Ryswyksche Vrouwendaagse Na-Courant (1774)

Titelbeschrijving
Ryswyksche Vrouwendaagse Na-Courant.

Periodiciteit
Het blad is een reactie op de Ryswyksche Vrouwendaagsche Courant (1774), waaraan de titel van de Na-Courant is ontleend. In nr. 10 wordt verwezen naar de nrs. 1-2 van de Na-Courant, maar op grond van opmerkingen in latere nrs. van de Ryswyksche Vrouwendaagsche Courant, zouden er meer afleveringen van de Na-Courant verschenen kunnen zijn.

Medewerkers
Het blad verschijnt anoniem. Haverkorn van Rijswijk (1882), Hilman (1879) en Hartog (1872) vermoeden dat deze Na-Courant geschreven is door acteur en theaterdirecteur Marten Corver. Zij baseren zich op de speculaties van de auteur van de Ryswyksche Vrouwendaagsche Courant zelf:

zommige willen, dat dezelve [nl. de Na-Courant] niet uit een swaane Schagt is voorgekoomen, maar uit een pen uit de staart van een klyn krielhaantje, gevoerd in een groote Korf, die gesteld was op een berg en dat wel op den top, voorts gecorrigeerd door een Cassier van een groot Comtoir dat eerstdaags staat te breeken, dit alles, zou geschied zyn onder het Brommend geluid van een Bassest’. (p. 96; cursivering in origineel).

Dat iedereen in ‘Korf’ een verwijzing naar Corver ziet, is niet vreemd. Haverkorn van Rijswijk heeft ook suggesties voor twee anderen in het citaat: ‘Waarschijnlijk wordt met ‘Cassier‘ bedoeld de man die Corver’s tooneelmeester te Leiden was, J. Cassier; en is Top, voorts een zinspeling op Aegidius Topvoorts, uit Leiden in 1774 te Rotterdam aan den schouwburg gekomen’. Wie bedoeld wordt met ‘Bassest’ (bassist?) is niet bekend.
Hanou (1973) vermoedt op grond van wat Klaas Hoefnagel schrijft in de nrs. 27 en 28 van diens Reizende Haagsche Advocaat (1774), dat Hoefnagel de auteur is van de Ryswyksche Vrouwendaagse Courant, hetgeen gezien het bovenstaande vermoedelijk onjuist is.

Relatie tot andere periodieken
Deze Na-Courant is een reactie op de Ryswyksche Vrouwendaagsche Courant (1774). In nr. 10 van dit laatste blad staat over de criticaster het volgende te lezen:

Alzo zekere kwaadaardige en partydige Schryvers, onlangs een papier uytgegeven hebben, getituleert de Ryswykse Vrouwendaagse NA-COURANT N. 1 en 2; in welke hy, het niet alleen op twee speelende Acteurs sterk schynd geladen te hebben, maar zig ook durft verstouten om van dezelve Infamen Leugenen te verdigten; uyt welke redenen zylks spruyt, weet men niet; men gist, dat deesen eerst van het spelde bankje gekomene Schryver, deeze byde Heeren zomtyds mogt aanzien voor de Schryvers van de egte Ryswykse Courant; en wyl die Heere hier in geheel onschuldig zyn, en den Schryver een particulier aanschouwer is, (kunnende anders ook wel gebruyk maaken van passasiën, die in ’t geheym of tusschen de schermen voorvallen, waar van hy echter nu onkundig blyft,) zoo is dezelve Schryver bereyd, zyn wekelyks blad met zyn Naam te tekenen, indien den Schryver van die gebrekkelyke NA-COURANT, zyn Naam in zyn papier bekend maakt, dat hy met den eerstvolgende verwagt, mits versoekende niet zoo partydig of nydig te zyn. (p. 88)

Van de bekendmaking van auteursnamen is niets terecht gekomen. Ook in de nrs. 11-13 en 18-20 van de Ryswyksche Vrouwendaagsche Courant wordt een sneer uitgedeeld naar de Na-Courant.
Ook Klaas Hoefnagel had het gemunt op de Ryswyksche Vrouwendaagse Na-Courant, zo blijkt uit de nrs. 27 en 28 van zijn Reizende Haagsche Advocaat (1774).

Exemplaren
Geen exemplaar bekend.

Literatuur
¶ André Hanou, ‘Een 18e-eeuws broodschrijver: Nicolaas François Hoefnagel (1735-84) I’, in: Spektator 2 (1972-1973), p. 61-81, aldaar p. 73
¶ André Hanou, ‘Bibliografie Nicolaas Hoefnagel (1735-1784) – II’, in: Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw nr. 21 (1973), p. 15-26, aldaar p. 23 (noot 95)
¶ Hans de Groot, ‘Bibliografie van in Nederland verschenen 18de- en 19de-eeuwse toneeltijdschriften (1762-1850) en toneelalmanakken (1770-1843)’, in: Scenarium nr. 4 (1980), p. 118-146, aldaar p. 126
¶ P. Haverkorn van Rijsewijk, De oude Rotterdamsche schouwburg (Rotterdam 1882), p. 185-186 (nt. 1)
¶ Johs. Hilman, Ons tooneel. Aanteekeningen en geschiedkundige overzichten. Naamrol van plaatwerken en geschriften (Amsterdam 1879), p. 340
¶ J. Hartog, De spectatoriale geschriften van 1741-1800. Bijdrage tot de kennis van het huiselijk, maatschappelijk en kerkelijk leven onder ons volk, in de tweede helft der 18de eeuw (Utrecht 1872), p. 31-32.

Rietje van Vliet