk bij Duurstede. Hij had aan zijn vriend Jacobus Bellamy gevraagd de redactie van de Proeven op zich te nemen. 
De Zeeuw Jacobus BELLAMY (1757-1786) was aanvankelijk lid van het Haagse dichtgenootschap Kunstliefde Spaart Geen Vlijt, dat hij wegens de ambachtelijke, formalistische manier van dichten aldaar in ‘zijn’ Poëtische Spectator (1784-1786) fel bekritiseerde. Hij was inmiddels overgestapt naar het Utrechtse Dulces Ante Omnia Musae (vert. Boven alles, de zoete Muzen), waar ook Ockerse lid van was.
Bellamy behoorde tot de Utrechtse democratische patriotten en publiceerde onder andere in de Post van den Neder-Rhijn (1781-1787). Hij had echter al snel genoeg van het ‘politiek gedruis’ maar vond ook geen genoegen in het predikambt. Vanaf 1785 verdiepte hij zich meer en meer in zijn letterkundige werk. Zijn opvattingen over de dichtkunst hadden zich geëvolueerd tot een sterke voorkeur voor het ‘natuurlijke’. Hij overleed op 11 maart 1786.
Verder bevat het werk een bijdrage van Antoinette OCKERSE (1762-1828), zus van Willem Ockerse. Zij was in 1778 naar Utrecht verhuisd, wellicht om voor haar studerende broer te zorgen. Via hem kwam zij in aanraking met de kring van ‘genialische vrienden’ binnen Dulces Ante Omnia Musae, onder wie naast Ockerse en Bellamy: Sebald Fulco Johannes Rau, Jan Hinlóopen, Adrianus Uythooven en haar latere echtgenoot Joannes Petrus Kleyn.
De orangist Sebald Fulco Johannes RAU (1765-1807) was een talenwonder en letterkundig begaafd. Hij was predikant in de Waalse kerk te Leiden. Zijn ridderromance ‘Ewald en Elize’ verscheen in nr. 2 en was een tegenhanger van Bellamy’s Roosje. Verder is bekend dat Bellamy’s studievriend Adriaan UYTTENHOOVEN (1759-1839) – net als Bellamy opgeleid tot predikant – een bijdrage leverde. Dit laatste wordt echter betwijfeld door Van Doorninck (1870).
Nr. 1 bevat 11 bijdragen en het voorbericht van Ockerse, 1 vers van Antoinette Ockerse en 7 bijdragen van Bellamy. Nr. 2 bevat 2 bijdragen van Rau, 1 van Uyttenhooven, 1 van Ockerse en 9 van Bellamy. Een exacte opgave van de bijdragen die Bellamy aan de Proeven heeft geleverd, is te vinden in de Nieuwe Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart (1794) (p. IV en V). Ook Van Doorninck (1870) geeft een overzicht.

Inhoud
Literair tijdschrift. In het voorwoord ‘Aan Lezers en Lezeressen’ geven de schrijvers een beschrijving van de beoogde inhoud: een verzameling bijdragen

betreklijk tot eenen goeden smaak, gezond verstand, en edele gevoelens; waarvan de verscheidenheid zich uitstrekt tot allerleie vakken van studie en genie; bij voorbeeld, Wijsgeerte, Mensch- en Staatkunde, Zedenleer, Satyre en Dichtkunde – en waarvan men hoopt, dat de oorspronglijkheid eenigen goeden reuk verspreiden moge!

Originaliteit is dan ook een belangrijk plaatsingscriterium. Kloek (2001) beschrijft hoe de ‘genialische vrienden’ spraken over een nieuw dichtgenre dat Europa veroverde maar in Nederland nog niet werd beoefend: de romance. Zij wilden de primeur hebben met ‘Ewald en Elize’ van Rau en ‘Roosje’ van Bellamy. Ze werden echter afgetroefd door Rhijnvis Feith, die in zijn Brieven over verscheide onderwerpen (1784-1793) de romance ook al tot onderwerp had gekozen.

Relatie tot andere periodieken
Aanvankelijk verscheen gelijktijdig met de Proeven het tijdschrift de Poëtische Spectator (1784-1785), waar Bellamy eveneens nauw bij betrokken was en waarin dezelfde esthetische opvattingen werden gedebiteerd. Nr. 1 van de Proeven kreeg van Hieronymus van Alphen een kritische bespreking in de Poëtische Spectator.
Opvolger van de Proeven is de Nieuwe Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart (1794). Nr. 1 van dit blad wordt gepresenteerd als nr. 3 van de Proeven die in 1784 en 1786 verschenen. Het ‘Nieuwe’ in de titel heeft te maken met de herdruk van de Proeven uit 1790, waar de auteurs zich duidelijk van distantieerden.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: O 61-8244 (nr. 2)
¶ Utrecht, Universiteitsbibliotheek: Moltzer 1 D 6:1
¶ Full text nr. 1 en nr. 2 
¶ Full text 2e druk 1790 en 3e druk 1825 

Literatuur
¶ Gert-Jan Johannes en Inger Leemans, Worm en donder. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: de Republiek (Amsterdam 20172), p. 202-204 
¶ Joost Kloek, ‘De titaantjes van Tachtig. De Poëtische Spectator van Jacobus Bellamy en de zijnen (1784-1786)’, in: Tijdschrift voor Tijdschriftstudies nr. 10 (2001), p. 11-2
¶ Johanna A. Nijland, Leven en werken van Jacobus Bellamy (1757-1786), deel 2 (Leiden 1917) 
¶ J.I. van Doorninck, Bibliotheek van Nederlandsche anonymen en pseudonymen (Den Haag 1870), k. 382-383

Rietje van Vliet