Reizende Haagsche Advocaat (1774)

Titelbeschrijving
De Reizende Haagsche Advocaat. Verhandelende Al het geen wat Hy in zyn reizen Hoort en Ziet, van Deeze en Geene Passagiers, zo in de Trekschuiten, Veerscheepen, als Postwaagens, Herrebergen, Logementen, en Coffyhuizen: waar hy zich bevind. Alle op één Onbedwonge Manier, in één Vermakelyke Trand, met zyne Natuurlyke Verwe Afgeschildert. Compleet in Dertig Spectatoriale Vertoogen.

Periodiciteit
Het weekblad verscheen iedere maandag, van 10 januari t/m 1 augustus 1774 (30 nrs.).
Het werd volgens het archief van het Haagse boekdrukkersgilde op 23 juli 1774 in Den Haag verboden. Jongenelen (2014) vermoedt dat dit gebeurde naar aanleiding van een klacht van Maria Huisman, maîtresse van Carel Molster, de jonge echtgenoot van actrice Hendrina Margaretha van Thil.
Van de klacht en het verbod laat de schrijver echter niets merken in zijn PS aan het einde van nr. 30:

Zie daar Leezers, hebt gy het einde van het 30ste en laatsten Vertoog van de Ryzende Haagsche Advocaat, alzo wy goed gevonden hebben met het 30ste in plaats dat men het anders met het 52ste Vertoog doet te sluiten, hoopende dat de Leezer zo veel smaak in onze Werken gevonden heeft, dat wy op Maandag den 25. Augustus wederom op hun gunst kunnen hoopen, wanneer wy voorneemens zyn een ander Vertoog uit te geeven, onder een Vremde Tytel, van een andere Smaak, terwyl wy inmiddels de Eer hebben om al onze begunstigers dank te zeggen, voor de Genegentheid aan ons betoond.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen 8 pagina’s in octavo (totaal: 240 pagina’s). In het titelblok staan de titel, het volgnummer en de verschijningsdatum vermeld. 
Het niet gepagineerde voorwerk bestaat uit: de titelpagina, de ‘Opdragt Aan myn Oude en Goede Boezemvriend de wel edele heer Struubergen’ (2 p.) en een register met inhoudsbeschrijvingen per aflevering (12 p.).

Boekhistorische gegevens
Volgens Jongenelen (2014) is het blad uitgegeven door Arend Bakker, boekverkoper te Amsterdam. Op de titelpagina staan de volgende verkoopadressen vermeld:

te Alkmaar by de Wed. Maag en Zoon, Amsterdam by H. Selleger, A. Bakker, G. Bom, M. de Bruin en F.H. Demter, Arnhem Moeleman, Delft E. vander Smout, Dort Blusse en zoon; Groningen L. Huizing, Haarlem Tydgaat, Hoorn Tyalingius [sic], ’s Hertogenbos Pallier, Leiden de Wed. A. Honkoop, Middelburg Abrahams en van de Graaf, Rotterdam de Wed. Vis, Dirk Vis en Bothall, Schiedam Schmidt, Utrecht A. Stubbe, S. de Waal, Zwol S. Clement, en alom by de meeste Boekverkopers.

In deze lijst treden later enkele wijzigingen op.
Prijs per aflevering: 1½ stuiver. Prijs voor de gehele bundel, inclusief het voorwerk: ƒ 2:8:-.
Voor dit tijdschrift is een gratis prospectus verschenen, waarvoor in de Oprechte Haerlemsche Courant van 6 januari 1774 wordt geadverteerd. 
Nr. 28 was nauwelijks verkrijgbaar doordat handlangers van zwendelaar Strubergen, die in de Reizende Haagsche Advocaat aan de kaak wordt gesteld, de voorraad zouden hebben opgekocht. Dit althans meldt de auteur in nr. 29 (25 juli 1774).

Het lijkt er sterk op dat het debiet van de Reizende Haagsche Advocaat tegenviel en dat de uitgever vermoedelijk om die reden de voorraad snel van de hand deed. Op 1 september 1774 kondigt de Amsterdamse boekverkoper Harmanus Selleger in de Oprechte Haerlemsche Courant namelijk aan dat hij eigenaar is geworden van enkele volledige exemplaren van de Reizende Haagsche Advocaat (incl. voorwerk). Hij biedt de bundel en de afzonderlijke afleveringen te koop aan voor de hierboven genoemde prijzen. Voor de titelpagina plus opdracht moeten 3 stuivers worden neergeteld. Vermoedelijk is het eveneens Selleger die een jaar later, in de Haarlemse Courant van 18 april 1775, zijn voorraad van 76 volledige exemplaren te koop aanbiedt voor 24 stuivers (in plaats van 48 stuivers). De actie heeft weinig effect gesorteerd, want in de Leydse Courant van 13 oktober 1775 biedt (vermoedelijk weer) Selleger exemplaren aan, voor dezelfde verlaagde prijs van ƒ 1:4 (in plaats van ƒ 2:8). Voor een vergelijkbare voordeelactie wordt geadverteerd in de Oprechte Haarlemsche Courant van 25 februari 1777.

Medewerkers
Op de titelpagina van de gebundelde afleveringen staan de initialen van Nicolaas Hoefnagel vermeld. Deze broodschrijver – voluit Nicolaas François HOEFNAGEL (1735-1784) – is afkomstig uit Monnickendam, maar was in de jaren zeventig en tachtig woonachtig in Amsterdam. Hij staat bekend als kenner van de zelfkant van het leven en heeft verschillende schimp- en lasterbladen op zijn naam staan. Vanaf 1779 zou hij zich voornamelijk gaan toeleggen op politieke pamfletten, waarin zijn satirische schrijfstijl overigens nog altijd herkenbaar is.

Inhoud
Kenmerkend voor de satirische tijdschriften van Hoefnagel zijn de cryptische toespelingen op gebeurtenissen waarin zijn slachtoffers een rol spelen. De afleveringen bestaan uit verhalen, anekdotes en schandaaltjes over tijdgenoten, die zelfs voor zijn lezers vermoedelijk niet altijd herkenbaar waren.
De fictionele context van al deze verhalen in de Reizende Haagsche Advocaat is die van een advocaat die door Holland en Utrecht reist en onderweg – in herbergen, koffiehuizen en trekschuiten – allerlei oplichters, lichtmissen en dronkelappen ontmoet. Gesprekken gaan meer dan eens over morsige joden, ‘Crolzieke Vrouwtjes’, ‘Springzieke Heertjes’, saletjonkers, hoeren, koppelaarsters, onzin verkopende kwakzalvers, zielenverkopers en studenten en andere ‘Jonge Heertjes’.

De nrs. 6-8, 15, 23 en 29 zijn geheel of deels gewijd aan de ‘Hooft-patroon der Swendelaars’, J.F. Strubergen, met wie Hoefnagel in een Amsterdamse herberg tot een hardhandig en luidruchtig treffen komt. Deze Strubberg (?) was uit Duitsland afkomstig, getuige Hoefnagels opmerking over diens ‘Moffen Knoest’ (p. 43). De opdracht aan deze zwendelaar, opgenomen in het voorwerk en verschenen na afloop van de Reizende Haagsche Advocaat, laat zien hoe zeer Hoefnagel op deze Strubergen gebrand was. Zie ook:
¶ [Nicolaas Hoefnagel, Brief van Nicolaas Hoefnagel, aan zyn van ouds bekende dog nu geëcclipseerde boezemvriend; de WelEd. heer ******* Struubergen. Waar in op een vrolyke trant beweezen word, dat zyn weled. met alle recht de naam van commercie raad toe komt, beneevens een beschryving van zyn WelEd. raads vergaadering, en de geweezene tegenswoordige en toekoomenden leeden dier swindel raad. Verders het aanbod van vreeden of uitdaaging tot een kamp gevegt, door Hoefnagel aan Struubergen [1774].
¶ [Nicolaas Hoefnagel], Antwoord op de brief van den zogenaamde commercie-raad J.F. Strubergen, geschreeven door eene dame, die men noemen zal; H: Ed: Geb: Vr: één der voornaamste zwendelaresche deezes tyds: vervattende de redenen van haar H: Ed: Geb. vlugt uit één der eerste Steeden van haar vaderland, waar in ten klaarste ontmaskerd worden de intrigues der swendelaaren [1774].
¶ Brief van den zogenaamde commercie raad J.F. Strubergen, vervattende de reden, waarom en op welke wyze zyn exelentie in de gevangenis gestelt is, benevens eenige critike complimenten aan zyn goede vrienden en spitsbroeders, zoo in de Nederlanden als ook in het Kleefsche en Bergsche, benevens eenige berigten van zyn laatst gehoudene gedrag en dat van zyne mede complisen, en eindelyk zyn weder ontkoming en vlugt uit de gevangenis, met zekere bevallige jonge juffer (Nijmegen, z.j.). – ex. Newberry Library Chicago; advertentie Haarlemse Courant 15 oktober 1776.

Relatie tot andere periodieken
Jongenelen (2014) meldt dat Hoefnagel zijn Nederlandsche Overweeger (1771-1772), uitgegeven bij Demter in Amsterdam, beëindigde nadat hij had gemerkt dat Willem Ockers een lastercampagne tegen hem was begonnen. Ockers was een andere fondsauteur van Demter; deze had Hoefnagel duidelijk niet tegen Ockers in bescherming genomen. De vertrouwensbreuk was definitief. Hoefnagel stapte daarna over naar de concurrent Arend Bakker, bij wie de Reizende Haagsche Advocaat verscheen.
Hanou (1973) noemt de Nuttige en Vrolyke Zeedemeester(1774) als mogelijke opvolger van de Advocaat. Zelf schrijft Hoefnagel in het register van de Advocaat: ‘Perslot beloofd de Ryzende Advocaat binne kort een ander vertoog, onder een andere titel, mitsgaders Vier Maal in een Jaar een Galante Ryziger’. Over deze uitgave is niets bekend.
In de nrs. 14, 27 en 28 van de Reizende Haagsche Advocaat heeft Hoefnagel zijn pijlen gericht op de Ryswyksche Vrouwendaagsche Na-Courant (1774). Zelf ligt hij met zijn Advocaat onder vuur in nr. 1 van Den Opmerkenden Jongeling (1775).

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 28 K 17
¶ Full text nrs. 1-27

Literatuur
¶ Ton Jongenelen, ‘De papieren schandpaal. De laster- en schimpbladen (1770-1774) van Nicolaas Hoefnagel’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 37 (2014), p. 188-201
¶ André Hanou, ‘Bibliografie Nicolaas Hoefnagel (1735-1784) – I’, in: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw nr. 18 (1973), p. 21-31, aldaar p. 25, 29 (noot 34)
¶ André Hanou, ‘Bibliografie Nicolaas Hoefnagel (1735-1784) – II’, in: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw nr. 21 (1973), p. 15-26, aldaar p. 23 (noot 95), 24
¶ André Hanou, ‘Een 18e-eeuwse broodschrijver: Nicolaas François Hoefnagel (1735-84) – I en II’, in: Spektator 2 (1972-1973), p. 61-81 en 535-547.

Rietje van Vliet