Samenspraken der Hemellingen (1753)

Titelbeschrijving
Samenspraken der Hemellingen Aangaande hunne reyse na het Hemelsche Canaan. Als ook in volgende stukken, van Leeden in de strydende Kerk; aangaande de dingen die het Koningryke Gods aangaan.
¶ Verkorte titel afleveringen: De Samenspraken der Hemellinge Aangaande hunne reysen in dat land der ruste.

Periodiciteit
De nrs. 1 en 2 van dit maandblad verschenen in feite apart, in de maanden januari en februari 1753; zoals nog zichtbaar is in de opbouw waar op p. 49 het februarinummer begint. De nrs. 3 en 4 hebben op hun titelpagina’s: ‘Derde Stukje voor de Maand Maart 1753’ en ‘Vierde Stukje voor de Maand April 1753’.
Aan de nrs. 1 en 2 is alleen een aparte titelpagina voor de twee afleveringen samen toegevoegd, met een ‘Nader Berigt’ om de ontwikkelingen rond het verschijnen toe te lichten.
In een ander deel van het daarbij behorende voorwerk, de Voorreden, geeft de auteur aan dat hij werkelijk de bedoeling heeft ‘om alle maanden een stukje als dit is, te vervaardigen, die daar na byeen konnen gebonden worden, tot een zoo groot Boekdeel als elk zal goedvinden’:

en om geen groot werk dat te kostbaar is te gelyk uyt te geven, zo geven wy het by stukjes alle Maanden uyt, dan kan het van sommigen die de kosten ontzien, met twe of drie te samen gekogt en gelezen worden.

Wanneer het zal eindigen ‘is my onbekent’, aldus de auteur.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen, in kwarto, zijn qua eigenlijke tekst gepagineerd 1-48, 49-94, 95-140 en 141-188. De titelpagina’s zijn niet opgenomen in deze paginering. Hierbij komt nog, bij nr. 1, een ‘Voorreden tot den leezer’ en een vermoedelijk bij nr. 3 behorende, en in ieder geval na het drukken daarvan geschreven ‘Nader Berigt aan den leezer’ over de reacties op de tekst van kerkelijke zijde.
In het exemplaar van de bijeengebonden nummers vindt men verder tussen nr. 2 en 3 een losse ‘Voorreden aan den leezer’ dat bij één van de laatste twee afleveringen zal hebben gehoord. Daarin wordt geargumenteerd dat het niet vreemd of ongewenst is, zoals sommigen menen, dat hemelingen sprekend worden opgevoerd: Smytegelt, Henricus Groenewegen, à Brakel hebben een andere opvatting daarover.
Voorafgaand aan nr. 4 is nog een ongepagineerd ‘Nodig bericht aan den leezer’ te vinden.

Boekhistorische gegevens
Impressum nrs. 1-2: ‘Te Gorinchem, By Teunis Horneer, Boekverkoper en Boekdrukker in de Hoogstraat’.

Medewerkers
De titelpagina noemt de naam van de auteur: Jacob GROENEWEGEN (1707-1780), van 1750 tot in 1752 diaken van de gereformeerde gemeente te Werkendam. Wegens zijn stellingname en sympathieën met de piëtistische stroming – hij koos partij voor de opwekkingsbeweging, zoals ook tijdens de bekende ‘Nijkerkse beroerten’ – lag hij aanhoudend overhoop met de officiële kerk, in het bijzonder de classis Gorinchem.

Inhoud
‘Hier beginnen wy een Werk in des Heeren mogentheid’, begint de eerste Voorreden. De ‘bases’ van dit werk zal zijn ‘een verhaal van de aloude Heyligen, aangaande hunne lotgevallen, en die van Gods Kerk op aarde ook in hunne dagen en hoe zy in den Hemel God verheerlyken’. Hieraan zullen toegevoegd worden enkele commentaren, ter lering, ‘en ook wel eens oplossinge van zeekere duystere zaaken, of byzondere gedagten van d’een en andere dingen’. Deze commentaren, in de tekst ‘aanmerkingen’ geheten, nemen in de loop van de tijd in omvang en hoeveelheid toe.
Voor het overige zijn het de ‘heiligen’, dat wil zeggen de geloofsgenoten (gerekend vanaf Genesis 1) die de waarheden van het geloof bespreken, hun ontmoetingen met God en met elkaar, het werk van Christus. De behandelde materie houdt hoofdzakelijk verband met de verhalen uit het Oude Testament. De opgevoerde personen zijn: Adam, Cornelius de Professor, Johannes Calvijn, Daniël, Augustinus, David, Moses, Eva, Abraham, Paulus, Noach, Simeon, Jacob.
Aangezien de schrijver als ‘oefenaar’ behoorde tot de Nadere Reformatie en een belangrijke rol speelde in de piëtistische conventikels, werd zijn tekst met argusogen bekeken door de gereformeerde kerk, als bewaakster van de orthodoxe leer. Van dat conflict zijn vele sporen te vinden in de uitgave. In het ‘Nader Berigt’ meldt Groenewegen dat hij de nrs. 1 en 2 heeft ingestuurd omdat hij kerkelijke approbatie wilde krijgen. Daarop werd hij door de visitatores opgeroepen te verschijnen. Hun bezwaren gaf hij hierbij weer; maar de uitgave uitstellen wilde hij niet, omdat hij er nut mee dacht te doen en om dan ‘het gantsche werk waar van drie stukken, vele honderden Exemplaren gedrukt zyn […] op het vuur te werpen’ – nee, dat ging niet. Hij zou wel elk nieuw stukje opnieuw aan de visitatores sturen en indien inderdaad iets onrechtzinnig verklaard werd, stoppen met het blad.
In het latere ‘Nodig berigt’ maakt hij melding van nieuwe ontwikkelingen. Na het opsturen van nr. 3 heeft hij niets gehoord van visitatores. Wel had de classis hem ontboden en hem, zonder dat hij van onrechtzinnigheid beschuldigd werd, verboden voort te schrijven. Maar ja – die macht is kerkrechtelijk voorbehouden aan visitatores, niet bij de classis! Dus gaat Groenewegen voort…
Vermoedelijk heeft de kerk op de een of andere wijze toch de voortgang na nr. 4 belemmerd. Dat althans zou verder onderzoek kunnen uitwijzen. In ieder geval werd Groenewegen hierop onder censuur gesteld. Voor het overige zijn de Samenspraken een merkwaardig helder geschreven werk, waarin geen opzienbarende nieuwe meningen lijken voor te komen.

Exemplaren
STCN 297257692
Full text

Literatuur
¶ Willem Westerbeke, Jacob Groenewegen, publicist en mede-dichter van De Lofzangen Israëls. Levensschets en zijn boeken over het wezen des geloofs (Middelburg, Stichting De Gihonbron 2015); op: www.theologienet.nl (geraadpleegd 8-7-2019)
¶ S.D. Post, ‘Boekapprobatie in de classis Gorinchem in het midden van de achttiende eeuw’, in: Documentatieblad Nadere Reformatie 13 (1989) p. 113-134
¶ C.J. Clements, ‘Jacob Groenewegen’, lemma in Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 4 (1998), p. 156-158.

André Hanou
update 8-7-2019