Reyzenden Momus (ca. 1720)

Titelbeschrijving
De Reyzenden Momus.

Periodiciteit
Hoe lang het periodiek heeft bestaan, wanneer en met welke frequentie het is verschenen, is onbekend. Jacob Campo Weyerman noemt de Reyzenden Momus in nr. 2 van zijn Rotterdamsche Hermes (17 september 1720), waarin hij spreekt over ‘Tuimelaars’ in de journalistiek. Het blad is er op dat moment dus al mee opgehouden.

Medewerkers
De auteur was Hermanus VAN DEN BURG (1682-1752), Amsterdamse kroegbaas en broodschrijver.

Inhoud
Weyerman beschouwt de Reyzenden Momus als een van zijn voorzaten, blijkens zijn opmerking in de tweede aflevering van zijn Rotterdamsche Hermes. Dit suggereert – overigens net als de titel – dat het een satirisch tijdschrift moet zijn geweest. Overigens was Weyerman niet rouwig om ‘het kwaad succes van zyne voorzaten’. Hij vindt het blad ‘zo dood’lyk loom en log, dat hy zelfs geen Kind der Slakken kan gerieven’. Aldus zijn opmerking in het ‘Papiere voorhangsel’, fol. 3v., voorafgaand aan deel 1 van Weyermans Amsterdamschen Hermes (1722). Zie ook zijn uitspraken over ‘het geraamte’ van de Reyzenden Momus in Weyermans Ontleeding van den Ontleeder der Gebreeken (nr. 1, 11 januari 1724).
In aflevering 25 van zijn Vrolyke Tuchtheer (5 december 1729) herinnert Weyerman zich de Reyzenden Momus als een van de critici van de Rotterdamsche Hermes. Maar de ‘stompe sleepers schryfstyl’ van Momus leidde ertoe dat

’er de groote, en de borgerlyke weerelt van afzag, waar door den autheur schielyk in dat niet zonk, waar uyt hy zo onlangs door de hulp van een ligtgeloovig boekverkooper was opgesteegen. (p. 179)

Mogelijk was de Reyzenden Momus een van de talloze ‘praatjes’ die in de vroegmoderne tijd het licht zagen. In het genoemde Voorhangsel van de Amsterdamschen Hermes spreekt Weyerman namelijk over ‘Schuitjes Momus’, waarmee hij gezien de context de Reyzenden Momus bedoeld moet hebben.

Exemplaren
Geen exemplaar bekend.

Literatuur
¶ H.M. de Blauw, ‘Bibliografie van het werk van Hermanus van den Burg gepubliceerd tussen 1700 en 1800’, in: Documentatieblad Werkgroep 18e eeuw (1976-1977) 36 (juli 1977), p. 5-35.

Rietje van Vliet