Schatkamer van Kunst en Smaak (1791-1792)

Titelbeschrijving
Schatkamer van Kunst en Smaak, of Verzameling van verhandelingen en stukken, de wysbegeerte, letter, taal, oudheid en dichtkunde betreffende. Eerste deel No. 1 [enz.].

Periodiciteit
De Schatkamer moest blijkens het Voorbericht een maal in de drie maanden verschijnen. Drie afleveringen (‘stukjes’) vormen samen een deel en zes delen vormen het beoogde totaal. Vermoedelijk waren de ambities te hoog gegrepen, aangezien er slechts twee afleveringen bekend zijn, blijkens het impressum uit 1791 en 1792. Het Voorbericht dateert van 1 mei 1791; Saakes noemt in zijn Naamlijst van augustus 1791 en juni 1792 de nrs. 1 en 2 (p. 137 en 222).

Bibliografische beschrijving
In groot octavo. Nr. 1 telt 1-162 pagina’s (exclusief titelpagina, inhoudsopgave en Voorbericht), nr. 2 heeft 163-323 pagina’s (exclusief titelpagina en inhoudsopgave). Op de titelpagina’s wordt gewaarschuwd: ‘De Stukjes moeten ingenaaid, niet doorgestoken worden’.

Boekhistorische gegevens
De titelpagina’s van de afleveringen melden: ‘Te Utrecht, Bij G.T. van Paddenburg en Zoon’.
De afleveringen moesten blijkens Saakes’ Naamlijst van augustus 1791 en juni 1792 ƒ 1 per stuk opbrengen.

Medewerkers
Het Voorbericht is ondertekend door ‘de Verzaamelaars’. Wie achter dit Utrechtse collectief schuilgaan, is niet bekend. Zij roepen ‘alle beminnaars der Wijsgeerte, Taal- Dicht- Letter- en Oudheidkunde’ op om hun bijdragen in te sturen. Voorts wordt genootschappen uitgenodigd om de theoretische verhandelingen en dichtstukken die zij in hun eigen communicatiekanalen niet kunnen plaatsen, naar de uitgever of verzamelaars van de Schatkamer toe te zenden.
Aan deze oproep is inderdaad gehoor gegeven: door de theologiestudent Johannes CLARISSE (1770-1846), ene S. DE VISSER, advocaat Hendrik François HELMCKE, de dichteres Petronella MOENS (1762-1843), J. DE WAAL, doopsgezind predikant J.A.S. HOEKSTRA (1763-1817) uit Utrecht, de Utrechtse advocaat Pieter BODDAERT jr. (1766-1805), Gerrit VAN BOSVELT (1756-1819). Een groot aantal bijdragen is ondertekend met initialen: B.T., C., D.J.A.S.H.E.N., M.N., O., R.O.

Inhoud
De Schatkamer bevat theoretische verhandelingen, vertelsels en dichtstukken. Vrijwel alles is origineel werk. Het blad opent met een ‘Verhandeling over de Beginzelen der Aesthetiek’ waarin ruim aandacht wordt geschonken aan de opvattingen van Kant over dit thema. Ook het doorwrochte essay van Clarisse over het woordgeslacht van ‘dood’ getuigt van een wetenschappelijke aanpak, maar is door zijn gedetailleerdheid nagenoeg onleesbaar. Andere bijdragen zijn korter of hebben meer betrekking op alledaagse onderwerpen (bijvoorbeeld: wat te doen bij onweer). De dichtstukken zijn lang niet altijd gespeend van talent (Boddaert, Moens) en hebben dikwijls lichtvoetige onderwerpen (bijvoorbeeld ‘Aan de Utrechtsche meisjes’).

Relatie tot andere periodieken
De recensent van de Vaderlandsche Letteroefeningen (1791) vond dat de ‘Verzaamelaars’ van de Schatkamer alle aanmoediging verdienden. Hij constateerde dat de Schatkamer in dezelfde smaak was ingericht als het Taal- Dicht- en Letterkundig Kabinet (1781-1784) van Gerrit Brender à Brandis. De Schatkamer kon zelfs beschouwd worden als een vervolg hierop (p. 398).
Toch was de recensent niet onverdeeld enthousiast over de Schatkamer. Het stuk ‘Het Nut van wel ingerichte Genootschappen’ is ‘zeer middenmaatig en oppervlakkig’ en had eigenlijk op de plank moeten blijven liggen. De bijdrage ‘De onsterffelijke Jood’ heeft voor sprookjesliefhebbers iets bevalligs, maar ‘wy voor ons vinden het ’er niet in’. De recensent kreeg de handen evenmin op elkaar voor de pagina’s lange ‘Lierzang aan het Vaderland’ van Helmcke: hierin ‘blinkt veel dichterlyk genie, maar te gelyk ook wild vuur, uit, dat by de ontleeding geheel geen warmte meer kan geeven’ (p. 398-404).
Dertig jaar na dato blijkt het oordeel van de Recensent, ook der Recensenten (1821, nr. 3) aanmerkelijk milder. In de Schatkamer kunnen ‘bij alle de jeugdige uitwassen, toch uitnemend veel schoons, diepe gedachten en dichterlijke denkbeelden en innige gevoelens gevonden worden’ (p. 113).

Exemplaren
¶ Rotterdam, Gemeentebibliotheek: 1157 A 17

Literatuur
¶ Rietje van Vliet, ‘De dominee en de blinde schrijfster. De beslissende jaren 1791-1792 voor de carrière van Petronella Moens’, in: Moensiana 11 (2014), p. 7-15.

Rietje van Vliet