Prometheus (1796)

Titelbeschrijving
Prometheus.

Periodiciteit
Er is vermoedelijk slechts één aflevering verschenen, in 1796. Hiervoor werd geadverteerd in de Oprechte Haarlemse Courant van 16 juli 1796. De teksten lagen echter al drie jaar gereed: ‘Verscheidene beletselen, en vooräl de hachlijke toestand des Vaderlands, gedrukt door dwinglandij en smachtende naar vrijheid, hebben de uitgaave vertraagd’ (p. IV). In de inleiding wordt expliciet gerefereerd aan het voornemen om met nieuwe afleveringen uit te komen.

Bibliografische beschrijving
Het voorwerk (VI pagina’s) bevat de french title en een voorwoord. Daarnaast is er een titelpagina op stevig papier en een inhoudsopgave voor de 14 bijdragen. De tekst zelf is gepagineerd 1-198 (in octavo), gevolgd door een pagina met verbeteringen van zetfouten. Enkele bijdragen beginnen met een kleine titelgravure, het volgnummer en de titel. Ze zijn van zeer uiteenlopende lengtes en kunnen ook dichtstukken zijn.
De titelpagina wordt gedomineerd door een gravure (J. Bulthuis del.) waarop is afgebeeld de figuur van Prometheus die met zijn fakkel het vuur steelt van de zon (om het daarna aan de mens te schenken). In de zon staat de naam van periodiek en auteur vermeld, onderaan de bladzijde prijkt de naam van de uitgever.

Boekhistorische gegevens
De titelpagina meldt: ‘Te Amsterdam, bij Wessing & Van der Heij, 1796’. Saakes vermeldt in zijn Naamlijst van juni 1796 de verkoopprijs: ƒ 1:16 (p. 258).

Medewerkers
Blijkens de titelpagina is het blad samengesteld door de Amsterdamse edelsmid Wabe KAMP (1758-1828), buitengewoon lid van Kunstliefde Spaart Geen Vlijt. Hij noemt zichzelf de ‘Verzamelaar’.
Kamp was autodidact, had een enorme bibliotheek en was zelfs een tijd boekhandelaar. Toen dit tot een financieel debacle had geleid, aldus het NNBW, verschafte Johannes van der Hey hem enige letterkundige opdrachten, waaronder voor de Recensent, ook der Recensenten en Prometheus.
In het voorwoord roept Kamp zijn lezers op hem met eigen bijdragen te willen ondersteunen.

Inhoud
De auteur schrijft in het voorwoord dat hij met zijn Prometheus voornamelijk beoogt ‘de bevoordering der fraaije letteren in ons Vaderland’. Hij wil het nuttige met het aangename verenigen, waarbij men hier ook ‘reukwerk [zal] vinden, geofferd op den altaar des Vaderlands’.
De opzet van deze eerste aflevering (‘dit Stukje’) is ontleend aan de Thalia (1787-1791), het literaire en filosofische tijdschrift van Friedrich Schiller. In navolging van de voorloper hiervan, Schillers Rheinische Thalia (1785-1786), wilde Kamp zijn blad De Bataafsche Thalia noemen, maar is daar uiteindelijk van teruggekomen.
De bijdragen zijn nu eens oorspronkelijk, dan weer vertaald uit het Frans of het Duits. Zo is ‘Het waar geluk’ een vertaling van ‘Système du vrai Bonheur’ van Samuel Formey in diens Mélanges philosophiques (deel 2, 1754), en ‘De edelman en de mandemaaker’ een vertaling van een werk van Barthélemy Imbert. Verder is ‘Sophronimus’ een vrije vertaling in hexameters van de roman Sophronime (1784) van Jean-Pierre Claris de Florian. Uit Schillers Neueste Thalia (1792-1793) zijn vertaald ‘Ogier van Denemarken in eenige tooneelen’, ‘Reistogt op den Vesuvius’, ‘Reize naar de IJsvalei van Montanverd en naar de bron van den Arveiron’ en ‘De koningin der liefde en de zwarte zusters’. De oorsprong van ‘De dame en het viswijf’, eveneens vertaald uit het Duits, is ook voor de auteur onbekend. In het voorwoord zegt de auteur in volgende afleveringen ‘ook navolgingen van de schoonste en belangrijkste stukken der oudheid, zo wel als van die der hedendaagsche natiën te leveren’.
Het blad wordt gunstig besproken in de Algemeene Vaderlandsche Letter-Oeffeningen 1796, p. 516-518.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 3120 F 3
Full text

Rietje van Vliet