Schim (1793)

Titelbeschrijving
De Schim. Een Blad tot Nut van die het begrijpt.

Periodiciteit
Weekblad, verschenen in januari en februari 1793. Er is een voorbericht, als ‘1793’ gedateerd. De drie daaropvolgende eerste bewaard gebleven afleveringen zijn gedateerd 1, 7 en 14 januari 1793. In totaal moeten zes afleveringen het licht hebben gezien, blijkens de melding in Saakes’ Naamlijst van december 1793: ‘No. 1 tot 6 (NB. Word niet verv[olgd])’ (p. 376).

Bibliografische beschrijving
Uitgave in octavo. De afleveringen, inclusief voorbericht, tellen acht bladzijden (nr. 2 echter zestien bladzijden). Het voorbericht is niet gepagineerd. De nrs. 1-3 wel: p. 1-32. De eigenlijke afleveringen hebben een titelblok waarin te midden van de datumaanduiding een afbeelding te vinden is van een geraamte (de ‘schim’ dus) met twee doodskoppen. Het ene doodshoofd is wat minder verteerd dan het andere en heeft bovendien een baard. Daarna volgt nummeraanduiding en titel.

Boekhistorische gegevens
Colofons: ‘Te Utrecht, By de Wed. De Waal en zoon’.
De prijs per aflevering bedroeg volgens Saakes in januari 1793 2 stuivers (p. 276); voor de zes afleveringen tezamen moest in december van hetzelfde jaar 12 stuivers worden neergeteld (p. 376).

Inhoud
Het voorbericht heeft op de titelpagina slechts: ‘Een blad tot nut van die het begrijpt’, en op de verder lege versozijde daarvan de mededeling dat die lege bladzijde moet worden beschouwd als gul geschenk en visitekaartje van een schrijver die geen vergulde naam op zijn koetsportier heeft. Daarmee is een soort humoristische toon gezet.
Het bericht zelf opent met de stelling dat de schrijver zich vijf jaar, vier maanden en drie dagen afgetobd heeft met een naam te verzinnen voor zijn ‘aanstaand weekblad’. Zo lang ook waren zijn weeklachten ‘over de grafheuvelen’ gehoord. Dan volgt een reeks onduidelijke mededelingen over zijn vriend Pylades en over de ontmoeting met ‘eene naare schim’ (van Pylades?) die hem ‘een blad, een noodlottig blad’ voor ogen houdt. Die schim maakt hem bekend met ongehoorde zaken en zal als zijn postillon gaan dienen.
Na dit wat ossianistische bericht slaan de gewone afleveringen een meer sterniaanse toon aan (zo men wil: een toon in de geest van de Janus van 1787). In een wat chaotische, ironische en associatieve stijl worden berichten verstrekt, bijvoorbeeld uit het rechthuis te Duttendorp alwaar koster, schoolmeester en andere Nederlandse intellectuelen de toestand in de wereld bespreken. Men vindt ook berichten uit Amstelveen, Luna, Seineville; ‘leuke’ advertenties en andere lolligheden.
Dit alles is niet zeer geslaagd, maar verraadt wel enig talent.

Exemplaren
¶ Utrecht, Universiteitsbibliotheek: Br. 106-10 (voorbericht); Br. 127-7 (nrs. 1-3)

André Hanou